In deze zaak heeft de Stichting Elco Foundation een collectieve actie ingesteld tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. en andere financiële instellingen, waaronder Lloyds Bank PLC en UBS AG, met betrekking tot de vermeende beïnvloeding van rentebenchmarks. Het Gerechtshof Amsterdam heeft in een arrest van 11 juni 2024 geoordeeld dat de rechtbank Amsterdam rechtsmacht heeft over vordering D, terwijl het hof de ontvankelijkheid van de Stichting in de vorderingen A, B en D heeft bevestigd. De vorderingen C is door het hof niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening, in overeenstemming met de gemaakte processuele afspraken tussen partijen. Dit arrest volgt op een eerder tussenarrest van 5 maart 2024, waarin het hof partijen de gelegenheid heeft gegeven om zich uit te laten over het verdere verloop van de procedure. Het hof heeft geoordeeld dat de Stichting in eerste aanleg ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar collectieve vorderingen op basis van artikel 3:305a (oud) BW. Het hof heeft benadrukt dat er op louter processuele gronden niet is gekomen tot een inhoudelijke behandeling van de zaak, en dat de terugverwijzing naar de rechtbank gerechtvaardigd is. Het hof heeft ook het door Rabobank c.s. gevraagde cassatieverlof verleend en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij de rechtbank in het eindvonnis zal beslissen over de proceskosten in eerste aanleg.