ECLI:NL:GHAMS:2024:1590

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
200.310.620/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurovereenkomst en overlast van medebewoners

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin de vorderingen van [appellante] zijn afgewezen en de tegenvordering van de verhuurder, Ruwiel, is toegewezen. [appellante] huurde een kamer van Ruwiel en heeft vanaf het begin van haar huurperiode overlast ervaren van medebewoners. Ruwiel ontving klachten van zowel [appellante] als van de medebewoners over elkaars gedrag. De huurcommissie heeft de klacht van [appellante] ongegrond verklaard, en Ruwiel heeft een kort geding aangespannen, wat resulteerde in een ontruimingsvonnis voor [appellante]. In hoger beroep heeft [appellante] de grieven ingediend, maar het hof oordeelt dat de overlast die zij heeft veroorzaakt zodanig ernstig is dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van [appellante] af, terwijl de tegenvorderingen van Ruwiel worden toegewezen. De proceskosten worden aan [appellante] opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.310.620/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9409771 CV EXPL 21-12418
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 juni 2024
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaten: mr. L.M. Ravestijn te Amsterdam en mr. M.C.E.A. Kloosterman te Amsterdam,
tegen
EXPLOITATIEBEDRIJVEN A.P.J. RUWIEL B.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. D. de Jong te Zeist.
Partijen worden hierna [appellante] en Ruwiel genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 29 april 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 7 februari 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellante] als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en Ruwiel als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie.
Bij arrest van 14 juni 2022 is een mondelinge behandeling na aanbrengen gelast. Deze mondelinge behandeling na aanbrengen heeft plaatsgevonden op 5 september 2022. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 2 april 2024 laten toelichten, [appellante] door mr. Ravestijn voornoemd en Ruwiel door mr. S. Ajouaou te Zeist. Beide advocaten hebben daartoe spreekaantekeningen overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord en inlichtingen verstrekt.
Na afloop van de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog haar vorderingen zal toewijzen, alsnog de tegenvorderingen van Ruwiel zal afwijzen en Ruwiel zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen [appellante] uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, althans Ruwiel zal veroordelen de gevolgen van de executie van het bestreden vonnis ongedaan te maken/het nadeel van [appellante] te compenseren, met veroordeling van Ruwiel in de kosten van het geding in beide instanties.
Ruwiel heeft geconcludeerd de vorderingen van [appellante] af te wijzen en het door [appellante] ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.
[appellante] heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1. tot en met 1.15. de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn en relevant zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
[appellante] heeft vanaf 26 januari 2019 van Ruwiel een kamer gehuurd in een woonhuis in [plaats] , tegen een huurprijs van € 160,00 per maand. Een aantal voorzieningen in de woning, zoals douche en keuken, zijn gemeenschappelijk.
2.2.
Snel na de komst van [appellante] zijn er moeilijkheden ontstaan tussen haar en andere bewoners. Ruwiel heeft klachten ontvangen van medebewoners over [appellante] en ook van [appellante] over medebewoners.
2.3.
In februari 2021 heeft [appellante] zich tot de huurcommissie gewend met een klacht over Ruwiel. Bij uitspraak van 22 april 2021, verzonden op 8 juni 2021, heeft de huurcommissie, kort gezegd, overwogen dat Ruwiel niet verplicht is om strikt toe te zien op naleving van de huurovereenkomst door de andere bewoners, dat het aan de medebewoners is om elkaar aan te spreken en om onderling afspraken te maken, dat de huurcommissie geen grond ziet voor het verwijt van [appellante] dat de verstoorde verhouding tussen [appellante] en haar medebewoners is veroorzaakt door nalatig gedrag van Ruwiel, dat buurtbemiddeling een oplossing kan bieden in gevallen waarin sprake is van een verstoorde verhouding tussen meerdere bewoners, dat niet is gebleken dat Ruwiel zaken heeft nagelaten die zij wel had behoren te doen en dat [appellante] zelf een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontstane situatie. De huurcommissie heeft de klacht ongegrond verklaard.
2.4.
In augustus 2021 heeft Ruwiel een kort geding jegens [appellante] aangespannen. Bij vonnis van 24 september 2021 heeft de kantonrechter te Amsterdam, kort gezegd, [appellante] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en bepaald dat Ruwiel aan deze veroordeling geen rechten kan ontlenen in geval [appellante] zich voor de duur van de bodemprocedure onthoudt van:
“- fysieke (waaronder in ieder geval begrepen: krabben, slaan en schoppen) en ernstige verbale uitvallen naar haar medebewoners;
- het vernielen, vervuilen of beschadigen van eigendommen van Ruwiel of haar medebewoners;
- spullen en/of etenswaren gooien naar haar medebewoners en/of hen bespugen;
- haar medebewoners bedreigen.
Mocht zij zich om welke reden dan ook uitgedaagd voelen, dan dient zij zich, voor zo ver mogelijk, uit de situatie te verwijderen en zich terug te trekken op haar kamer. De kennelijk in de woning aanwezige camera kan ter controle hierop van nut zijn en [appellante] dient de aanwezigheid hiervan in afwachting van een beslissing op dit punt daarom te tolereren.”
2.5.
Inmiddels heeft [appellante] het gehuurde ontruimd en verlaten.

3.Eerste aanleg

3.1.
[appellante] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd i) te verklaren voor recht dat er een gebrek is in de nakoming van de huurovereenkomst waardoor huurprijsvermindering gerechtvaardigd is, te vermeerderen met wettelijke rente en ii) in verband daarmee Ruwiel te veroordelen tot terugbetaling van het teveel betaalde aan huurpenningen. Ook heeft zij gevorderd Ruwiel te veroordelen tot betaling van iii) € 2.000,00 aan immateriële schadevergoeding voor de door haar ondergane gedragingen en daarmee het geleden gederfd huurgenot en iv) € 1.750,00 aan vergoeding voor de door [appellante] geleden schade wegens inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer, zoals het maken van (heimelijke) camerabeelden en v) Ruwiel te bevelen de camera en camerabeelden te (doen) verwijderen uit het gehuurde, met machtiging tot tenuitvoerlegging en zulks op straffe van een dwangsom. Verder heeft zij gevorderd vi) Ruwiel te bevelen mediation in gang te zetten, om te beproeven of de situatie tussen de bewoners kan worden genormaliseerd; en indien en voor zover mediation niet zou slagen, passende woonruimte aan [appellante] te huur aan te bieden in een ander (kamer)huurobject dan wel passende woonruimte voor de medebewoners ter beschikking te stellen en vii) Ruwiel te bevelen passende woonruimte aan [appellante] te huur aan te bieden dan wel aan de medebewoners ter beschikking te stellen. Een en ander viii) met veroordeling van Ruwiel in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
3.2.
Ruwiel heeft een tegenvordering ingesteld. Zij heeft, samengevat, gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden, [appellante] te veroordelen tot ontruiming en [appellante] te veroordelen tot betaling van een gebruiksvergoeding voor de periode tussen de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van € 160,00 per maand, alsook [appellante] te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.3.
Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter de vordering van [appellante] (conventie) afgewezen en de tegenvordering van Ruwiel (reconventie) toegewezen, met veroordeling van [appellante] in de proces- en nakosten in conventie en in reconventie.

4.Beoordeling in hoger beroep

Grieven
4.1.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met acht grieven op.
Centrale vraag
4.2.
Niet in geschil is dat vrij snel nadat [appellante] haar intrek in het gehuurde heeft genomen de verhoudingen tussen [appellante] en haar medebewoners verstoord zijn geraakt. Ruwiel ontving klachten van medebewoners over [appellante] en ook van [appellante] over medebewoners.
4.3.
De vraag die in deze procedure centraal staat is of - zoals [appellante] stelt en Ruwiel betwist - de medebewoners overlast hebben veroorzaakt jegens [appellante] en Ruwiel heeft nagelaten daartegen te ageren, zodat er een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst aan de zijde van Ruwiel is die huurprijsvermindering rechtvaardigt of - zoals Ruwiel betoogt en [appellante] betwist - [appellante] haar medebewoners overlast heeft bezorgd, die zodanig ernstig is dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Goed huurder
4.4.
Uitgangspunt is dat een huurder verplicht is zich ten aanzien van het gebruik van de gehuurde zaak als een goed huurder te gedragen (artikel 7:213 BW). Deze verplichting brengt onder meer met zich dat een huurder aan anderen geen overlast bezorgt. In de huurovereenkomst tussen Ruwiel en [appellante] is ook expliciet opgenomen dat de huurder zich verplicht
“de medebewoner(s) (…) en omwonenden geen overlast aan te doen”.
Whatsapp- en e-mailberichten
4.5.
Reeds in eerste aanleg heeft Ruwiel meerdere whatsappberichten van medebewoners en e-mailberichten van [appellante] in het geding gebracht, met daarin klachten van medebewoners over [appellante] en klachten van [appellante] over medebewoners.
4.6.
Zo heeft [appellante] op 18 mei 2020 per e-mail aan Ruwiel te kennen gegeven:
“KAN IEMAND DIE KANKER […] TOT ORDE ROEPEN? ZE ZIT DE HELE DAG 24UUR 7 TE FLUITEN TE ZINGEN EN WAT NOG MEER!!!
(…) EN VERDER WOONT DIE BRAZILIAANSE MA NOG ALTIJD HIER IN HUIS
DIT IS GEWOON ABSURD EN MISLEIDEND
HELEMAAL GEEN GOED ONDERDAK EN MISLEIDING VAN HUURDERS
ALS IK NU ZIE DAT IEMAND WIL KOMEN HUREN HIER (…) ZAL IK ZEKER ZEGGEN DAT ZE (…) WEG MOETEN BLIJVEN WANT JE WORDT ALLEEN MAAR BELAST MET DE KANKERZOOI VAN GESTOORDE OUDERE VROUWEN MET MENTALE PROBLEMEN DIE JONGE VOORUITSTREVENDE MENSEN ZIEKELIJK WILLEN MAKEN DOORDAT ZIJ ZO EEN KANKERMISLUKT EN TRIEST LEVEN HEBBEN
DIE KANKERKAALKOP LOOPT LETTERLIJK DE HELE KANKERDAG TE KRIJSEN TERWIJL MENSEN GEWOONPROBEREN TE RUSTEN EN TE WERKEN!!!!DE HELE KANKERDAG MOET IK NAAR HAAR TERINGGEFLUIT LUISTEREN EN ALS IK IN HAAR BUURT OMT BEEGINT ZE TEGEN ZICHZELF TE PRATEN OF HARDER TE ZINGEN/FLUIEN
WHAT THE KANKERFUK IS DIT MAN?!!
KAP GEWOON MET DEZE KANKERZOOI EN LAAT DIT KANKERWIJF OPROTTEN NAAR HAAR OPVANG”.
4.7.
Op 1 september 2020 heeft [appellante] per e-mail aan Ruwiel medegedeeld:
“Ik wilde even melden dat ik nog steeds last heb van mijn medebewoners.
Deze melding doe ik omdat het twee dagen geleden bijna uit de hand is gelopen.
[naam 1] kwam tegen me staan schreeuwen dat ik een tafel niet mag opschuiven. (…)
[naam 1] begon die tafel weg te trekken en tegen me te schreeuwen dat ik het niet mag opschuiven (…). (…) Ik schoof die tafel dus weer op en heb gezegd dat als ze me wat wil aandoen ze maar moet doen, ik ga me echt niet door haar de les laten lezen. (…)
De vriend van dat meisje van [naam 2] heeft ook weer hier geslapen. Dat meisje doet ook weer gestoord. (…) (…) en op een gegeven moment zei een meisje dat daar was toen ze me weer in de keuken zag (…) respectloos het woord gatverdamme als indicatie dat ze het vies vond me te zien. Ik heb maar niet gereageerd want anders had ik haar op haar bek geslagen. (…)
Ik ben benieuwd wat er de volgende keer gaat komen. Wat voor gekheid ze weer gaat willen proberen. Ik ben in ieder geval van plan me niet meer in te houden. (…)
Het gaat dus gewoon door met dat lastig vallen en mensen die hier komen slapen en spelen alsof ze me kunnen lastig vallen terwijl ik hen niet eens kén. (…)
Nu is het zo dat [naam 2] die dag dat [naam 1] tegen me schreeuwde en die tafel uit mijn handen weg trok ertussen gekomen en bemoeien als altijd met alles hierin het huis. Maar het was toen al bijna uit de hand gelopen (…). (…) Het is echt te gek voor woorden dat ze met hun aanstellerij door blijven gaan, terwijl ZIJ degenen zijn die mensen in huis brengen die er niet horen en niet mogen zijn volgens de regels. (…)
Daarom vecht ik nu terug en zet ze nog meer op hun plek dan ik al deed. Maar daar ligt het gevaar dus in dat dit uit de hand gaat lopen.
Deze mails zijn meer een backup om op terug te grijpen als er iets gruwelijk mis mocht gaan. Dan heb ik ten minste allang geklaagd en kan niemand me meer iets verwijten. Ook de politie niet, want zij waren hier ook al meer dan een jaar terug van op de hoogte.”
4.8.
Op 2 oktober 2020 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel gemeld:
“(…) De ruzie liep uit de hand, normaal zou ik nooit een gesprek beginnen met [appellante] omdat het altijd uitloopt op ruzie, maar deze keer heb ik de ruzie tenminste kunnen filmen. [appellante] zei dat zowel ik als mijn ‘kankermoeder’ dood moeten omdat ik haar lastigval, namelijk dat ik vraag of ze weet waarom er zeep op de kasten was gespoten. (…) volgens mij bent u zich nog niet bewust van hoe serieus de problemen met [appellante] zijn. (…)”.
4.9.
Op 3 oktober 2020 heeft [appellante] per e-mail aan Ruwiel laten weten:
“(…) Natuurlijk was het niet mijn plan te reageren, maar haar toon bevalt me niet en is dwingend alsof ze tegen een klein en mongool kind praat dat haar moet gehoorzamen (…).
Ook begon ze erover dat ik niet sociaal ben en dat normale mensen niet zo doen...toen ben ik echt door het lint gegaan en heb ik haar uitgescholden. (…)
Ze gingen maar door samen gisteren en die moeder kwam zelfs foto’s (!) van me maken en het allemaal lachend opnemen op haar telefoon. (…)
Verder liep ik dus mijn spullen op te ruimen en kwam die poolse [naam 5] steeds achter me aan. Ik zei dat ze moet stoppen (…) met wat ze aan het doen is en provoceren en ze ging maar door. Dus heb ik haar vies en vuil uitgescholden. Het was zo erg dat de hele buurt mijn geschreeuw heeft moeten horen denk ik. Ze maken me gewoon letterlijk ziek. En ik kan niet ertegen. (…)
Ze hebben grote problemen en maken mijn leven ook tot een hel. Maar dat gaat niet lang meer zo blijven gaan, want ik slik die shit niet van ze.”
4.10.
Op 22 november 2020 heeft [appellante] per e-mail aan Ruwiel geschreven:
“(…) Kortom die waardeloze wijven stellen zich nog steeds aan, vallen me nog altijd ongestraft lastig. (…)
Ik vind die [naam 2] echt een walgelijk goor wijf (…). Echt om te kotsen. (…) Ik heb het haar weer luid en duidelijk moeten zeggen dat ze uit mijn privéleven moet blijven en dat eindigde dan weer in geschreeuw en gescheld. Samen met die gestoorde kaalkop [naam 3] waren ze verder in de keuken over me aan het praten, lachen en roddelen. (…) Ging die kaalkop weer fluiten wat ze nu ook voor mijn deur, precies hier in de wc doet als ze me ziet. (…).”
4.11.
Op 26 december 2020 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel te kennen gegeven:
“(…) Onlangs is de politie meerdere malen opgeroepen omdat [appellante] zich agressief gedroeg. Ze heeft met eten en spullen van anderen gegooid, schoenveters doorgesneden, gespuugd op spullen, en ons ook weer uitgescholden en met de dood bedreigd. ze heeft ook een paar weken geleden een zwaar metalen sportapparaat van de trap gegooid toen ze boos was, terwijl ik beneden stond. Alle bewoners (…) voelen zich al langere tijd onveilig in huis met [appellante] . Het is nu genoeg geweest. We hopen dat u de ernst van de situatie kan inzien en ons te hulp kan staan.
We hebben net ontdekt dat [appellante] in een van onze kamers is geweest, en deze heeft ondergespoten met een soort olie. Ook is mijn moeders auto bekrast. Ik heb contact opgenomen met de politie.
Er is zojuist weer politie geweest. [appellante] probeerde in mijn moeders auto in te breken. Mijn moeder heeft haar spullen gevonden op het dak. Toen ze het wilde pakken had [appellante] een mes een haar hand. Toen de politie kwam heeft [appellante] dit allemaal toegegeven.”
4.12.
Op 27 december 2020 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel medegedeeld:
“(…) Elke huisgenoot is doodsbang, sommige slapen niet eens meer in dit huis door [appellante] . Hopelijk is het geloofwaardig genoeg wanneer een van ons door haar wordt neergestoken.”
4.13.
Op 30 januari 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel geschreven:
“(…) Toen ik schrok en vroeg of ze niet even kon wachten, schold ze me uit. Daarna was ze (…) weg. Vervolgens kwam ze terug om in mijn gezicht te spugen om 3:20 in het filmpje. Ik pakte toen mijn telefoon op en er is ook beeld vanaf dat punt. (…)”.
4.14.
Op 28 februari 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel gemeld:
“Nadat [appellante] de gele doek heeft neergelegd, spuugt ze in haar hand en stopt ze dit in de waterkoker. Daarna doet ze ook wat water erbij met haar hand. Om precies 0:13.”
4.15.
Op 26 juni 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel te kennen gegeven:
“(…) [appellante] was gisteren boos op iedereen in huis en pakte een bloem van mij, gooide die op straat en brak mijn vaas die ik als cadeau kreeg van mijn zus. Ik was erg overstuur en nerveus voor haar omdat ik hier nooit een probleem met haar had, en ik heb haar altijd goed behandeld. Ik ging haar vragen waarom ze dit deed en ze vervloekte me veel en viel me aan. De politie kwam hier en nam haar gearresteerd naar het politiebureau. Ik informeer je omdat ik erg verdrietig en bang ben. (…)”.
4.16.
Op 27 juni 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel laten weten:
“(…) I come trought this letter to inform you about the things that have been happening here in the house since a long time, we are living a psychological torture and attacks against our safety from part of (…) [appellante] , she already shot hot soup against a room colleague, took a knife for [naam 2] , also threw a suitcase at her while she was descending the stairs , she spits in the water kettle (…), she lives calling us (at screams) of bitches, accuses us of doing things that we don’t, a total absurd. In addition to destroy our things and throw them away. Last Friday she phisicly assaulted [naam 4] and the police took her on arrest, but she is already free in the house again, and i’m afraid of our lives because every day she is becoming more dangerous. We are running real risk of death. Everyone in house have a good relationship, only she has problems with everyone. (…)”.
4.17.
Op 10 oktober 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel gemeld:
“(…) je hebt gevraagd of de situatie in huis rustig was. Dit is inmiddels omgeslagen. Ze probeert ons uit te lokken door kots geluiden en dergelijke te maken als ze ons ziet, de hete kraan aan te laten en weg te gaan als wij douchen, en ons expres in de ochtend wakker maken door zo veel mogelijk lawaai te maken. Vervolgens filmt [appellante] ons de hele tijd om onze reactie uit te lukken en op beeld te krijgen. (…)”.
4.18.
Op 26 november 2021 heeft een medebewoner via whatsapp aan Ruwiel medegedeeld:
“(…) I just made this video. She is here washing the bathroom and has opened every door in the house. I’m really sick of sinusitis because she’s doing it every day
I thought about calling the police because it has had its doors open for 1 hour”.
Waarachtigheid en betrouwbaarheid
4.19.
[appellante] trekt de waarachtigheid en betrouwbaarheid van de whatsappberichten van haar medebewoners in twijfel
(grief I).
4.20.
Uitgangspunt is dat bewijs kan worden geleverd door alle middelen (artikel 152 lid 1 Rv) en dat de rechter vrij is in zijn bewijswaardering (artikel 152 lid 2 Rv).
4.21.
De omstandigheid dat in sommige whatsappberichten met pen opmerkingen zijn geschreven, zoals
“Hierna: geluidsopname”, “en onprettig wordt ervaren”,
“Filmpje”en
“vermijden en niks “uit te lokken””(producties 7 en 13 van de zijde van Ruwiel) en dat sommige (dubbele) zinnen met pen zijn doorgehaald, doet naar het oordeel van het hof niet af de waarachtigheid en betrouwbaarheid van deze berichten. Het komt het hof voor dat de opmerkingen en doorhalingen te maken hebben met het feit dat het screenshots van whatsappberichten betreft. De teneur van de berichten is
- zowel met als zonder deze opmerkingen en doorhalingen - duidelijk.
4.22.
Voor zover [appellante] gelet op het voorgaande al gevolgd zou moeten worden in haar betoog dat in de berichten is geknipt en geplakt, dat niet de hele berichten, althans niet alle opvolgende berichten zijn overgelegd en dat niet steeds is weergegeven op welke tijdstippen de berichten zijn verzonden en of er op de berichten is gereageerd, is dit geen grond voor twijfel aan de waarachtigheid en betrouwbaarheid van de berichten. De berichten zijn voldoende gedetailleerd en specifiek en de strekking van de berichten is duidelijk.
4.23.
De omstandigheid dat meerdere whatsappberichten van hetzelfde telefoonnummer afkomstig zijn (in elk geval producties 7, 10, 11, 13 en 16 van de zijde van Ruwiel) leidt evenmin tot twijfel. Dat een van de medebewoners het voortouw heeft genomen in de communicatie met Ruwiel, betekent niet dat getwijfeld moet worden aan de waarachtigheid en betrouwbaarheid van de berichten van deze medebewoner en de andere medebewoners. De strekking van de berichten is duidelijk. Voor zover [appellante] heeft bedoeld te betogen dat slechts sprake is van onenigheid tussen haar en één medebewoner, gaat het hof daaraan voorbij. Dit alleen al omdat er ook whatsappberichten van andere medebewoners (met andere telefoonnummers) in het geding zijn gebracht door Ruwiel (in elk geval producties 18 en 19).
4.24.
Dat een schermafbeelding in een van de berichten (productie 16 van de zijde van Ruwiel) onduidelijk is, betekent niet dat dit bericht daardoor aan waarachtigheid en betrouwbaarheid inboet. De tekst van het bericht onder de afbeelding is voldoende leesbaar (en ook met pen ernaast geschreven) en ook de teneur van dit bericht is duidelijk.
4.25.
Dat Ruwiel in een van de berichten heeft gemeld dat er
“standaard gelogen”wordt (productie 11 van de zijde van Ruwiel), is geen grond voor twijfel aan de waarachtigheid en betrouwbaarheid van de whatsappberichten. Zowel [appellante] als haar medebewoners hebben zich veelvuldig tot Ruwiel gewend met hun klachten. Dat Ruwiel op enig moment een enkele opmerking als voormeld heeft gemaakt, acht het hof niet van betekenis. Daarbij komt dat de whatsappberichten van de medebewoners deels op dezelfde voorvallen zien (producties 16, 18 en 19 van de zijde van Ruwiel), dat deze voorvallen deels ook door [appellante] zelf zijn genoemd op het door haar ingevulde aangifteformulier (productie 13 van de zijde van [appellante] ) en dat van een van deze voorvallen een proces-verbaal van aangifte door een medebewoner en een proces-verbaal van verhoor van [appellante] als verdachte zijn opgemaakt (productie 17 van de zijde van Ruwiel en productie 14 van de zijde van [appellante] ). De berichten sluiten dan ook op elkaar aan en bieden een eensluidend beeld. De strekking van de berichten is duidelijk.
4.26.
Grief I faalt dan ook.
Beledigende, bedreigende, agressieve uitlatingen en fysieke uitvallen
4.27.
Het hof is van oordeel dat uit de whatsapp- en e-mailberichten het beeld naar
voren komt dat [appellante] zich gedurende langere tijd herhaaldelijk en op indringende
wijze beledigend, bedreigend en agressief heeft uitgelaten, zowel in haar
e-mailberichten aan Ruwiel over haar medebewoners als fysiek tegenover haar medebewoners. Dat ook de medebewoners van [appellante] een aandeel in de verstoring van de verhoudingen hebben gehad is aannemelijk, maar uit de berichten blijkt dat [appellante] het overgrote aandeel daarin had en dat zij buitenproportioneel heeft gereageerd op gedrag van haar medebewoners dat zij als provocerend ervoer. [appellante] heeft met haar handelen de grenzen van het onbetamelijke meermaals overschreden, waarbij er zelfs fysieke uitvallen van [appellante] richting haar medebewoners hebben plaatsgevonden. Ook als de e-mailberichten van [appellante]
- zo begrijpt het hof het standpunt van [appellante] - niet letterlijk opgevat moeten worden en ‘door het lint gaan’ gelezen moet worden als ‘schreeuwen’
(grief IV), verandert dit niets aan de strekking van deze berichten.
Verder valt uit de whatsappberichten van de medebewoners op te maken dat zij zich door het handelen van [appellante] niet veilig hebben gevoeld en vreesden voor verdere escalaties.
Medebewoners
4.28.
Dat het juist haar medebewoners waren die overlast hebben veroorzaakt, dat haar handelen slechts een reactie was op het gedrag van haar medebewoners, dat juist zij vreesde voor haar medebewoners, dat zij zich zoveel mogelijk terugtrok op haar kamer en dat haar reactie gerechtvaardigd was, zoals [appellante] stelt
(grieven III, V en VI),volgt het hof niet.
4.29.
Allereerst valt niet uit de whatsappberichten van de medebewoners op te maken dat [appellante] is geprovoceerd, getart of gepest. Zoals hiervoor al overwogen, blijkt uit de berichten juist dat het initiatief merendeels bij [appellante] lag en dat zij buitenproportioneel heeft gereageerd op gedrag van haar medebewoners dat zij als provocerend ervoer. Het door [appellante] gestelde provoceren, tarten en pesten rijmt ook niet met de uit deze berichten naar voren komende angst van de medebewoners voor confrontaties met [appellante] . Alleen [appellante] heeft een andere kijk op de zaken, terwijl bovendien haar eigen e-mailberichten - zelfs als deze niet letterlijk opgevat moeten worden - het hiervoor geschetste beeld bevestigen van beledigende, bedreigende, agressieve uitlatingen en fysieke uitvallen van [appellante] jegens haar medebewoners.
4.30.
[appellante] verwijst nog naar beweerdelijke mishandelingen die staan vermeld in een door haar in het geding gebrachte verwijsbrief van haar huisarts van 30 juni 2021 en het voorval betreffen met de tafel (zie hiervoor onder 4.7), het voorval op 25 juni 2021 (zie hiervoor onder 4.15 en 4.16) en ‘eerdere agressie’. [appellante] heeft echter onvoldoende concreet gesteld dat haar medebewoner de tafel opzettelijk hard tegen haar aan heeft geschoven, zodat het hof reeds daarom aan dit voorval voorbij gaat. Uit voormeld door [appellante] ingevuld aangifteformulier (zie hiervoor onder 4.25) maakt het hof op dat het voorval van 25 juni 2021 draaide om een platte kartonnen doos die [appellante] kwijt was en waarvan de medebewoners ontkenden dat zij deze hadden weggenomen, waarna [appellante]
“ook iets van hen weggenomen heeft”. Zelfs als de medebewoners de doos van [appellante] zouden hebben weggenomen, rechtvaardigt dit naar het oordeel van het hof niet haar daaropvolgende gedrag. Dat [appellante] daarbij letsel zou hebben opgelopen, doet aan het vorenstaande niet af. De in de verwijsbrief gemelde ‘eerdere agressie’ heeft [appellante] in het geheel
niet nader toegelicht, zodat het hof daaraan voorbij gaat.
4.31.
Verder komt uit de whatsappberichten van de medebewoners en de
e-mailberichten van [appellante] niet het beeld naar voren dat zij haar medebewoners vreesde en zich zoveel mogelijk terugtrok op haar kamer, zoals zij stelt. Integendeel, in haar eigen e-mailberichten staat vermeld dat zij zich niet
“de les”laat lezen, terugvecht,
“ze nog meer op hun plek”zet dan ze
“al deed”en
“die shit niet van ze”slikt. Ook als deze e-mailberichten niet letterlijk opgevat moeten worden, volgt hieruit veeleer dat [appellante] de confrontatie met haar medebewoners niet uit de weg ging. Dat [appellante] op 25 oktober 2021 - als de verhoudingen reeds langere tijd ernstig verstoord zijn - per e-mail een offerte heeft aangevraagd bij een beveiligingsbedrijf
(grief II), doet daaraan niet af en laat eerder zien dat [appellante] de proporties uit het oog dreigt te verliezen. Dat er - zoals [appellante] - stelt een situatie was ontstaan van allen tegen een
(grief IV), kan zo zijn, maar moet als een gevolg van haar eigen gedrag worden beschouwd. Dat er mogelijk ook klachten waren over andere medebewoners, doet aan het vorenstaande evenmin af. Gesteld noch gebleken is bovendien dat die betrekking hadden op overlast jegens [appellante] .
4.32.
Deze grieven falen dus.
Aangiftes, meldingen bij instanties
4.33.
De aangiftes van januari 2021 en juli 2021 (zie hiervoor onder 4.25) die [appellante] heeft gedaan van het verspreiden van valsheden en leugens over haar, smaad en laster, de camera’s in het gehuurde, het voorval van 25 juni 2021, het proces-verbaal van verhoor door de politie van 25 juni 2021 (zie hiervoor onder 4.25) en de meldingen die [appellante] heeft gedaan bij instanties als Amnesty, het College voor de Rechten van de Mens en het Amstelveenloket leiden het hof niet tot een ander oordeel
(grieven IV en VI).
Ruwiel
4.34.
[appellante] heeft nog aangevoerd
(grieven V, VII en VIII)dat juist Ruwiel is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en zij onvoldoende heeft gedaan om de situatie in de woning te neutraliseren en te verbeteren en [appellante] en haar medebewoners ongestoord huurgenot te bieden. Ruwiel had daartoe, aldus [appellante] , vele mogelijkheden, maar heeft dit nagelaten.
Dit betoog wordt verworpen. Het is allereerst aan de medebewoners om elkaar aan te spreken en om onderling afspraken te maken om tot een goede onderlinge verstandhouding te komen en zo een veilige woonomgeving voor iedereen te creëren. Duidelijk is dat dit [appellante] en haar medebewoners niet is gelukt.
Niet in geschil is dat Ruwiel gesprekken heeft gevoerd met de medebewoners en dat zij [appellante] heeft aangesproken op haar gedrag. Ruwiel heeft op deze wijze getracht de situatie in de woning te normaliseren. Dat zij om haar moverende redenen niet het gesprek is aangegaan met alle bewoners gezamenlijk en geen externe bemiddelaar heeft ingeschakeld, kan haar - zelfs als [appellante] en haar medebewoners daar op enig moment voor open zouden hebben gestaan - niet worden tegengeworpen. Dat geldt ook voor het om haar moverende redenen niet (laten) verwijderen van de door de medebewoners in de woning geplaatste camera(’s). Het stond Ruwiel vrij te proberen
de situatie in de woning te normaliseren op de wijze die zij geraden achtte.
4.35.
Daarbij komt dat Ruwiel op enig moment wel degelijk geprobeerd heeft met
alle bewoners gezamenlijk het gesprek aan te gaan en/of een externe bemiddelaar in te
schakelen.
Vast staat dat de medebewoners op dat moment in ieder geval niet (meer) bereid waren mee te werken aan bemiddeling en dat zij dit op 26 oktober 2021 ook schriftelijk aan Ruwiel kenbaar hebben gemaakt. Weliswaar betoogt [appellante] dat het hier om een - zo begrijpt het hof - door Ruwiel voorbereide schriftelijke verklaring gaat
(grief I), maar dit betoog faalt. De enkele omstandigheid dat deze verklaring woorden bevat die volgens [appellante] overeenstemmen met de woordkeuze van Ruwiel is daartoe onvoldoende. Bovendien is de verklaring ondertekend in meerdere handschriften, waaruit - ook als de verklaring voorbereid zou zijn door Ruwiel - blijkt van instemming met de inhoud van de verklaring door meerdere medebewoners van [appellante] .
Vast staat ook dat buurtbemiddeling op 1 november 2021 aan Ruwiel heeft bericht haar melding niet in behandeling te nemen omdat de situatie niet voldeed aan haar aannamecriteria.
4.36.
Niet valt in te zien dat Ruwiel een verwijt kan worden gemaakt van de verstoorde verhoudingen tussen [appellante] en haar medebewoners, dat van haar naar redelijkheid en billijkheid meer kon worden verwacht dan zij heeft gedaan en dat zij gehouden zou zijn om (alsnog) meer te doen dan zij heeft gedaan. Van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst aan de zijde van Ruwiel is dus geen sprake.
4.37.
Voor zover [appellante] aan de hand van citaten uit een opzeggingsmail van een medebewoner aan Ruwiel van 28 december 2020 het handelen van Ruwiel in twijfel trekt en betoogt dat zij verdeeldheid onder de bewoners veroorzaakte en de bewoners intimideerde, gaat het hof hieraan voorbij. Een enkele e-mail van een medebewoner die een verschil van mening had met Ruwiel is onvoldoende om daaruit te kunnen afleiden dat Ruwiel een verwijt treft ter zake de verstoorde verhoudingen tussen [appellante] en haar medebewoners.
4.38.
Deze grieven falen dus.
Overlast
4.39.
Al het voorgaande leidt tot het oordeel dat Ruwiel voldoende onderbouwd heeft gesteld om te concluderen dat [appellante] gedurende langere tijd ernstige en structurele overlast heeft veroorzaakt jegens haar medebewoners en dat haar medebewoners zich door het handelen van [appellante] niet langer veilig voelden en vreesden voor verdere escalaties. [appellante] heeft daar onvoldoende tegenover gesteld.
E-mail wijkagent en opzeggingsmail medebewoner
4.40.
Dit vindt ook steun in een e-mail van de wijkagent aan Ruwiel van 25 februari 2021 en in voormelde opzeggingsmail van een medebewoner aan Ruwiel. Aan de (onvoldoende) betwisting van (de bewijskracht van) deze e-mails
(grief II)gaat het hof voorbij.
Geen (voldoende) verbetering
4.41.
Uit het voorgaande volgt ook dat er geen (voldoende) verbetering in de
verhouding tussen [appellante] en haar medebewoners na het vonnis in kort geding is geweest. Weliswaar hebben de medebewoners melding gemaakt van minder ernstige voorvallen dan in de periode voor het vonnis in kort geding, maar ze berichtten wel nog overlast van [appellante] te ervaren. Daarbij betrekt het hof dat Ruwiel op de mondelinge behandeling in eerste aanleg te kennen heeft gegeven dat het in de maanden voor de mondelinge behandeling niet rustig is geweest en dat - zo heeft zij onweersproken aangevoerd - de medebewoners de koelkast en waterkoker uit de gemeenschappelijke keuken hebben verwijderd en dat zij al hun spullen op hun kamers bewaarden in plaats van in de gemeenschappelijke keuken uit vrees voor het gedrag van [appellante] .
Tekortkoming en ontbinding huurovereenkomst
4.42.
De overlast levert een tekortkoming van [appellante] op in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. De overlast was ernstig en structureel en er was sprake van een onhoudbare situatie in de woning. Daarmee heeft de tekortkoming voldoende gewicht om de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen te rechtvaardigen (artikel 6:265 lid 1 BW)
(grief VIII).
Het belang van de medebewoners om in een veilige omgeving te wonen, weegt zwaarder dan het belang van [appellante] bij behoud van het gehuurde.
4.43.
In een dergelijk geval rust op Ruwiel geen wettelijke of contractuele verplichting, die ook niet is gesteld, tot het aanbieden van andere woonruimte aan [appellante] .
Bewijslevering
4.44.
Aan bewijslevering wordt niet toegekomen, nu [appellante] daarvoor onvoldoende concreet feitelijke stellingen heeft aangevoerd, die indien zij komen vast te staan, tot een andere beslissing aanleiding geven
(grief IV).
Slotsom
4.45.
De slotsom is dat de grieven falen. De vorderingen van [appellante] zijn niet toewijsbaar en de tegenvorderingen van Ruwiel zijn terecht toegewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
Proceskosten
4.46.
[appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep. De gevorderde nakosten worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Terugbetaling
4.47.
Voor terugbetaling van hetgeen krachtens het bestreden vonnis al door [appellante] is betaald als gevorderd door [appellante] , bestaat - zo van enige betaling al
sprake zou zijn - bij deze uitkomst geen grond. Die vordering wordt afgewezen.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Ruwiel begroot op € 783,00 aan verschotten en € 3.642,00 (3 punten x tarief II) voor salaris en op € 178,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 92,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J. Dun, mr. J.E. van der Werff en mr. A.J.M. Lauvenberg en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2024.