ECLI:NL:GHAMS:2024:1556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
23-003804-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en opzetheling van een horloge met overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019. De verdachte, geboren in 2000, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. De zaak betreft diefstal in vereniging van een horloge en opzetheling van een ander horloge. Tijdens de behandeling van de zaak op 23 mei 2024 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk zou worden verklaard in het hoger beroep voor het vrijgesproken feit. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard voor dat deel van de zaak.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, maar het hof heeft deze straf verlaagd naar 21 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte had samen met anderen een horloge gestolen van een slachtoffer dat het horloge te koop had aangeboden via Marktplaats.nl. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de jonge leeftijd van de verdachte.

De benadeelde partij heeft een schadevergoeding van € 1.650,00 gevorderd, welke vordering door het hof is toegewezen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij, met wettelijke rente vanaf de aanvangsdatum. Het hof heeft de op te leggen straffen en maatregel gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de beslissing van de rechtbank voor het overige bevestigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003804-19
datum uitspraak: 6 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-871208-18 en 15-710009-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Noord-Holland vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het openbaar ministerie met toepassing van artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van feit 2. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van de zaak, zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 2.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen vervangt door de bewijsmiddelen die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de aanvulling op dit arrest.
Oplegging van straf
De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 3 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 3 subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 32 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij de reclassering, waarbij zij rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan de diefstal van een kostbaar horloge. Het slachtoffer had het horloge via een advertentie op de website Marktplaats.nl te koop aangeboden. Verdachte en/of (een van) zijn mededaders hebben hierop gereageerd en er is een afspraak gemaakt bij het slachtoffer thuis. Een medeverdachte is naar het huis van het slachtoffer gegaan en heeft het horloge bezichtigd. Op het moment dat de koop zou worden gesloten, is de medeverdachte er met het horloge vandoor gegaan. Dit is een ernstig feit. Het slachtoffer is op brutale wijze bestolen in zijn eigen woning, de plek waar iedere burger zich veilig zou moeten voelen. Naast de materiële schade brengt een dergelijk feit naar de ervaring leert voor het slachtoffer vaak ook gevoelens van angst en onveiligheid met zich mee die lang kunnen aanhouden. Dit rekent het hof de verdachte ernstig aan.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de heling van een ander gestolen horloge. Heling is een ondermijnend strafbaar feit, doordat het zorgt voor de instandhouding van een markt voor gestolen goederen en daarmee vermogenscriminaliteit in de hand werkt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 mei 2024 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof verder acht geslagen op:
- een over verdachte uitgebracht psychologisch rapport, gedateerd 21 september 2018, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam 1];
- een over verdachte uitgebracht voorlichtingsrapport, gedateerd 10 januari 2019, afkomstig van [naam 2], forensisch maatschappelijk werker;
- een over verdachte uitgebracht aanvullend psychologisch rapport, gedateerd 5 maart 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog [naam 1];
- een over de verdachte uitgebracht reclasseringsadvies, gedateerd 1 april 2019, opgesteld door [naam 3] van Reclassering Nederland.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in beginsel een vrijheidsbenemende straf voor de duur van 24 maanden passend is. Deze straf is lager dan door de advocaat-generaal geëist omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt. Evenals de rechtbank houdt het hof de verdachte immers niet verantwoordelijk voor het bij de diefstal door een van de medeverdachten gebruikte vuurwapengeweld. Het hof houdt verder ten gunste van de verdachte rekening met zijn jonge leeftijd. Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof thans – mede gelet op het tijdsverloop – geen aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden. De officier van justitie heeft op 15 oktober 2019 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. De behandeling ter terechtzitting in hoger beroep had moeten zijn afgerond met een einduitspraak binnen 24 maanden nadat hoger beroep is ingesteld, nu de verdachte reeds kort na het instellen van het hoger beroep – op 5 november 2019 – in vrijheid is gesteld. Het hof wijst arrest op 6 juni 2024. Er is in hoger beroep dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim tweeënhalf jaar.
Deze aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn wordt verdisconteerd in de op te leggen straf. Het hof houdt eveneens rekening met de toepassing van artikel 63 Sr.
De in beginsel passend geachte gevangenisstraf van 24 maanden wordt verminderd met drie maanden. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.650,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij heeft het aankoopbedrag (inclusief de kosten voor invoer) van het van hem gestolen Cartier Tank Basculante horloge gevorderd, te weten een bedrag van € 1.650,00. Dit bedrag komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor, gelet op de aangifte en de onderbouwing van de vordering. Het horloge werd, blijkens die aangifte, voor € 2.500,00 op Marktplaats te koop aangeboden. De benadeelde partij heeft een aankoopoverzicht via PayPal bijgevoegd, waaruit blijkt dat hij op [Datum] het Cartier Tank Basculante horloge heeft aangeschaft voor een bedrag van 1.690,00 USD en een bankafschrift, waaruit volgens opgave van de benadeelde partij blijkt dat een bedrag van € 339,15 aan invoerrechten is afgeschreven.
Naar het oordeel van het hof staan in deze zaak de bewezen verklaarde heling en de door de benadeelde partij geleden schade in zodanig nauw verband met elkaar dat die schade redelijkerwijs moet worden aangemerkt als rechtstreeks aan de benadeelde partij toegebracht. Het hof betrekt daarbij dat de verdachte vooraf in contact stond met ‘de dief’ over de diefstal van een horloge en hij kort na de diefstal betrokken was bij de verkoop van het Cartier Tank Bascule horloge. Daarmee heeft de verdachte zich niet alleen samen met anderen als heer en meester over het horloge gedragen, maar heeft hij er tevens aan bijgedragen dat de schade die de benadeelde in eerste instantie door de diefstal heeft geleden, voortduurt.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-871208-18 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-710009-19 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.650,00 ( zestienhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het in de zaak met parketnummer 15-710009-19 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.650,00 (zestienhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 26 (zesentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 april 2018.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 juni 2024.
Mr. V.J.M. Goldschmeding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]