ECLI:NL:GHAMS:2024:1555

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
23-003803-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van poging tot doodslag en diefstal met geweld, overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019. De verdachte, geboren in 1999, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 3. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot doodslag en diefstal met geweld van een horloge ter waarde van 13.000 euro. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met een geladen vuurwapen op de aangever heeft geschoten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever. De verdachte is schuldig bevonden aan de eendaadse samenloop van poging tot doodslag en diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 48 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 53 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Uiteindelijk is de straf vastgesteld op 48 maanden, met aftrek van voorarrest, en is de verdachte veroordeeld tot teruggave van een in beslag genomen riem.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003803-19
datum uitspraak: 6 juni 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 3 oktober 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-871522-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte en het openbaar ministerie hebben hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte en de officier van justitie in het hoger beroep
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 3.
Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld. Blijkens de mededeling van de advocaat-generaal op de terechtzitting van 12 oktober 2020 en de vordering van de advocaat-generaal van 23 mei 2024 richt het hoger beroep van het openbaar ministerie zich niet tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde feit. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek naar dit feit zal het hof de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 3.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks [datum] te [plaats], althans in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks [datum] te [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (type: Audemars piquet waarde: 13.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s):
-zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres 2]) heeft/hebben begeven en/of
-(na bezichtiging van het horloge) (in die woning) die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en/of
-dit vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op of tegen en/of in de richting van de borst, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer] heeft gericht en/of gehouden en/of
-met dit/dat (vuur)wapen op en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie komt, en voorts – mede gelet op de gewijzigde proceshouding van de verdachte in hoger beroep en het tijdsverloop – tot andere overwegingen ten aanzien van het bewijs en de op te leggen straf, zodat een (partiële) bevestiging van het vonnis een te onoverzichtelijk samenstel van beslissingen en motiveringen zou opleveren.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde aan de hand van haar pleitnota betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van poging tot doodslag. De raadsvrouw heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat niet blijkt van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het overlijden van de aangever.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend te hebben geschoten. Hij wist dat het wapen geladen was. Hij heeft verklaard dat hij schrok toen hij bij de voordeur stond en de aangever achter hem aan leek te komen en dat hij zich toen omdraaide en het vuurwapen afschoot.
Het hof ziet geen aanleiding om aan te nemen dat het de bedoeling van de verdachte was om de aangever daadwerkelijk van het leven te beroven en ziet zich daarom voor de vraag gesteld of de verdachte met zijn handelen voorwaardelijk opzet had op de dood van de aangever.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – in dit geval de dood van [slachtoffer] – aanwezig is indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. Het gaat daarbij om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten, dat wil zeggen: een in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. De beantwoording van de vraag of de gedraging van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffend gevolg heeft aanvaard.
Het hof stelt vast dat de verdachte met een geladen vuurwapen de woning van [slachtoffer] is binnengegaan, op enig moment het horloge heeft gepakt en vervolgens, toen hij al bij de voordeur stond, zich heeft omgedraaid en zonder aarzeling op korte afstand gericht met een vuurwapen op de aangever heeft geschoten. Het hof leidt uit de fotobijlage bij het verhoor van de aangever af dat de kogel, gelet op de hoogte van de kogelinslag in het raam van de tochtdeur, vitale lichaamsdelen van de in de woonkamer aanwezige aangever had kunnen treffen. Naar het oordeel van het hof bestond er dan ook een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat [slachtoffer] door de kogel dodelijk zou worden getroffen. Kijkend naar de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de verdachte heeft hij die aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer bewust aanvaard. Daarom acht het hof bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet op de dood van de aangever heeft gehad. Het feit dat er twee tochtdeuren met drie millimeter dik glas tussen de verdachte en de aangever in stonden, doet aan die aanmerkelijke kans en de bewuste aanvaarding daarvan niet af. Gelet op de wijze van schieten en het feit dat de aangever geen statisch object was, bestond de aanmerkelijke kans dat de aangever zich op het moment van schieten in de schotbaan bevond. De verdachte verkeerde immers in de veronderstelling dat de aangever hem achterna kwam. Achteraf gezien is gebleken dat de aangever niet achter de verdachte is aangelopen, maar dat hij achter de tweede tochtdeur is blijven staan. Ook is de baan van de kogel kennelijk afgebogen nadat de kogel door het glas van de eerste tochtdeur is gegaan, al dan niet veroorzaakt door een gebrek aan het vuurwapen. Dat zijn toevallige, voor de aangever gelukkige omstandigheden waar de verdachte zich echter in het geheel geen rekenschap van heeft gegeven.
Op grond van het vorenstaande acht het hof bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van de aangever en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op [datum] te [plaats], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op [datum] te [plaats], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (type: Audemars piquet), toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte:
-zich naar de woning van voornoemde [slachtoffer] (gelegen aan de [adres 2]) heeft begeven en
-na bezichtiging van het horloge in die woning die [slachtoffer] een vuurwapen heeft getoond en
-dit vuurwapen op de borst van voornoemde [slachtoffer] heeft gericht en
-met dit vuurwapen op die [slachtoffer] heeft geschoten.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van
poging tot doodslag
en
diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij zij rekening heeft gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met (bedreiging met) geweld en aan een
poging tot doodslag. Het slachtoffer had via een advertentie op de website Marktplaats.nl een kostbaar horloge te koop aangeboden. De verdachte en/of zijn mededaders hebben hierop gereageerd en er is een afspraak gemaakt bij het slachtoffer thuis. De verdachte is naar het huis van de aangever gegaan en heeft het horloge bezichtigd. Op het moment dat de koop zou worden gesloten, heeft de verdachte een vuurwapen getrokken en op de aangever gericht. De verdachte heeft het horloge meegenomen en is naar de voordeur gelopen. In de hal heeft hij zich omgedraaid en heeft hij zonder enige noodzaak gericht op
de aangever geschoten. De aangever mag zich gelukkig prijzen dat hij niet door de kogel is geraakt. Dit is echter geenszins aan het handelen van de verdachte te danken.
Het gaat om een zeer ernstig feitencomplex. Het slachtoffer is beroofd en beschoten in zijn eigen woning, de plek waar iedere burger zich veilig zou moeten voelen. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten vaak nog lange tijd gebukt gaan onder de nadelige psychische gevolgen van wat hen is overkomen. Daarnaast is de rechtsorde door het handelen van verdachte ernstig geschokt. Gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving worden hierdoor versterkt.
De ernst van de feiten maakt dat hierop naar het oordeel van het hof niet anders gereageerd kan worden dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof, evenals de rechtbank, ten gunste van verdachte rekening gehouden met zijn relatief jeugdige leeftijd. Ook weegt het hof mee dat uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 mei 2024 blijkt dat hij niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Verder heeft het hof acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 21 juni 2022, waaruit blijkt dat de verdachte de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf heeft uitgezeten en hij sinds zijn invrijheidstelling een andere koers lijkt te varen, met positieve ontwikkelingen op verschillende leefgebieden als resultaat.
Naar het oordeel van het hof is, gelet op de ernst van de feiten, oplegging van een zwaardere straf dan die de rechtbank heeft opgelegd in beginsel passend. Het hof acht alles afwegende en mede gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht een gevangenisstraf voor de duur van 53 maanden passend en geboden.
Redelijke termijn
De redelijke termijn is in hoger beroep overschreden. De behandeling ter terechtzitting in hoger beroep had moeten zijn afgerond met een einduitspraak binnen 16 maanden nadat hoger beroep is ingesteld. De officier van justitie heeft op 15 oktober 2019 hoger beroep ingesteld (en de verdachte op 17 oktober 2019) tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof wijst arrest op 6 juni 2024. Er is in hoger beroep dus sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim drie jaar.
Deze aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn wordt verdisconteerd in de op te leggen straf.
De in beginsel passend geachte gevangenisstraf van 53 maanden wordt verminderd met vijf maanden. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 55, 287 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
48 (achtenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1.00 STK riem, (944660).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. V.J.M. Goldschmeding, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juni 2024.
Mr. V.J.M. Goldschmeding is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[......]