Uitspraak
1.Procesverloop
2. Inhoud van het verzoek
3.Beoordeling van het verzoek
ultimum remedium, terwijl in casu voldoende alternatieven mogelijk waren. Gelet op artikel 5 EVRM heeft verzoeker recht op schadeloosstelling.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een minderjarige verzoeker, geboren op [geboortedag] 2004, die schadevergoeding vroeg voor de ondergane ophouding voor verhoor in een strafzaak. Het verzoekschrift was op 20 november 2023 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 6 maart 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 23 april 2024 zijn de advocaat-generaal, verzoeker en diens advocaat gehoord.
Het verzoek was gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding van € 130,00 voor geleden schade door de ophouding en € 680,00 voor kosten van rechtsbijstand. Het hof heeft vastgesteld dat de strafzaak, waar het verzoek betrekking op had, op 24 augustus 2023 was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De raadsman van verzoeker stelde dat, ondanks dat verzoeker niet in verzekering was gesteld, hij ontvankelijk moest worden verklaard in zijn verzoek, omdat hij als minderjarige enkele uren in een politiecel had verbleven, wat hem veel stress zou hebben bezorgd.
Het hof oordeelde echter dat artikel 533 van het Wetboek van Strafvordering geen grondslag biedt voor schadevergoeding in het geval van ophouding voor verhoor. Het hof zag geen aanleiding om verzoeker ontvankelijk te verklaren in zijn verzoekschriftprocedure en verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn verzoek ex artikel 533 Sv. Ook het verzoek op de voet van artikel 530 Sv werd afgewezen. De beschikking werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting van het hof.