ECLI:NL:GHAMS:2024:1538

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
000858-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding in strafzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant op 22 november 2022 tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2022. De appellant, geboren in 2001, heeft een verzoek ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) om een schadevergoeding te verkrijgen voor geleden schade en kosten van rechtsbijstand. De advocaat-generaal heeft op 12 maart 2024 zijn advies kenbaar gemaakt, en op 23 april 2024 heeft het hof de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord in een openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De appellant is echter niet verschenen.

Het verzoek van de appellant betreft een schadevergoeding van € 260,00 voor geleden schade en € 1.020,00 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank had het verzoek afgewezen omdat de gronden van billijkheid niet voldoende waren onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat de rechtbank de afwijzing onvoldoende heeft gemotiveerd. Het hof concludeert dat er geen gronden van billijkheid zijn voor de toewijzing van het verzoek op basis van artikel 533 Sv, aangezien de appellant zich moedwillig heeft laten aanhouden. Echter, het hof oordeelt dat er wel gronden van billijkheid zijn voor de toekenning van de kosten van rechtsbijstand en kent deze toe aan de appellant.

De beslissing van het hof is om de beschikking waarvan beroep te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof kent de appellant een vergoeding toe van € 1.020,00 uit 's Rijks kas en wijst het overige verzoek af. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op 4 juni 2024.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000858-23 (530 Sv) en 000859-23 (533 Sv)
parketnummer in eerste aanleg: 13/107032-21
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2022 op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 2001,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer,
K.R. Poststraat 80-1, 8441 ER Heerenveen..

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 22 november 2022 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 12 maart 2024 heeft de advocaat-generaal het advies van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 23 april 2024 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek - zoals aangevuld in raadkamer in hoger beroep - strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 260,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg en hoger beroep ten bedrage van € 1.020,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen omdat de gronden van billijkheid niet voldoende gesteld en onderbouwd zijn om de kosten die verzoeker in het kader van dit onderzoek heeft gemaakt ten laste van de Staat te laten komen, nu het hier om een voorwaardelijk sepot gaat.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof leidt hieruit af dat een verzoek in beginsel wordt toegewezen tenzij gronden van billijkheid zich hiertegen verzetten. Het is aan de raadkamer om het oordeel daaromtrent bij afwijzing inzichtelijk te motiveren.
In het onderhavige geval is uit het dossier gebleken dat appellant zich moedwillig heeft laten aanhouden omdat hij een slaapplaats voor de nacht wenste. Onder die omstandigheden ziet het hof geen gronden van billijkheid voor toewijzing van het verzoek ex artikel 533 Sv.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 1.020,00.
Het hof zal de beschikking waarvan beroep derhalve vernietigen en opnieuw recht doen.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Kent op de voet van artikel 530 Sv uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 1.020,00 (duizend twintig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.M.P. Geelhoed, P.F.E. Geerlings en P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 4 juni 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 1.020,00 (duizend twintig euro) op bankrekeningnummer [rekeningnummer] tnv [tnv] o.v.v. [ovv].
Amsterdam, 4 juni 2024,
mr. A.M.P. Geelhoed, voorzitter.