ECLI:NL:GHAMS:2024:1525
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Toekenning schadevergoeding op basis van billijkheid in strafzaak
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van verzoeker, geboren op [geboortedag] 1983, die een schadevergoeding vroeg voor gemaakte kosten in verband met rechtsbijstand. Het hoger beroep was ingesteld op 31 augustus 2023 tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2023, die het verzoek om schadevergoeding had afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de zaak onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid, maar het hof oordeelde dat dit criterium in strijd was met de onschuldpresumptie. Het hof heeft de relevante stukken en het advies van de advocaat-generaal in overweging genomen en de advocaat van verzoeker gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. Het hof concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor het toekennen van een schadevergoeding voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en een schadevergoeding van € 7.076,05 toegekend aan verzoeker, die onmiddellijk moest worden overgemaakt op de derdenrekening van zijn advocaat. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.