ECLI:NL:GHAMS:2024:1523

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
200.335.604/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van alleen gezag bij de vader over minderjarige na beëindiging gezamenlijk gezag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarin het gezamenlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kind, [kind 1], is beëindigd. De vader had verzocht om alleen met het gezag belast te worden, wat door de rechtbank was toegewezen. De moeder ging in hoger beroep, omdat zij van mening was dat gezamenlijk gezag in het belang van het kind noodzakelijk was. De rechtbank had echter geoordeeld dat de ouders niet in staat waren om gezamenlijk het gezag uit te oefenen zonder dat het kind klem of verloren raakte. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en vader, beide bijgestaan door hun advocaten, aanwezig waren. De gezinsvoogd en de raad voor de kinderbescherming waren ook betrokken bij de zitting. Het hof heeft vastgesteld dat er sinds de beëindiging van het gezamenlijk gezag rust is ontstaan en dat de moeder zich nu kan concentreren op de omgang met [kind 1]. De vader heeft de beschikking van de rechtbank verdedigd, terwijl de moeder haar zorgen over de situatie bij de vader naar voren bracht. Het hof heeft geconcludeerd dat het in het belang van [kind 1] is dat de vader alleen met het gezag wordt belast, omdat de ouders niet in staat zijn om gezamenlijk beslissingen te nemen. De moeder heeft verzocht om een aantal getuigen te horen, maar dit verzoek is afgewezen. Het hof heeft benadrukt dat de vader de moeder op de hoogte moet houden van belangrijke gebeurtenissen in het leven van [kind 1].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.335.604/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/735949 / FA RK 23-4300
Beschikking van de meervoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ).
Als informant is verder aangemerkt:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI).
Het hof heeft advies gekregen van:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.De zaak in het kort

Deze zaak gaat over het gezag over [kind 1] . De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft bij beschikking van 8 september 2023 (hierna: de bestreden beschikking) het verzoek van de vader om hem alleen met het gezag te belasten, toegewezen. De moeder is het daar niet mee eens en vindt dat de ouders gezamenlijk het gezag over [kind 1] moeten houden.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 december 2023 in hoger beroep gekomen tegen de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 25 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
2.3
Daarnaast heeft het hof ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 25 maart 2024, met als bijlage een USB-stick met een geluidsopname.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsvoogden;
- de raad, vertegenwoordigd door F.L.M. Huizinga.
Mr. Erkens heeft tijdens de mondelinge behandeling een pleitnotitie overgelegd.
2.5
De voorzitter heeft ná de mondelinge behandeling, op 9 april 2024, met [kind 1] gesproken, in het bijzijn van de griffier. Van de inhoud van dit gesprek is op 11 april 2024 een schriftelijke samenvatting gestuurd naar de vader en de moeder (hierna samen te noemen: de ouders), waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld om daar, indien gewenst, binnen een week schriftelijk op te reageren. Nadien is bij het hof ingekomen een e-mailbericht van de zijde van de moeder van 19 april 2024, met als bijlage een schriftelijke reactie op het gespreksverslag.

3.De feiten

3.1
Tijdens de inmiddels verbroken relatie van de ouders is geboren:
- [kind 1] , [in] 2013 te [plaats C] .
Op 6 oktober 2014 hebben de ouders voldaan aan de voorwaarden om een aantekening tot het gezamenlijk uitoefenen van het gezag over [kind 1] in het gezagsregister te verkrijgen. [kind 1] woont bij de vader.
3.2
Uit andere relaties heeft de moeder nog twee kinderen:
- [kind 2] (hierna: [kind 2] ), geboren [in] 2010 te
[plaats D] ;
- [kind 3] (hierna: [kind 3] ), geboren [in] 2018 te [plaats C] .
[kind 2] woont bij zijn vader en [kind 3] woont bij de moeder. Tot 14 april 2023 verbleef [kind 3] op grond van een machtiging uithuisplaatsing in een instelling.
3.3
De vader heeft uit een andere relatie nog een zoon:
- [kind 4] (hierna: [kind 4] ), geboren [in] 2009 te [plaats E] .
[kind 4] woont bij zijn moeder.
3.4
Van 6 oktober 2014 tot 6 oktober 2016 is [kind 1] onder toezicht gesteld door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kinderrechter in Alkmaar). Bij beschikking van 21 september 2018 is hij opnieuw onder toezicht gesteld door de kinderrechter in Alkmaar. Deze ondertoezichtstelling is steeds verlengd, laatstelijk tot 21 september 2024.
3.5
Bij beschikkingen van 28 en 29 december 2020 is [kind 1] door de kinderrechter in Alkmaar met een spoedmachtiging uit huis geplaatst in een netwerkpleeggezin, respectievelijk op een crisisplek, voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 11 januari 2021 is de machtiging uithuisplaatsing verlengd voor verblijf in een pleeggezin. De machtiging uithuisplaatsing is ook nadien verlengd. Vanaf februari 2021 tot november 2022 verbleef [kind 1] in een gezinsgerichte voorziening.
3.6
Dit hof heeft bij beschikking van 18 oktober 2022 de beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar vernietigd voor zover daarbij de verlengingen van de machtiging uithuisplaatsing tot respectievelijk 21 maart 2022 en 21 september 2022 waren verleend voor verblijf in een gezinsgerichte voorziening. Het hof heeft geoordeeld dat een plaatsing bij de vader het meest in het belang van [kind 1] was. Het hof heeft in deze beschikking ook de beslissing van genoemde rechtbank tot benoeming van het NIFP als deskundige vernietigd en het daartoe strekkende verzoek afgewezen.
3.7
Bij beschikking van 21 november 2022 heeft de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de vader bepaald. Dit hof heeft deze beslissing bij beschikking van 26 september 2023 bekrachtigd.
3.8
De kinderrechter in Alkmaar heeft bij beschikking van 31 mei 2022 een zorgregeling vastgesteld, die bij beschikking van 13 juli 2023 is gehandhaafd door de rechtbank Amsterdam. Deze zorgregeling houdt in dat de moeder iedere week twee uur begeleide omgang met [kind 1] heeft. De GI heeft in juli 2023 een omgangsschema opgesteld dat toewerkt naar onbegeleide omgang.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank op verzoek van de vader het gezamenlijk gezag van de ouders beëindigd en de vader voortaan alleen met het gezag over [kind 1] belast.
4.2
De moeder verzoekt primair, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de vader alsnog af te wijzen. Subsidiair verzoekt de moeder een raadsonderzoek te gelasten en de raad te vragen om opdracht te geven voor nader deskundigenonderzoek met betrekking tot – kort gezegd – een aantal in productie 12 van het beroepschrift nader genoemde vragen.
4.3
De vader verzoekt de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunten van de ouders en de informatie van de GI
5.2
De moeder stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de vader voortaan alleen met het gezag over [kind 1] wordt belast. Zij voert daartoe aan dat gezagsbeëindiging niet noodzakelijk en niet in het belang van [kind 1] is. De moeder maakt zich zorgen over de situatie van [kind 1] bij de vader. Bovendien is er binnen de ondertoezichtstelling geen hulp ingezet om de ouderlijke verantwoordelijkheid van de moeder in te vullen. Er is sprake van positieve ontwikkelingen. Zo vermeldt de GI dat de samenwerking met de moeder nu goed is en dat zij haar afspraken nakomt. Voorts is de communicatie tussen de ouders beter; zij whats-appen en informeren elkaar. De moeder frustreert geen gezagsbeslissingen. Bovendien is de moeder bang dat de vader haar, nu zij geen gezag meer heeft, niet op de hoogte zal houden van belangrijke ontwikkelingen in het leven van [kind 1] . Hier dreigt hij al mee als hij boos op de moeder is, aldus de moeder.
5.3
De vader is het eens met de beslissing van de rechtbank. Volgens de vader is er sinds de beëindiging van het gezamenlijk gezag rust ontstaan. Hierdoor kan de moeder zich volledig focussen op de omgang met [kind 1] en hoeft zij zich niet meer druk te maken over het nemen van gezagsbeslissingen. Het gezamenlijk gezag heeft altijd voor veel problemen gezorgd en zal opnieuw veel discussies en onrust veroorzaken en dat is niet in het belang van [kind 1] , aldus de vader.
5.4
De GI die ter zitting in hoger beroep als informant is gehoord, heeft naar voren gebracht dat de ouders beiden zijn gegroeid in de afgelopen maanden. De omgang tussen [kind 1] en de moeder verloopt goed, daarom wordt gekeken naar mogelijkheden om de omgang uit te breiden. Het is ook de wens van [kind 1] om meer tijd bij zijn moeder door te brengen
.Hoewel verbeteringen zichtbaar zijn, ziet de GI ook dat de situatie kwetsbaar is en dat de ouders de hulpverlening binnen de ondertoezichtstelling nodig hebben. De GI zal dan ook te zijner tijd weer een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling indienen.
Advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De ouders zijn, hoewel zij beiden veel van [kind 1] houden en hun best doen, niet in staat om gezamenlijk te overleggen en beslissingen over hem te nemen. [kind 1] zit klem en gezamenlijk gezag van de ouders levert onrust en daarmee een te grote belasting voor hem op. [kind 1] moet toekomen aan zijn eigen ontwikkelingstaken. De moeder heeft hulp nodig om informatie vanuit [kind 1] op een juiste en neutrale manier te interpreteren. Ook dient de vader de moeder zo goed mogelijk te informeren. Dit zal op den duur haar angst om buitenspel gezet te worden, wegnemen, aldus de raad.
Mening van [kind 1]
5.6
In het gesprek met de voorzitter heeft [kind 1] verteld dat hij het liefst bij zijn moeder wil wonen. Hij wil ook dat zijn moeder weer wordt belast met het gezag, behalve voor de vakanties, omdat zij daar in het verleden geen toestemming voor heeft gegeven.
Beoordeling door het hof
5.7
Het hof overweegt als volgt. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer met zich mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen.
Sinds de geboorte van [kind 1] is hulpverlening betrokken bij het gezin. In 2014 is [kind 1] onder toezicht gesteld, omdat er zorgen waren over de opvoedsituatie bij de moeder waarin sprake was van huiselijk geweld. Deze ondertoezichtstelling is in 2016 niet verlengd, omdat deze teveel stress gaf voor de moeder waardoor er nauwelijks samenwerking tussen haar en de GI tot stand kwam. Het gezin is toen overgedragen aan het wijkteam. In 2018 zijn [kind 1] en zijn broers echter opnieuw onder toezicht gesteld. Er waren wederom zorgen over de situatie bij de moeder thuis en er waren voortdurend incidenten. In 2020 is [kind 1] vanwege acute zorgen over zijn veiligheid met spoed uit huis geplaatst. Volgens de GI was de moeder destijds overbelast in de zorg voor haar kinderen.
Buro Bloei heeft in augustus 2021 onderzoek gedaan naar het opvoedperspectief van [kind 1] . Uit dit onderzoek kwam naar voren dat [kind 1] slechts bij zijn moeder kon opgroeien als er intensieve hulpverlening bij het gezin betrokken zou zijn. Daarbij werd wel een kanttekening geplaatst over een plaatsing bij de moeder, gezien de moeizame voorgeschiedenis in de samenwerking tussen de moeder en de hulpverlening. Tot eind november 2022 verbleef [kind 1] in [X] . Daarna is [kind 1] bij de vader gaan wonen en hij verblijft daar sindsdien.
5.8
De ouders zijn sinds de geboorte van [kind 1] niet in staat gebleken om gezamenlijk beslissingen over hem te nemen. Dat betekent niet dat de ouders individueel geen juiste beslissingen kunnen nemen, maar dat zij dit samen niet kunnen. Dit heeft ervoor gezorgd dat er veel procedures zijn gevoerd dan wel dat door de vader hulp door een advocaat moest worden verzocht, onder meer om (vervangende) toestemming voor een vakantie of een aanvraag van een paspoort te verkrijgen. Belangrijke beslissingen over [kind 1] konden niet (tijdig) genomen worden en [kind 1] heeft hierdoor veel onrust en onzekerheid ervaren. [kind 1] heeft zelf verteld dat hij niet wil dat de ouders gezamenlijk over een vakantie moeten beslissen, omdat hij bang is dat de moeder geen toestemming geeft en de vakantie dan niet door kan gaan. Dat een constructieve vorm van communicatie tussen de vader en de moeder ontbreekt en partijen gezamenlijk niet tot beslissingen kunnen komen die in het belang van [kind 1] zijn, wordt mede bevestigd door het feit dat de moeder ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij niet met de vader kan overleggen over bijvoorbeeld een paspoort en dat de hulp van de GI hierbij vereist is. Er bestaat al jarenlang een patroon tussen de ouders waarbij de moeder grote zorgen uit over mededelingen die [kind 1] over de situatie bij de vader doet en de vader dan gefrustreerd en boos raakt. Het hof constateert dat het de ouders daardoor niet lukt om het gezamenlijk gezag adequaat in te vullen. Ook tijdens de jarenlange ondertoezichtstelling en met de vele hulpverlening zijn de ouders hierin niet geslaagd. Het hof heeft er geen vertrouwen in dat dit de komende tijd zal veranderen. Het hof wil voorkomen dat de ouders opnieuw in een situatie terecht komen waarin belangrijke beslissingen over [kind 1] worden vertraagd en waarmee wederom onrust en onzekerheid voor [kind 1] wordt gecreëerd en hij klem en verloren tussen de ouders zal raken. Het is ook in het belang van [kind 1] noodzakelijk dat de vader gezagsbeslissingen over [kind 1] alleen kan nemen, omdat [kind 1] bij hem opgroeit.
Dit betekent dat het hof, met de rechtbank, van oordeel is dat de vader alleen met het gezag over [kind 1] moet worden belast.
5.9
De moeder vreest op een zijspoor te worden gezet, nu zij niet meer met het gezag is belast. Het hof benadrukt dat het eenhoofdig gezag van de vader niet betekent dat hij de moeder niet meer hoeft te informeren over [kind 1] . De vader dient de moeder op de hoogte te houden rondom belangrijke gebeurtenissen in het leven van [kind 1] . In het kader van de ondertoezichtstelling kan de vader hierbij hulp krijgen. De moeder kan in het kader van de ondertoezichtstelling hulp krijgen bij het interpreteren van de informatie over [kind 1] die de vader geeft of bij de verhalen die [kind 1] zelf vertelt. Daarom is het positief dat de moeder momenteel beter contact met de GI heeft dan voorheen en zij hiervan gebruik kan maken.
5.1
De moeder heeft het hof verzocht om een aantal getuigen te horen om haar stellingen te bewijzen. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende concreet onderbouwd wat deze getuigen kunnen verklaren over een door het hof in deze procedure te nemen beslissing. Het hof wijst dit verzoek daarom af.
Voorts heeft de moeder verzocht om de raad een onderzoek te laten verrichten met betrekking tot de in productie 12 van het beroepschrift nader genoemde vragen. Het hof acht zich op grond van de stukken in het dossier en het behandelde ter zitting in hoger beroep voldoende voorgelicht om een beslissing in deze zaak te nemen. Het hof wijst dit verzoek daarom eveneens af.
Uitleg voor [kind 1]
5.11
Aan [kind 1] heeft het hof een brief geschreven met uitleg over deze beschikking. Deze brief zal aan deze beschikking worden gehecht en maakt daarvan deel uit. Het hof verzoekt beide ouders om deze brief aan [kind 1] te geven.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. C.E. Buitendijk en mr. M.T. Hoogland, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 4 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.