ECLI:NL:GHAMS:2024:1520

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juni 2024
Publicatiedatum
4 juni 2024
Zaaknummer
200.337.466/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de moeder tegen de beëindiging van het ouderlijk gezag van de stiefvader over de minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 4 juni 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de stiefvader over de minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had op 2 februari 2024 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 1 november 2023, waarin het ouderlijk gezag van de stiefvader was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De advocaat van de moeder, mr. M. Dorgelo, heeft het beroepschrift ingediend via Veilig mailen, maar het hof oordeelde dat dit pas op 2 februari 2024 om 00.03 uur was gebeurd, terwijl de beroepstermijn op 1 februari 2024 om 00.00 uur was verstreken.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 werd enkel de ontvankelijkheid van het hoger beroep besproken. De moeder voerde aan dat zij computerproblemen had op de avond van de indiening, maar het hof oordeelde dat zij niet kon bewijzen dat het beroepschrift eerder was verzonden. De GI, die als belanghebbende was aangemerkt, was afwezig, maar had eerder aangegeven dat de moeder niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Het hof benadrukte dat rechtsmiddelentermijnen van openbare orde zijn en strikt moeten worden nageleefd.

Uiteindelijk heeft het hof de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat het beroepschrift niet binnen de geldende termijn was ingediend. De beslissing van het hof is op 4 juni 2024 openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. H.A. van den Berg, en de andere rechters in de meervoudige kamer.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.337.466/01
zaaknummers rechtbank: C/13/735367 / FA RK 23-3994
beschikking van de meervoudige kamer van 4 juni 2024 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Dorgelo te Amsterdam,
en
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Het hof heeft daarnaast als belanghebbenden aangemerkt:
- de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats A] , locatie [plaats A] (hierna te noemen: de GI),
- [stiefvader] (hierna te noemen: de stiefvader), en
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 1 november 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de raad het ouderlijk gezag van de stiefvader over [minderjarige] beëindigd.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 2 februari 2024 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 22 februari 2024 met bijlagen,
- een bericht van de zijde van de moeder van 6 maart 2024, en
- een bericht van de zijde van de GI van 12 maart 2024;
- een bericht van de zijde van de moeder van 28 maart 2024 met bijlagen.
2.3
De zitting, waarbij slechts de ontvankelijkheid van het hoger beroep aan de orde was, heeft op 4 april 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat,
- de stiefvader, en
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
De GI is, met bericht van afwezigheid, niet verschenen.

3.De ontvankelijkheid in het hoger beroep

Het verloop van de procedure voorafgaand aan de zitting
3.1
Op 2 februari 2024 om 00.03 uur is via Veilig mailen (Zivver) op het e-mailadres van het hof (team.administratie.familie.hof.amsterdam@rechtspraak.nl) een e-mail van de advocaat van de moeder, mr. Dorgelo, binnengekomen met de volgende inhoud:

Gelieve bijgevoegd appelschriftuur in behandeling te nemen.
3.2
De e-mail van mr. Dorgelo bevat twee bijlagen in de vorm van een pdf-bestand, waaronder het beroepschrift en het zogenoemde V1-formulier Nieuw verzoekschrift.
3.3
Het hof heeft partijen op 15 februari 2024 per e-mail medegedeeld dat mr. Dorgelo het beroepschrift op 2 februari 2024 om 00.03 uur via Zivver heeft ingediend en dat het hof voornemens is te beslissen zonder zitting, omdat de ontvankelijkheid voorligt. Daarnaast heeft het hof mr. Dorgelo verzocht kenbaar te maken of zij instemt met een schriftelijke afdoening of dat zij een ontvankelijkheidsbehandeling wenst.
3.4
Op 6 maart 2024 heeft het hof een e-mail ontvangen van mr. Dorgelo waarin zij aangeeft naar aanleiding van het bericht van het hof contact te hebben opgenomen met Zivver om na te gaan op welk tijdstip het hoger beroep is ingediend. Zij heeft echter geen ander bericht ontvangen dan dat het bericht om 00.03 uur bij het hof is aangekomen en het lukt haar dus niet om te bewijzen dat het beroepschrift eerder is ingediend. Zij ondervond die bewuste avond computerproblemen en vertraging in de afhandeling van commando’s, vandaar het tijdstip, aldus mr. Dorgelo.
3.5
De GI heeft bij bericht van 12 maart 2024 laten weten van mening te zijn dat (naar het hof begrijpt) de moeder niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep.
De standpunten ter zitting
3.6
Ter zitting heeft mr. Dorgelo – voor zover hier van belang – het volgende aangevoerd. Het beroepschrift is vóór 00.00 uur verzonden en mr. Dorgelo heeft geprobeerd daar bewijs voor te verzamelen, maar dat is niet gelukt. Zij kan niet bewijzen dat het beroepschrift voor 00.00 uur is ingediend en verkeert in bewijsnood. Subsidiair voert zij aan dat een verklaring van [minderjarige] de aanleiding is geweest om het gezag van de stiefvader te beëindigen en dat de moeder inmiddels nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. Mr. Dorgelo verzoekt dan ook, mede gelet op het feit dat ook de raad aanwezig is ter zitting, om de zaak alsnog inhoudelijk te behandelen en de bestreden beschikking te vernietigen.
3.7
De raad heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van het al dan niet verstrijken van de appeltermijn. Aangezien de raad geen rekening heeft gehouden met een inhoudelijke behandeling van de zaak omdat enkel een behandeling van de ontvankelijkheid van het verzoek was aangekondigd, is de raad niet ingegaan op het inhoudelijke standpunt van de advocaat van de moeder.
De beoordeling
3.8
Artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) regelt voor zaken van personen- en familierecht de beroepstermijn en de aanvang daarvan. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, van dat artikel kan van een beschikking door degenen aan wie een afschrift is verstrekt hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. De bestreden beschikking dateert van 1 november 2023. Uit de bestreden beschikking is op te maken dat de moeder ter zitting in eerste aanleg is verschenen. Dit brengt met zich dat zij in de procedure is verschenen als bedoeld in artikel 271 Rv. Verder blijkt uit de stukken dat de griffier van de rechtbank de bestreden beschikking op 1 november 2023 aan (de advocaat van) de moeder heeft verzonden. Hiertegen had de moeder uiterlijk op 1 februari 2024 hoger beroep moeten instellen. De moeder heeft haar beroepschrift eerst op 2 februari 2024 (om 0.03 uur) ingediend.
3.9
Volgens vaste rechtspraak zijn rechtsmiddelentermijnen van openbare orde en moeten deze door de rechter ambtshalve worden toegepast. In het belang van een goede rechtspleging moet duidelijkheid bestaan omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt. Aan rechtsmiddeltermijnen dient dan ook strikt de hand te worden gehouden.
3.1
De advocaat van de moeder heeft aangevoerd dat zij computerproblemen en vertraging in de commando’s ondervond op de avond dat zij het beroepschrift indiende. Zij heeft het beroepschrift wel voor 00.00 uur verzonden. Het hof stelt in dat kader het volgende vast. Artikel 4.4.8 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven (dertiende versie, geldig vanaf 1 januari 2024) luidt als volgt:

Verstoring toegang Veilig Mailen en verschoonbare termijnoverschrijding
Als op de laatste dag van een geldende termijn voor indiening van een processtuk of bericht een niet aan de indiener toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot Veilig Mailen, is een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar als het processtuk of bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen.’
3.11
De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 26 mei 2023 (ECLI:NL:HR:2023:776) bepaald dat voor het geval waarin een processtuk of bericht via Veilig mailen wordt ingediend en deze indiening als gevolg van een verstoring te laat plaatsvindt, artikel 8 van het Besluit elektronisch procederen (hierna: Bep) zich leent voor overeenkomstige toepassing. De inhoud van dat artikel heeft dezelfde strekking als artikel 4.4.8 van het eerdergenoemde Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven. Uit artikel 8 Bep volgt namelijk dat als op de laatste dag van een voor de indiener geldende termijn voor indiening van een bericht een niet aan hem toerekenbare verstoring plaatsvindt van de toegang tot het aangewezen digitale systeem voor gegevensverwerking, een daardoor veroorzaakte overschrijding van de termijn verschoonbaar is als het bericht uiterlijk wordt ingediend op de eerstvolgende dag na de dag waarop de indiener ermee bekend had kunnen zijn dat de verstoring is verholpen. Ook verstoringen aan de zijde van de partij die langs elektronische weg een stuk of bericht wil indienen kunnen een niet aan die partij toe te rekenen (en dus verschoonbare) termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 8 Bep opleveren. Verder blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad dat de partij die zich hierop beroept, aannemelijk zal moeten maken dat zich op de laatste dag van de indieningstermijn een dergelijke, niet aan haar toerekenbare, verstoring heeft voorgedaan.
Het hof ziet in hetgeen mr. Dorgelo heeft aangevoerd geen aanleiding om een verschoonbare termijnoverschrijding aan te nemen. Blijkens de registratie bij de griffie van het hof heeft mr. Dorgelo niet eerder dan op 2 februari 2024 om 00.03 uur hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 1 november 2023. Het hoger beroep is derhalve niet binnen de daarvoor geldende beroepstermijn ingesteld. Mr. Dorgelo heeft haar stelling dat zij de avond van 1 februari 2024 computerproblemen ondervond naar het oordeel van het hof niet onderbouwd. Zo heeft mr. Dorgelo geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat zij technische problemen met haar computer ondervond. Ook is niet gebleken van technische problemen met Veilig mailen (Zivver). Het is dan ook niet gebleken dat zich hier een geval voordoet waarin een uitzondering kan worden gemaakt op de strikte handhaving van de beroepstermijn. Het hof zal de moeder dan ook niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.
3.12
Gelet op het voorgaande komt het hof aan een inhoudelijke behandeling van de zaak niet toe. Dat er mogelijk sprake zou zijn van nieuwe feiten en omstandigheden maakt dat niet anders.
3.13
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. J.M. van Baardewijk, in tegenwoordigheid van mr. I.L.I. Bossert als griffier en is op 4 juni 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.