Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
Beschrijving en conditie’ onder meer:
Het object bevindt zich structureel in goede conditie. (…) de verflagen zijn stabiel, er is geen risico op loslatende verflagen. Het oppervlak is gedeeltelijk bedekt met een vernislaag (…).
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief Ikeert [appellant] zich tegen de overweging van de kantonrechter dat hij zijn stelling dat [geïntimeerde] is tekortgeschoten in haar werkzaamheden en dat hierdoor de gestelde schade is ontstaan, onvoldoende heeft onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter kon niet worden vastgesteld dat [geïntimeerde] originele verf dan wel door de kunstenaar aangebrachte retouches van het schilderij heeft verwijderd. Deze grief faalt. Het hof komt tot dezelfde conclusie als de kantonrechter. Hieromtrent geldt het volgende.
grief II, waarmee [appellant] zich keert tegen de overweging van de kantonrechter dat partijen niet zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] voorafgaand aan het verwijderen van de oude retouches contact met [appellant] moest opnemen en dat ook niet kan worden geoordeeld dat [geïntimeerde] hierdoor niet heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot verwacht mag worden. Met
grief IIIklaagt [appellant] erover dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan zijn stelling dat [geïntimeerde] voorafgaand aan het verwijderen van de tweede vernislaag contact met hem moest opnemen. Ook deze grieven kunnen niet slagen. Het hof overweegt hierover het volgende.
Vergeelde vernis verwijderenin de offerte, waarbij nog geldt dat de twee lagen vernis niet strikt van elkaar zijn gescheiden. De vernis was ook niet per se minder goed te verwijderen dan aanvankelijk gedacht. [geïntimeerde] heeft uitgelegd dat en waarom zij het vermoeden kreeg dat in de ijslaag mogelijk nog oudere, vanwege de aangetroffen tweede vernislaag niet zichtbare, retouches aanwezig waren. Dit was voor haar aanleiding voor nader onderzoek en toen haar vermoeden dat nog meer retoucheringen in het ijs aanwezig waren werd bevestigd, was dit voor haar aanleiding contact op te nemen met [appellant] . Het onderzoeken van de mogelijke schade maakt onderdeel uit van de opdracht tot schoonmaken en retoucheren, aldus [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft betwist dat de verwijzing van [appellant] naar een ander restauratieverslag waarin staat dat [geïntimeerde] in overleg besloot de vergeelde vernis niet helemaal te verwijderen (verslag van 18 februari 2021 met betrekking tot een schilderij van Jeronymus van Diest) met het onderhavige geval vergelijkbaar is. Over dat schilderij vond het overleg plaats voor de start van de restauratie en was dat als mogelijkheid bij de opdracht besproken. Bij de andere restauraties voor [appellant] (in totaal zes) werkte [geïntimeerde] zelfstandig zolang zij niets noemenswaardigs zag. Een andere dan de gebruikelijke werkwijze van [geïntimeerde] voor [appellant] is volgens haar niet aan de orde.
IV tot en met VII, die betrekking hebben op de proceskostenveroordelingen in conventie en in reconventie, de toewijzing van de vordering in reconventie en de beslissing van de kantonrechter in het dictum, hebben na het voorgaande geen zelfstandige betekenis. De daar vermelde onderwerpen zullen hieronder nog bij de slotsom kort aan de orde komen. Aan een oordeel over de betekenis van het exoneratiebeding in de algemene voorwaarden van [geïntimeerde] wordt niet toegekomen.