ECLI:NL:GHAMS:2024:1485
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan belang
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 april 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die was ingesteld tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 juli 2023. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis, maar heeft per e-mail op 9 april 2024 laten weten dat hij geen belang meer heeft bij het voortzetten van het hoger beroep. Dit leidde tot de vraag of de verdachte ontvankelijk was in het hoger beroep.
Het hof heeft vastgesteld dat de intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk was, aangezien het onderzoek ter terechtzitting al was aangevangen. Gezien het feit dat er geen rechtens te respecteren belang was dat diende met nader onderzoek van de zaak, heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, conform artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 10 april 2024.