In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 14 december 2021. De verdachte, geboren in 2001, was aangeklaagd voor handel in verdovende middelen, specifiek cocaïne. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straffen, die zijn aangepast. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk, geëist, naast een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft rekening gehouden met de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte, waaronder het succesvol afronden van een training en het verkrijgen van een baan. Tevens is vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een aanpassing van de straf. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 260 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Daarnaast zijn de in beslag genomen goederen, waaronder een iPhone en een jas, verbeurd verklaard. Het hof heeft benadrukt dat de handel in harddrugs een ernstige bedreiging vormt voor de samenleving en dat de straffen passend zijn gezien de ernst van de feiten.