ECLI:NL:GHAMS:2024:1458
Gerechtshof Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking verzoekster niet-ontvankelijk wegens te late indiening
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2024 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoekster, bijgestaan door mr. Meijer, advocaat te Haarlem. Het wrakingsverzoek was ingediend in het kader van een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarbij een vereffenaar voor de nalatenschap van de erflaatster was benoemd. De zitting in de hoofdzaak vond plaats op 22 maart 2024, waarna verzoekster op 12 april 2024 het wrakingsverzoek indiende tegen de raadsheer mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, die de zitting had voorgezeten. De raadsheer heeft op 1 mei 2024 schriftelijk gereageerd op het verzoek.
Tijdens de behandeling van het wrakingsverzoek op 15 mei 2024 heeft verzoekster gesteld dat de raadsheer niet objectief en onpartijdig was tijdens de mondelinge behandeling, met name door de toon van haar vraagstelling. De raadsheer heeft echter aangegeven dat zij niet in het verzoek tot wraking berust en dat het verzoek te laat is ingediend. Volgens de wet moet een wrakingsverzoek worden ingediend zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, en in dit geval was het verzoek 21 dagen na de zitting ingediend zonder redelijke verklaring voor de vertraging.
De wrakingskamer heeft geoordeeld dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek tot wraking, omdat het verzoek te laat is ingediend. Hierdoor komt de wrakingskamer niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 16 mei 2024.