ECLI:NL:GHAMS:2024:145

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.324.147/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot verstrekken van informatie over inkomens- en vermogenspositie en uitvoerbaarheid bij lijfsdwang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en CS Factoring B.V. [appellant] was eerder veroordeeld tot betaling van bijna € 1 miljoen aan CS Factoring wegens fraude met facturen. CS Factoring wilde het vonnis ten uitvoer leggen, maar [appellant] stelde dat hij geen inkomsten of vermogensbestanddelen had. CS Factoring betwistte dit en voerde aan dat [appellant] betrokken was bij bedrijven in Brazilië en Paraguay en een bankrekening in Brazilië had. De voorzieningenrechter had [appellant] al veroordeeld om informatie te verstrekken over zijn financiële situatie, met de mogelijkheid van gijzeling als hij hier niet aan voldeed. Het hof heeft de termijn voor gijzeling verlengd van 30 naar 120 dagen, omdat [appellant] onvoldoende medewerking verleende en er sterke aanwijzingen waren dat hij zijn vermogen verborgen hield. Het hof heeft de grieven van [appellant] in het principaal appel verworpen en de grieven van CS Factoring in het incidenteel appel grotendeels toegewezen. De uitspraak benadrukt de verplichting van een schuldenaar om informatie te verstrekken over zijn vermogenspositie en de mogelijkheid van lijfsdwang als hij hier niet aan voldoet.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.147/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/334765/KG ZA 22-613
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 januari 2024
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. S. Tromp te Hoorn,
tegen
CS FACTORING B.V.,
gevestigd te Bunschoten,
geïntimeerde,
incidenteel appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en CS Factoring genoemd.

1.De zaak in het kort

[appellant] is bij onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld tot betaling van bijna € 1 miljoen aan CS Factoring wegens fraude met facturen. CS Factoring wil het vonnis ten uitvoer leggen, maar volgens [appellant] heeft hij noch in Nederland noch in het buitenland inkomsten (anders dan een WAO-uitkering) of vermogensbestanddelen. CS Factoring voert aan dat dat onjuist is want dat zij aanwijzingen heeft dat [appellant] onder meer betrokken is bij bedrijven in Brazilië en Paraguay en dat hij een bankrekening op zijn naam heeft in Brazilië. De voorzieningenrechter heeft [appellant] veroordeeld (gedocumenteerd) informatie te verstrekken over zijn binnen- en buitenlandse inkomsten, vermogen en voor verhaal vatbare goederen en CS Factoring verlof verleend om [appellant] voor maximaal 30 dagen in gijzeling te doen stellen als hij dat niet doet. Het hof breidt de formulering van de veroordeling uit en verlengt het maximum voor gijzeling tot 120 dagen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 3 maart 2023 in hoger beroep gekomen van een kortgedingvonnis van 3 februari 2023 van de rechtbank Noord-Holland onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen CS Factoring als eiseres en [appellant] als gedaagde. De dagvaarding bevat de grieven. Bij de dagvaarding zijn 5 producties gevoegd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties 14 tot en met 21,
- memorie van antwoord incidenteel appel,
- Brief van mr Tromp van 20 maart 2023 met nagezonden producties 1A en 1C,
- Brief van mr. Tromp van 27 maart 2023 met nagezonden vertalingen van producties 2, 3 en 4, vergezeld van een verklaring van de vertaler.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 6 december 2023 laten toelichten. [appellant] was wegens strafrechtelijke detentie en de behandeling van de voortzetting gevangenhouding op dezelfde datum zelf niet ter zitting aanwezig. Voor hem heeft zijn bovengenoemde advocaat het woord gevoerd. Voor CS Factoring hebben mrs. F. Ortiz Albana en M.C.G. Derksen, advocaten te Utrecht, het woord gevoerd. Zij hebben hierbij gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Namens CS Factoring is een op voorhand toegezonden akte overlegging productie 22 genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - primair de vordering van CS Factoring alsnog zal afwijzen met haar veroordeling in de proceskosten en subsidiair de vorderingen ten aanzien van de lijfsdwang af zal wijzen, althans in duur zal beperken.
CS Factoring heeft geconcludeerd dat het hof de grieven van [appellant] in het principaal appel zal afwijzen, in het incidenteel appel het vonnis zal vernietigingen voor zover nodig om het dictum in overeenstemming te brengen met de in het incidenteel appel genoemde punten (kort gezegd, alsnog toewijzing van haar vordering voor zover deze ziet op bepaalde specifieke informatie en verlenging van de termijn voor lijfsdwang tot een maximum van 120 dagen) met bekrachtiging van het vonnis voor het overige en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten met rente.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2 de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Dit zijn de volgende feiten.
3.1.
CS Factoring is een vennootschap waarvan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) (indirect) enig aandeelhouder en bestuurder is. In 2019 is CS Factoring gaan participeren in een evenementenbureau, te weten Live Entertainment Europe B.V. (hierna: LEE). Daartoe heeft CS Factoring een belang van 50 procent van de aandelen genomen in Live Entertainment Holding B.V. De andere 50 procent van de aandelen in Live Entertainment Holding B.V. werden gehouden door een vennootschap van [appellant] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
3.2.
[appellant] en [naam 2] hielden zich bezig met de organisatie van evenementen en CS Factoring deed de (voor)financiering. [naam 2] en [appellant] hebben een aantal facturen bij CS Factoring aangeboden, met het verzoek deze te betalen. Een aantal van die facturen is betaald. In november 2019 kreeg [naam 1] het vermoeden dat de betreffende facturen vals en/of vervalst waren. CS Factoring heeft (onder meer) [appellant] en [naam 2] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade.
3.3.
Bij vonnis van 30 juni 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland voor recht verklaard dat [appellant] en [naam 2] in groepsverband ex artikel 6:166 Burgerlijk Wetboek (BW) onrechtmatig jegens CS Factoring hebben gehandeld vanwege het door CS Factoring laten betalen van valse en/of vervalste facturen en CS Factoring daarvoor niet te waarschuwen, en [naam 2] en [appellant] hoofdelijk veroordeeld tot betaling aan CS Factoring van een bedrag van € 992.087,58, met rente en kosten.
3.4.
[appellant] en [naam 2] hebben geen hoger beroep tegen voormeld vonnis ingesteld.
3.5.
CS Factoring heeft [appellant] gesommeerd om aan het vonnis te voldoen, en voorts heeft zij [appellant] herhaaldelijk gesommeerd om verhaalsinformatie aan haar te verstrekken, over binnen- en buitenlands vermogen en over belangen in rechtspersonen.
3.6.
[appellant] heeft aangiftes inkomstenbelasting en informatie over zijn bankrekening in Nederland aan CS Factoring verstrekt, en voorts heeft hij medegedeeld dat hij geen vermogen heeft en ook geen belangen in binnen- of buitenlandse rechtspersonen.

4.Eerste aanleg

4.1.
CS Factoring heeft in eerste aanleg gevorderd dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [appellant] zal gebieden volledige medewerking te geven aan de executie van het vonnis van 30 juni 2021 waartoe onder meer begrepen het binnen vijf kalenderdagen na betekening van het te wijzen vonnis aan CS Factoring verstrekken van zijn binnen- en buitenlandse bronnen van inkomsten, zijn binnen- en buitenlandse bronnen van vermogen en zijn binnen- en buitenlandse voor verhaal vatbare goederen, welke dienen te zijn onderbouwd met bewijsstukken waaronder in elk geval, maar niet beperkt tot:
a. a) bankrekeningafschriften van alle op zijn naam gestelde binnen- en buitenlandse bankrekeningen, waaronder betaal-, spaar- en effectenrekeningen vanaf 1 februari 2019 (datum betaling eerste valse/vervalste factuur door CS) tot de integrale voldoening aan het vonnis van 30 juni 2021,
b) alle relevante bescheiden, zoals maar niet beperkt tot aandeelhoudersregisters, aandeelhoudersbesluiten, notulen, ubo-registers, onderhandse overeenkomsten, overeenkomsten van opdracht en/of arbeidsovereenkomsten, met betrekking tot binnen- en buitenlandse entiteiten waar [appellant] :
- enige functie in heeft of heeft gehad vanaf 1 februari 2019 (bijvoorbeeld werknemer, manager, bestuurder, officer of director); en/of
- enig economisch en/of juridisch belang in heeft of heeft gehad vanaf 1 februari 2019 en de aard van die belangen (zoals die bijvoorbeeld blijken uit aandeelhoudersregisters en/of ubo-registers etc.);
en
c) alle relevante bescheiden met betrekking tot liquiditeitsstromen uit bovenbedoelde functie(s) en/of economische en/of juridische belangen ten gunste van [appellant] (bijvoorbeeld in de vorm van loon, dividend, rente, terugbetaling van leningen en/of andere beloningen en/of uitkeringen);
2. [appellant] zal gebieden om gedurende twee jaar na het verstrekken van de sub I gevorderde informatie iedere relevante mutatie in zijn vermogenssituatie op te geven aan CS Factoring;
3. [appellant] zal gebieden tot het aanwenden ter voldoening aan het vonnis van 30 juni 2021 van i) vrije banksaldi van op zijn naam gestelde binnen- en buitenlandse bankrekeningen en (ii) vrije liquiditeitsstromen ten gunste van [appellant] uit binnen- en/of buitenlandse entiteiten waar hij een belang in heeft, en
4. ( primair) tenuitvoerlegging bij lijfsdwang zal toestaan voor de duur van één dag voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat [appellant] na betekening van het te wijzen vonnis geen (volledige) uitvoering geeft aan het gevorderde onder 1, 2 en 3, dan wel (subsidiair) de voorzieningen zal treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
een en ander met veroordeling van [appellant] in de proceskosten, waaronder de nakosten, met rente.
4.2.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van CS Factoring grotendeels toegewezen. Het dictum van het bestreden vonnis luidt:

5.1 veroordeelt [appellant] om binnen vijf kalenderdagen na betekening van dit vonnis aan CS Factoring informatie te verstrekken over:
- zijn binnen- en buitenlandse bronnen van inkomsten,
- zijn binnen- en buitenlandse vermogen en
- zijn binnen- en buitenlandse voor verhaal vatbare goederen,
onderbouwd met bewijsstukken waaronder in elk geval:
a. bankrekeningafschriften van alle op zijn naam gestelde binnen- en buitenlandse bankrekeningen vanaf 1 januari 2023 en
b. relevante bescheiden van de ondernemingen Zoocar Bezerra Loacacao de Carrinhos de Passeio LTDA en Lens Events;
5.2.
veroordeelt [appellant] tot het aanwenden ter voldoening aan het vonnis van 30 juni 2021 van deze rechtbank d.d. 30 juni 2021 van vrije banksaldi van op zijn naam gestelde binnen- en buitenlandse bankrekeningen (dus overboeking aan CS Factoring);
5.3.verklaart onderdelen 5.1. en 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij lijfsdwang indien [appellant] niet of niet volledig binnen vijf dagen uitvoering geeft aan deze veroordelingen, en verleent CS Factoring verlof om [appellant] in gijzeling te doen stellen, tot een maximum van 30 dagen;
5.4.veroordeelt [appellant] in de proceskosten, tot heden aan de kant van CS Factoring begroot op € 781,31 aan verschotten en op € 1.079,- aan salaris advocaat;
5.5.verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.wijst af wat meer of anders is gevorderd.
4.3.
In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter eerst het toetsingskader geschetst dat hij voor de beoordeling van de vordering heeft gehanteerd – met als slotsom dat een schuldenaar in de executiefase met een gericht informatieverzoek kan worden verplicht informatie te verstrekken over zijn vermogenspositie en voor verhaal vatbare goederen in binnen- en buitenland en dat ook een vordering tot tenuitvoerlegging bij lijfsdwang in beginsel toewijsbaar is als de gegevens van de zaak daartoe voldoende aanleiding geven – en overwoog vervolgens, kort gezegd, als volgt. CS Factoring heeft voldoende onderbouwd dat [appellant] niet meewerkt aan de uitvoering van het vonnis en dat [appellant] belangen heeft in Braziliaanse ondernemingen en een bankrekening bij de Banco Brudesco s.a. aanhoudt. De algemene informatieplicht gaat echter niet zo ver dat de schuldenaar zijn gehele administratie moet openleggen en/of rekening en verantwoording over zijn financiële handel en wandel moet afleggen. In zoverre zullen de vorderingen gedeeltelijk worden afgewezen. Vanwege de omvang van de veroordeling vanwege factuurfraude, het niet meewerken aan de uitvoering van het vonnis en het verborgen houden van vermogen in het buitenland heeft CS Factoring een belang bij de mogelijkheid het vonnis bij lijfsdwang ten uitvoer te leggen. Omdat aannemelijk is dat toepassing van een andere dwangmiddel onvoldoende uitkomst zal bieden zal de veroordeling uitvoerbaar bij lijfsdwang worden verklaard. De voorzieningenrechter besliste vervolgens als hiervoor onder 4.2 is weergegeven.

5.Beoordeling

5.1.
[appellant] heeft in hoger beroep twee grieven tegen het vonnis aangevoerd. CS Factoring heeft van haar kant drie grieven aangevoerd.
5.2.
Met
grief 1 in het principaal appelvoert [appellant] aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat CS Factoring voldoende heeft onderbouwd dat op naam van [appellant] een bankrekening bestaat bij de Banco Brudesco in Brazilie. Hij heeft in hoger beroep een aantal stukken overgelegd (voorzien van een vertaling) waaruit volgens hem blijkt dat dit niet het geval is. Het betreft een verklaring van de Centrale Bank van Brazilië van 22 februari 2023 (met een bijlage), waarin staat dat er binnen haar registers geen vermeldingen zijn van een relatie van [appellant] met een tot het CSS-Klantenregister van het Nationale Financiële Systeem behorende instelling, een verklaring van de Braziliaanse advocaat mr. [naam 5] van het advocatenkantoor Silver van 24 maart 2023 waarin, kort weergegeven, staat dat na een diepgaand onderzoek uitgevoerd door de Centrale Bank een “verklaring van geen vermelding” van enig bestaand debet is afgegeven en dat zij de financiële integriteit van [appellant] beamen, en tot slot screenshots van de online omgeving van de Centrale Bank op naam van [appellant] .
5.3.
In reactie op de producties van [appellant] heeft CS Factoring een
Legal opinionovergelegd van de Braziliaanse advocaat [naam 3] van het advocatenkantoor [A.] . Hierin staat, kort gezegd, dat mr. [naam 3] de onder 5.2 vermelde stukken heeft geanalyseerd en ernstige inconsistenties heeft geconstateerd. Zo ontbreekt in de verklaring van de Centrale Bank de gebruikelijke code voor het verifiëren van de authenticiteit, wordt de informatie in de tekst weersproken door de informatie in de bijlage waarin een relatie met de financiële instelling Pagueveloz Instituição de Pagamenta Ltda staat vermeld, kon de verificatiecode op die pagina niet worden gevalideerd (de melding “
the data proveded does not correspond to a valid certificate” verscheen) en verscheen bij een poging het certificaat op naam van [appellant] op de website van de Centrale Bank op te vragen de melding “
The negative certificate can not be issued”. De verklaring van mr. [naam 5] vermeldt een registratienummer bij de balie, maar dit verwijst naar een andere advocaat. De conclusie van mr. [naam 3] is dat er gelet op het vorenstaande de verdenking rijst dat met de documenten is geknoeid en dat er twijfel is aan de authenticiteit daarvan.
5.4.
Het hof overweegt dat [appellant] onvoldoende opheldering heeft gegeven over de in de
Legal opinionvermelde punten. Zijn advocaat heeft ter zitting volstaan met de mededeling namens hem dat hij de bescheiden zo uit Brazilië heeft ontvangen. Aan de door [appellant] in hoger beroep overgelegde stukken kan onder die omstandigheden geen betekenis worden toegekend, nog daargelaten de geconstateerde tegenstrijdigheid tussen de verklaring van de Centrale Bank en de bijlage. Het hof is van oordeel dat CS Factoring haar stelling over de bankrekening in Brazilië voldoende heeft onderbouwd. De onderbouwing, die is gebaseerd op de in eerste aanleg overgelegde stukken die zijn gehecht aan de brief van 16 januari 2023 van [naam 4] van de Incassoprofessionals B.V. (rapport van 30 oktober 2022, transactierapport van een bankrekening bij de Banco Brudesco, rapport van bevindingen van [naam 4] ) en een stuk met betrekking tot een Swiftbetaling op de bewuste rekening, blijft onverkort overeind. Grief 1 van [appellant] faalt.
5.5.
Met
grief 1 in het incidenteel appelkeert CS Factoring zich tegen de beslissing van de rechtbank haar vordering niet volledig toe te wijzen in die zin dat de voorzieningenrechter (i) de bij de kort geding dagvaarding specifiek gevorderde bescheiden (sub 1a tot en met sub 1c van het petitum) niet ook in de veroordeling heeft overgenomen, (ii) niet heeft besloten dat de door [appellant] te verstrekken bescheiden vanaf zoveel als mogelijk 1 februari 2019 moeten worden verstrekt en (iii) niet ook expliciet heeft bepaald dat [appellant] ter onderbouwing van zijn vermogen, inkomstenbronnen en voor verhaal vatbare goederen, relevante bescheiden van de onderneming Live Entertainment Group S.A. te Paraguay (hierna: LEG) dient over te leggen aan CS Factoring.
5.6.
Deze grief slaagt gedeeltelijk. Het opnemen in de veroordeling van de specifiek vermelde bescheiden en de periode vanaf 1 februari 2019 leidt er niet toe dat [appellant] zijn hele administratie dient open te leggen. Het gaat om bepaalde bescheiden met betrekking tot een bepaalde periode. Dat [appellant] deze bescheiden dient over te leggen ligt bovendien besloten in de algemene veroordeling die de voorzieningenrechter heeft uitgesproken. Het hof is van oordeel dat CS Factoring voldoende belang heeft bij het vermelden van de specifiek door haar genoemde bescheiden en periode (1 februari 2019 is de datum waarop de eerste frauduleuze factuur is betaald waar de veroordeling in het vonnis van 30 juni 2021 op ziet). Het opnemen van de specificatie en de periode maakt duidelijk dat met betrekking tot die periode in ieder geval de genoemde stukken van [appellant] worden verlangt. Daarbij komt dat de specificatie er mogelijk behulpzaam bij kan zijn informatie in het buitenland te verkrijgen. Ook overigens zal het hof de in het petitum vermelde nadere omschrijvingen overnemen (de aard van de bankrekeningen en de aard van de betrokkenheid van [appellant] bij ondernemingen), nu [appellant] zich hier niet gemotiveerd tegen heeft verzet en het overnemen hiervan de duidelijkheid dient.
5.7.
Tot het specifiek vermelden van LEG in het dictum, zal het hof niet overgaan. Tegenover de betwisting door [appellant] zijn er weliswaar sterke vermoedens dat [appellant] anders dan alleen als bedenker van het concept banden heeft (gehad) met deze vennootschap (de overgelegde krantenartikelen en de mededeling van [naam 1] ter zitting dat [appellant] zich tegenover hem als eigenaar van LEG heeft gepresenteerd duiden daarop) maar met betrekking tot zijn concrete betrokkenheid bij LEG is nog onvoldoende duidelijk. Dit neemt niet weg dat, indien [appellant] op enigerlei wijze bij LEG betrokken is geweest (vgl. het petitum van de kortgedingdagvaarding onder 1 aanhef en sub b en c) ook uit de algemene veroordeling volgt dat hij gehouden is hierover inlichtingen te verstrekken. Zodra CS Factoring meer duidelijkheid heeft over die betrokkenheid, kan zij op basis van de algemene veroordeling afdwingen dat hij die inlichtingen verstrekt.
5.8.
Grief 2 in het principaal appel en grief 2 in het incidenteel appelhebben beide betrekking op de lijfsdwang. [appellant] meent dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er voldoende aanleiding bestaat lijfsdwang toe te passen omdat dit niet aan het subsidiariteitsbeginsel voldoet. Volgens [appellant] heeft hij alles gedaan om CS Factoring informatie te verstrekken. CS Factoring voert daarentegen aan dat [appellant] steeds onwillig is gebleven de benodigde informatie te verstrekken. Zij is van mening dat het gerechtvaardigd is het maximum aantal dagen waarvoor de lijfsdwang kan worden opgelegd te verhogen van 30 naar 120.
5.9.
Het hof verwerpt de grief van [appellant] en overweegt dat de grief van CS Factoring doel treft. Om te beginnen zijn toegezegde stukken nog steeds niet verstrekt, zoals onbestreden vast staat. De bij e-mail van 1 maart 2023 toegezegde belastingstukken van de Braziliaanse vennootschappen zijn nog steeds niet door CS Factoring verkregen evenmin als een overzicht van de Nederlandse rekeningen. Aannemelijk is dat [appellant] over meer rekeningen beschikt dan alleen de rekening bij de ABN AMRO Bank die aan CS Factoring bekend is, nu op die rekening nauwelijks mutaties plaatsvinden. Op welke rekening hij zijn WAO-uitkering ontvangt en van welke rekening zijn lasten en kosten worden betaald is onduidelijk gebleven. Waar het om bankrekeningen gaat, biedt de wet de deurwaarder de mogelijkheid zelfstandig informatie op te vragen (artikel 475aa Rv). Staan blijft echter dat reeds geruime tijd is verstreken na de veroordeling bij vonnis van 30 juni 2021 en door [appellant] toegezegde informatie uitblijft.
Daarnaast lijkt het erop dat [appellant] zich (wederom) bedient van vervalste stukken, hetgeen hem zwaar kan worden aangerekend. In ieder geval rijst het beeld op dat aan de kant van [appellant] sprake is van een structureel gebrek aan medewerking. Dit alles maakt dat aangewezen is uitvoerbaarheid bij lijfsdwang op te leggen. Andere effectieve sancties zijn er niet. Van een dwangsom kan in de gegeven omstandigheden geen soelaas worden verwacht.
Nu de veroordeling in eerste aanleg onvoldoende effect heeft gehad en het gaat om een structureel beeld, acht het hof een verlenging van de periode waarvoor lijfsdwang kan worden opgelegd aangewezen. Het hof zal derhalve de vordering van CS Factoring toewijzen en het maximum bepalen op 120 dagen.
5.10.
Bij bespreking van
grief 3 in het incidenteel appel, die ertoe strekt het door de voorzieningenrechter gehanteerde toetsingskader te verruimen voor zover het hof de vordering van CS Factoring in dat kader niet toewijsbaar zou achten, heeft CS Factoring gelet op het vorenstaande geen belang.
5.11.
Slotsom is dat de grieven in het principaal beroep falen en de grieven in het incidenteel beroep grotendeels slagen. Dit leidt ertoe dat het dictum nog zal worden aangevuld en de maximum termijn voor gijzeling zal worden verlengd. Daarbij acht het hof aangewezen de ingangsdatum daarvoor te bepalen op drie weken na betekening van dit arrest . Voor de duidelijkheid zal het hof de veroordeling in 5.1 van het dictum van het bestreden vonnis in zijn geheel opnieuw formuleren. [appellant] is in het principaal hoger beroep geheel en in het incidenteel hoger beroep grotendeels in het ongelijk gesteld, Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep, met uitzondering van de afwijzing van wat meer en anders is gevorderd (5.6) en, met vernietiging van het vonnis in zoverre:
vult de veroordeling in het dictum (onder 5.1) aan zodat deze aldus komt te luiden:
veroordeelt [appellant] om aan CS Factoring informatie te verstrekken over:
- zijn binnen- en buitenlandse bronnen van inkomsten,
- zijn binnen- en buitenlandse vermogen en
- zijn binnen- en buitenlandse voor verhaal vatbare goederen,
onderbouwd met bewijsstukken waaronder in elk geval, maar niet beperkt tot:
a) bankrekeningafschriften van alle op naam van [appellant] gestelde binnen- en buitenlandse bankrekeningen, waaronder betaal-, spaar- en effectenrekeningen vanaf 1 februari 2019 tot de integrale voldoening aan het vonnis van 30 juni 2021,
b) alle relevante bescheiden, zoals maar niet beperkt tot aandeelhoudersregisters, aandeelhoudersbesluiten, notulen, ubo-registers, onderhandse overeenkomsten, overeenkomsten van opdracht en/of arbeidsovereenkomsten, met betrekking tot binnen- en buitenlandse entiteiten waar [appellant] :
- enige functie in heeft of heeft gehad vanaf 1 februari 2019 (bijvoorbeeld werknemer, manager, bestuurder, officer of director); en/of
- enig economisch en/of juridisch belang in heeft of heeft gehad vanaf 1 februari 2019 en de aard van die belangen (zoals die bijvoorbeeld blijken uit aandeelhoudersregisters en/of ubo-registers etc.);
- waarbij het in ieder geval gaat om de ondernemingen Zoocar Bezerra Loacacao de Carrinhos de Passeio LTDA en Lens Events – Organizacao de Eventos LTDA;
en
c) alle relevante bescheiden met betrekking tot liquiditeitsstromen uit bovenbedoelde functie(s) en/of economische en/of juridisch belangen ten gunste van [appellant] (bijvoorbeeld in de vorm van loon, dividend, rente, terugbetaling van leningen en/of andere beloningen en/of uitkeringen);
bepaalt dat de in 5.3 van het dictum opgenomen maximum-termijn woor gijzeling wordt verlengd tot een maximum van 120 dagen indien [appellant] niet of niet volledig binnen drie weken na betekening van dit arrest uitvoering geeft aan de veroordelingen;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in principaal en incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] vastgesteld op € 783,- aan verschotten en € 4.140,50 voor salaris advocaat en te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.M.M. Tillema, J.M. van den Berg en C.M. Stokkermans en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.