ECLI:NL:GHAMS:2024:144

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
200.324.732/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onbetaalde facturen en de mogelijkheid tot dagvaarding van vennoten in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil over onbetaalde facturen tussen een vennootschap onder firma (VOF) en een voormalig vennoot. De VOF, Sport Legacy, had een opdracht gegeven aan [geïntimeerde 1] voor het maken van een Power BI dashboard, waarvoor een vergoeding van € 6.000,- was overeengekomen. [geïntimeerde 1] vorderde betaling van deze vergoeding, terwijl de appellant, een vennoot van de VOF, betwistte dat de opdracht volledig was uitgevoerd. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van [geïntimeerde 1] toegewezen, maar de appellant ging in hoger beroep.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de appellant in eerste aanleg geen verweer had gevoerd tegen de vorderingen van [geïntimeerde 1] als lasthebber van de eenmanszaak. Het hof oordeelde dat de appellant niet bevoegd was om de betaling op te schorten en dat de vorderingen van [geïntimeerde 1] terecht waren toegewezen. Het hof verwierp ook het bewijsaanbod van de appellant, omdat hij niet voldoende concrete stellingen had gepresenteerd die tot een ander oordeel konden leiden. Uiteindelijk werd het vonnis van de kantonrechter bekrachtigd, en werd de appellant veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

De uitspraak heeft ook implicaties voor de vraag of vennoten van een VOF in hoger beroep kunnen worden gedagvaard, aangezien het hof oordeelde dat de vennoten in eerste aanleg geen procespartij waren en daarom niet ontvankelijk waren in het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.324.732/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9874990/ CV EXPL 22-6426
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 januari 2024
inzake
[appellant] h.o.d.n. Sport Legacy
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. N. van Bremen te Rotterdam,
tegen

1.de vennootschap onder firma [geïntimeerde 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[geïntimeerde 2] ,
3.
[geïntimeerde 3]
beiden wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. M.F. Hilberdink te Amsterdam.
Appellant wordt hierna [appellant] genoemd. Geïntimeerden worden hierna respectievelijk [geïntimeerde 1] , [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] genoemd.

1.De zaak in het kort

[geïntimeerde 1] (destijds actief als eenmanszaak van [geïntimeerde 2] ) heeft in opdracht van Sport Legacy (destijds een VOF waarvan [appellant] vennoot was) een zogeheten Power BI dashboard gemaakt. Hiervoor is een vergoeding van € 6.000,- (exclusief btw) overeengekomen. [geïntimeerde 1] stelt dat zij de opdracht heeft opgeleverd en vordert betaling van de overeengekomen vergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. [appellant] betwist dat [geïntimeerde 1] de opdracht volledig heeft opgeleverd en beroept zich onder meer op opschorting. De kantonrechter heeft de vorderingen toegewezen. Het hof beoordeelt de zaak opnieuw.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 30 januari 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), op 2 november 2022 onder bovenvermeld zaaknummer mondeling gewezen tussen [geïntimeerde 1] als eiseres en onder meer [appellant] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft – zakelijk weergegeven – geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [geïntimeerde 1] zal afwijzen, althans subsidiair de vorderingen zal matigen wegens (gedeeltelijke) niet-nakoming door [geïntimeerde 1] voor zover het hof dit met goede justitie zal vermenen te behoren, met veroordeling – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad – van geïntimeerden in de kosten van het geding in beide instanties.
Geïntimeerden hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.
[appellant] heeft in hoger beroep bewijs van zijn stellingen aangeboden.

3.Feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.1.
[appellant] was een van de vennoten van de V.O.F. Sport Legacy (hierna: de VOF). De VOF is op 7 februari 2022 uitgeschreven uit het handelsregister. [appellant] heeft de onderneming van de VOF per die datum voortgezet als eenmanszaak. De VOF en deze eenmanszaak worden hierna gezamenlijk aangeduid als Sport Legacy. Sport Legacy is een adviesbureau in arbeidsbemiddeling.
3.2.
[geïntimeerde 1] heeft per 5 juli 2021 de onderneming voortgezet van de eenmanszaak van [geïntimeerde 2] met de naam [geïntimeerde 1] (hierna: de eenmanszaak). [geïntimeerde 1] is een adviesbureau op het gebied van informatietechnologie.
3.3.
In mei 2021 hebben Sport Legacy en de eenmanszaak een overeenkomst van opdracht (hierna: de overeenkomst) gesloten, waarbij Sport Legacy als opdrachtgever aan de eenmanszaak als opdrachtnemer opdracht gaf tot het maken van een PowerBI dashboard (hierna: de opdracht). Partijen hebben afgesproken dat [geïntimeerde 1] voor het uitvoeren van de opdracht een vergoeding van € 6.000,- exclusief btw ontvangt.
3.4.
De overeenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
(...)
1.4
Opdrachtnemer zal met de Opdracht beginnen op of omstreeks 18 mei 2021 en zal ernaar streven om de Opdracht uiterlijk op 1 juli 2021 af te ronden.
(...)
4.1
Deze opdracht gaat over het bouwen van een PowerBI dashboard voor de Opdrachtgever en/ of haar klanten. De specificaties van deze opdracht worden opgesteld in een apart document die “Deliverables” heet.
4.2
Het “Deliverables” document wordt digitaal opgesteld en is toegankelijk voor zowel de Opdrachtgever als de Opdrachtnemer.
4.3
Het “Deliverables” document wordt in samenspraak en wederzijds goedkeuren van zowel Opdrachtgever als Opdrachtnemer gemaakt.
4.4
Het “Deliverables” document is de leidraad voor deze opdracht en is aan wijziging onderhevig. Op deze wijzigingen is artikel 4.2 wederom van toepassing.
4.5
Het “Deliverables”document bevat een “Roadmap”. Deze roadmap beschrijft de verschillende milestones; welke aspecten van de opdracht op welk tijdstip afgerond moeten zijn.
(...)
3.5.
De uitvoering van de opdracht is namens Sport Legacy begeleid door [naam] van Amer Company (hierna: [naam] ). Deze heeft de “Deliverables” vastgelegd in een Excel-document dat met de eenmanszaak is gedeeld. Hieruit blijkt dat [geïntimeerde 1] drie dashboards voor Sport Legacy zou ontwerpen: ‘KV’, ‘Sport Legacy’ (ook wel: SL) en ‘Happy Taste’.
3.6.
[geïntimeerde 2] heeft met [appellant] en [naam] over de opdracht gecommuniceerd via WhatsApp. Dat gebeurde in een chat van een groep waarvan zij alle drie lid waren en in berichten die aan elkaar zijn verzonden. De WhatsApp-berichten in de groeps-chat en die tussen [geïntimeerde 2] en respectievelijk [appellant] en [naam] zijn zeer omvangrijk. Zij gaan maar voor een beperkt deel over de opdracht en daarnaast over een breed scala van persoonlijke en zakelijke onderwerpen. Onder meer de volgende WhatsApp-berichten zijn gewisseld:
Groeps-chat
6 juni 2021
(...)
[geïntimeerde 2] : Ik heb vrij weinig gedaan
(...)
[appellant] : Broer je komt met week dingen haha maak je niet druk ene week meer uur andere week minder uur uiteindelijk vertrouwen we op de oplevering ..
We hebben toch een vast bedrag afgesproken dus komt goed.
8 augustus 2021
[naam] : Kosten en Omzet Dupliceren Happy Taste en SL
Pie Charts ipv Bar Charts
Dropdown Kalender
Overview Dashboard
Definition of Done
Communicatie [geïntimeerde 2] – [naam]
14 augustus 2021
(…)
[geïntimeerde 2] : Alles zit er nu in
Kijk ernaar
Maak comments, indien nodig
Kijk of alles klopt
Dan kunnen we in de loop van de week nog even bellen
(...)
Denk je dat het mogelijk is de betalingen aankomende week te doen?
: Dat bespreek ik morgen met [appellant] .
18 augustus 2021
(...)
[geïntimeerde 2] : When is payday
(...)
[naam] : Payday bepaalt [appellant] nadat ik hem de demo wijs van de dashboard. Insha Allah is dat morgen.
Eind van de dag heb je daar meer duidelijkheid over insha Allah.
30 augustus 2021
(…)
[geïntimeerde 2] : Ik heb geen tijd meer om te presenteren
7 september 2021
(…)
[geïntimeerde 2] : Ik wil het niet, maar als ik niet betaald krijg deze maand ga ik over tot betalingsherinneringen en uiteindelijk ingebrekestellingen
29 september 2021
(...)
[geïntimeerde 2] : Kun je volgende week maandag bellen?
(...)
[naam] : Wat zijn de agendapunten?
[geïntimeerde 2] : - Voortzetting Samenwerking [geïntimeerde 1] – SL
- To Do’s huidige dashboard
12 oktober 2021
[naam] : Hoe gaat het met de dashboards?
(...)
[geïntimeerde 2] : Ben niet aan begonnen.
(...)
[geïntimeerde 2] : Ik wacht ook even op de betaling, wat binnenkort zal plaatsvinden.
Denk dat ik tegelijkertijd eraan zal beginnen.
Communicatie [geïntimeerde 2] – [appellant]
24 augustus 2021
(…)
[geïntimeerde 2] : Heb je ook gesproken over de betaling broer?
Even kijken naar de agenda
Vrijdag heb ik tijd na djoemoeha
Bidden we samen?
: Inchalla daarna gaan we zitten Inchalla
(...)
29 augustus 2021
(...)
[geïntimeerde 2] : (...) Echter ik vind het echt heel onprofessioneel en eigenlijk niet kunnen dat zowel jij als [naam] na oplevering moeilijk en soms onmogelijk bereikbaar zijn. (...)
[appellant] : Ik ontvang letterlijk 3 printscreens wat mij niks zeggen en hoor Alleen het is al af kom op man
3.7.
Op 14 augustus heeft [geïntimeerde 2] in de groeps-chat afbeeldingen van dashboards gedeeld van KV, SL en Happy Taste.
3.8.
De eenmanszaak heeft Sport Legacy twee (ongedateerde) facturen gestuurd voor respectievelijk € 2.420,- en € 4.840,- (inclusief btw).
3.9.
De juridisch adviseur van [geïntimeerde 1] heeft [appellant] bij brief van 12 januari 2022 tot betaling gesommeerd. Deze sommatie is onder meer herhaald in een brief van de advocaat van [geïntimeerde 1] aan [appellant] van 8 april 2022.

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde 1] heeft in eerste aanleg gevorderd dat onder meer [appellant] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.260,- in hoofdsom en een bedrag van € 738,- aan buitengerechtelijke incassokosten. [geïntimeerde 1] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat de werkzaamheden onder de overeenkomst zijn voltooid en opgeleverd en dat de eenmanszaak recht heeft op betaling van de afgesproken prijs van € 6.000,- exclusief btw (€ 7.260,- inclusief btw). [geïntimeerde 1] heeft gesteld dat zij de vorderingen in deze zaak op eigen naam heeft ingesteld als lasthebber van de eenmanszaak.
4.2.
De kantonrechter heeft deze vorderingen toegewezen. Zij heeft, kort gezegd, overwogen dat de eenmanszaak in de gegeven omstandigheden er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat de werkzaamheden onder de overeenkomst goed en volledig waren uitgevoerd. Volgens de kantonrechter komt (onder andere) [appellant] geen beroep op opschorting toe.

5.Beoordeling

Vooraf: ambtshalve:
5.1.
Het hof constateert ambtshalve dat [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] in eerste aanleg geen procespartij waren en dat tegen hen in eerste aanleg geen vonnis is gewezen. De omstandigheid dat deze geïntimeerden de vennoten van [geïntimeerde 1] zijn, brengt niet mee dat zij apart als procespartij in hoger beroep kunnen worden betrokken. Het hoger beroep tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] is daarom niet ontvankelijk.
Inhoudelijk
5.2.
[appellant] komt met dertien grieven (waarvan grief 13 voorwaardelijk is ingesteld) op tegen de beslissing van de kantonrechter en de daaraan ten grondslag gelegde motivering. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. [appellant] komt in hoger beroep niet op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde 1] als lasthebber van de eenmanszaak in deze procedure de vorderingen van de eenmanszaak op eigen naam kan instellen. Als het hof hierna spreekt over [geïntimeerde 1] bedoelt hij daar waar nodig ook de eenmanszaak mee.
5.3.
[geïntimeerde 1] vordert in deze procedure betaling van de overeengekomen vergoeding voor de opdracht van € 6.000,- (exclusief btw). [geïntimeerde 1] heeft dit bedrag in twee delen gefactureerd. Het hof verwerpt het verweer van [appellant] dat [geïntimeerde 1] geen bewijs heeft overgelegd van verzending van de facturen. Het staat vast dat [appellant] de facturen in elk geval heeft ontvangen als productie bij de dagvaarding. Omdat [geïntimeerde 1] heeft verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van wettelijke (handels)rente hoeft niet te worden vastgesteld of, en zo ja wanneer, [appellant] de facturen ook op een eerder moment heeft ontvangen.
5.4.
[appellant] betwist dat [geïntimeerde 1] de opdracht volledig heeft opgeleverd. Volgens [appellant] beschikt hij niet over drie werkende dashboards en heeft [geïntimeerde 1] de opdracht maar voor 14,89% voltooid.
5.5.
Anders dan [appellant] , leest het hof in de stellingen van [geïntimeerde 1] geen beroep op een (nader tussen partijen overeengekomen) splitsing van de opdracht. [geïntimeerde 1] heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat zij de opdracht op 14 augustus 2021 heeft opgeleverd en hierover de volgende gemotiveerde stellingen ingenomen. Op 8 augustus 2021 heeft [naam] in de groeps-chat een lijst gedeeld met punten die nog afgemaakt moesten worden. [naam] heeft daaraan toegevoegd “definition of done” waaruit [geïntimeerde 1] mocht begrijpen dat dit de nog openstaande punten waren. [geïntimeerde 2] heeft op 14 augustus 2021 [naam] via WhatsApp bericht dat de dashboards gereed waren en [naam] gevraagd te kijken of alles klopt. [geïntimeerde 2] heeft ook op 14 augustus 2021 afbeeldingen van de dashboards gedeeld in de groeps-chat. [geïntimeerde 2] heeft daarnaast [naam] op 14 augustus 2021 gevraagd of er betaald kon worden. [geïntimeerde 2] heeft het verzoek om betaling daarna verschillende keren herhaald. [appellant] en [naam] hebben toen geen klachten geuit over de kwaliteit van de dashboards. Wel hebben zij [geïntimeerde 2] wat de betaling betreft aan het lijntje gehouden.
5.6.
[appellant] stelt hiertegenover dat [naam] en hijzelf na 14 augustus 2021 wél bezwaar hebben gemaakt tegen de opgeleverde dashboards. [appellant] beroept zich in de eerste plaats op zijn WhatsApp-bericht van 29 augustus 2021 aan [geïntimeerde 2] dat als volgt luidt: “Ik ontvang letterlijk 3 printscreens wat mij niks zeggen en hoor Alleen het is af kom op man”. Dit bericht kan naar het oordeel van het hof niet worden aangemerkt als een serieuze klacht over de kwaliteit van de opgeleverde dashboards. Het bericht van [appellant] specificeert op geen enkele manier wat er mis zou zijn met de opgeleverde dashboards. Het bericht is niet meer dan een korte reactie van [appellant] op het aandringen op betaling door [geïntimeerde 2] . Niet gebleken is dat [appellant] of [naam] op een later moment aan [geïntimeerde 1] heeft toegelicht op welke punten [geïntimeerde 1] de opdracht niet zou hebben voltooid. Dit had wel van hen mogen worden verwacht nu [geïntimeerde 2] in zijn bericht van 14 augustus 2021 uitdrukkelijk aan [naam] heeft laten weten dat “alles er nu in zit” en hem gevraagd heeft te kijken of alles klopt.
5.7.
Het verweer dat de opdracht maar voor 14,89% zou zijn voltooid is voor het eerst in deze procedure naar voren gebracht en is in het licht van het voorgaande weinig aannemelijk. Indien juist zou zijn dat op 14 augustus 2021 nog geen 15% van de opdracht gereed was, had het voor de hand gelegen dat [appellant] of [naam] hierover zich bij [geïntimeerde 1] had beklaagd. Zoals hiervoor al overwogen is niet gebleken dat dat is gebeurd. Het verweer dat [geïntimeerde 1] de opdracht voor maar 14,89% had voltooid is – mede gelet op de onaannemelijkheid daarvan – door [appellant] onvoldoende onderbouwd. [appellant] baseert dit verweer op drie documenten die [naam] heeft opgesteld en bij brieven van respectievelijk 12 april 2022, 18 mei 2022 en 26 mei 2022 aan [appellant] heeft gezonden. [appellant] heeft deze documenten weliswaar als productie in het geding gebracht maar in zijn procestukken heeft hij over deze documenten niet meer gesteld dan dat daaruit zou volgen dat [geïntimeerde 1] maar 14,89% van de overeengekomen werkzaamheden heeft uitgevoerd. Hoe en waarom dat uit die documenten volgt, blijkt niet uit de processtukken van [appellant] . De enkele en niet verder toegelichte verwijzing naar de genoemde documenten kan daarom niet als een gemotiveerde betwisting van de stellingen van [geïntimeerde 1] over de oplevering in augustus 2021 worden gezien.
5.8.
[appellant] beroept zich verder op een WhatsApp-bericht van [geïntimeerde 2] aan [naam] van 30 augustus 2021 waarin [geïntimeerde 2] zegt dat hij geen tijd meer heeft om te presenteren, waaruit zou volgen dat in elk geval de overeengekomen eindpresentatie niet zou zijn gegeven. Dit argument gaat niet op. De WhatsApp-correspondentie tussen [geïntimeerde 2] , [appellant] en [naam] is zeer omvangrijk en ziet op veel meer onderwerpen dan alleen de opdracht. [appellant] heeft niet toegelicht waaruit volgt dat het bedoelde bericht betrekking heeft op de (afhandeling van) de opdracht. [appellant] heeft bovendien niet toegelicht waar uit de overeenkomst volgt dat partijen hebben afgesproken dat een eindpresentatie tot de opdracht behoorde. Dit staat niet met zoveel woorden in de overeenkomst en [appellant] heeft ook niet gesteld dat dit zou volgen uit het “Deliverables” document.
5.9.
[appellant] ’s betoog dat uit de WhatsApp-communicatie tussen [geïntimeerde 2] en [naam] op 29 september 2021 en 12 oktober 2021 kan worden afgeleid dat [geïntimeerde 1] ook zelf heeft onderkend dat de opdracht niet volledig was opgeleverd. [appellant] leidt dit af uit de omstandigheid dat [geïntimeerde 2] in een bericht op 29 september 2021 heeft vermeld: “To Do’s huidige dashboard” en dat hij vervolgens op 12 oktober 2021 op de vraag van [naam] hoe het gaat met de dashboards antwoordt dat hij er nog niet aan is begonnen. Het hof verwerpt dit betoog. De context waarin de berichten zijn gestuurd duidt erop dat het hier ging om een mogelijk nieuwe opdracht. Dit wordt ondersteund door de omstandigheid dat [geïntimeerde 2] direct na het hiervoor genoemde antwoord op 12 oktober 2021 heeft gezegd dat hij wacht op de betaling en denkt dat hij “tegelijkertijd eraan zal beginnen”. Voor [naam] had hieruit duidelijk moeten zijn dat [geïntimeerde 1] van mening was dat de opdracht was afgerond en opgeleverd; alleen dan kon zij immers aanspraak maken op betaling.
5.10.
Voor zover [appellant] heeft verwezen naar andere passages uit de WhatsApp-berichten gaat het hof daaraan voorbij. [geïntimeerde 1] heeft er terecht op gewezen dat deze passages zien op andere onderwerpen dan de opdracht dan wel dateren van ruim na de oplevering.
5.11.
[appellant] ’s stelling dat hij de contacten over de opdracht niet exclusief had uitbesteed aan [naam] en dat [naam] niet gemachtigd was te oordelen over de eindoplevering kunnen hem niet baten. Het hof is er in het voorgaande vanuit gegaan dat – zoals [appellant] zelf heeft gesteld in punt 5 conclusie van antwoord – [naam] de uitvoering van de opdracht namens [appellant] zou begeleiden. Het hof heeft niet aangenomen dat [naam] hierbij de exclusieve gesprekspartner van [geïntimeerde 1] was of dat [naam] bevoegd was de oplevering van de opdracht namens [appellant] te accepteren. Het hof heeft in het voorgaande ook de communicatie tussen [geïntimeerde 2] en [appellant] bij zijn oordeel betrokken.
5.12.
[appellant] heeft er verder op gewezen dat [geïntimeerde 1] zich op enig moment bereid heeft getoond genoegen te nemen met betaling van een lager bedrag dan de overeengekomen € 6.000 (exclusief btw). Voor zover [appellant] daarmee heeft willen betogen dat [geïntimeerde 1] zou hebben erkend dat de opdracht nog niet volledig zou zijn uitgevoerd, gaat het hof daaraan voorbij. Dit betrof een poging van [geïntimeerde 1] de zaak buiten rechte te regelen en kan niet gezien worden als een erkenning van [geïntimeerde 1] dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst.
5.13.
[appellant] heeft nog opgemerkt dat [geïntimeerde 1] de opdracht niet uiterlijk op 1 juli 2021 heeft opgeleverd. Voor zover deze opmerking als een verweer tegen de vorderingen van [geïntimeerde 1] moet worden aangemerkt, gaat dat niet op. Volgens artikel 1.4 van de overeenkomst is 1 juli 2021 niet meer dan een streefdatum. [geïntimeerde 1] heeft bovendien uit de WhatsApp-communicatie van 6 juni 2021 (zie hierboven onder 3.6) mogen begrijpen dat [appellant] er geen probleem mee had als de opdracht wat later dan voorzien zou worden afgerond. Van enige (tijdige) klacht van [appellant] over een te late oplevering is voorts niet gebleken.
5.14.
De conclusie uit het voorgaande is dat aangenomen moet worden dat [geïntimeerde 1] de opdracht op 14 augustus 2021 heeft voltooid en opgeleverd. Dat betekent dat [geïntimeerde 1] haar verplichtingen onder de overeenkomst is nagekomen. [appellant] was daarom niet bevoegd tot opschorting en/of (al dan niet: gedeeltelijke) ontbinding zodat het beroep dat [appellant] daarop heeft gedaan hem niet kan baten.
Matiging?
5.15.
[appellant] heeft ten slotte verzocht – naar hij stelt op basis van redelijkheid en billijkheid – het toe te wijzen bedrag te matigen. Hij voert hiervoor aan dat nooit drie werkende dashboards ter beschikking zijn gesteld en veel minder dan de helft van de overeengekomen werkzaamheden is uitgevoerd. Dit betoog is niet meer dan een herhaald beroep op de omstandigheid dat [geïntimeerde 1] de opdracht niet volledig heeft uitgevoerd. Het hof heeft dit betoog hiervoor al verworpen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding het toe te wijzen bedrag te matigen.
Afronding
5.16.
Het hof verwerpt het bewijsaanbod van [appellant] . Voor zover [appellant] nader bewijs heeft aangeboden over de inhoud van de volledige communicatie tussen partijen – waarbij deels in het Arabisch, en met afbeeldingen en geluidsbestanden is gecommuniceerd – had het op zijn weg gelegen de passages waarop hij een beroep had willen doen als onderdeel van zijn processtukken in het geding te brengen. [appellant] heeft verder geen bewijs aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak kunnen leiden.
5.17.
[appellant] heeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen belang bij een afzonderlijke behandeling van zijn grieven omdat dat niet tot een andere uitkomst van de zaak kan leiden. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde 1] terecht toegewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellant] zal niet ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] . [appellant] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld. Hij zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt de proceskosten als volgt vast:
- verschotten (griffierecht) € 783,-
- salaris
€ 836,-(tarief I, 1 punt)
Totaal: € 1.619

6.Beslissing

Het hof:
verklaart appellant niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen geïntimeerden sub 2 en 3;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt appellant in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van geïntimeerden vastgesteld op € 1.619,- en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit arrest is gewezen door mr. W.A.H. Melissen, mr. K.A.J. Bisschop en mr. D.L.M.T. Dankers-Hagenaars, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.
.