Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
subsidiair
uiterst subsidiair
primair en subsidiair:
3.Feiten
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
ten tijde van het sluiten van de overeenkomstniet hebben voorzien. Het gaat in deze zaak dan ook om de vraag wat [geïntimeerde] en [X] in 1987, toen de overeenkomst werd gesloten, voor ogen hebben gehad. Dit betekent dat het moment dat Aarp het pand heeft gekocht (2015) voor de beoordeling van de vraag of er onvoorziene omstandigheden zijn, niet relevant is. Het hof zal hierna beoordelen of de afzonderlijke omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voorzien waren.
Huurovereenkomst voor bepaalde tijd
Verband bewonen van de woning en arbeidsovereenkomst
Stijging energieprijzen
Wetswijziging 2014