Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.de erven van [X] en
[appellant 2]in zijn hoedanigheid van executeur in de nalatenschap van [X] voornoemd,
1.[geïntimeerde 1] ,
[geïntimeerde 2]in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [geïntimeerde 1] voornoemd,
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Vanwege uw handelingen in de woning die in strijd waren met de Opiumwet is de woning op last van de gemeente voor drie maanden gesloten geweest. Cliënten hebben duidelijk aangegeven dat u niet in de woning mag terugkeren omdat er sprake is van een zeer ernstige toerekenbare tekortkoming in de nakoming van uw verplichtingen uit de huurovereenkomst. In artikel 12.21 van deze overeenkomst is immers opgenomen dat drugshandel niet is toegestaan en ten strengste is verboden. Daarnaast kan dan de huur direct worden beëindigd. Ik ontbind dan ook de huurovereenkomst per heden en verzoek u de woning binnen 24 uur te verlaten en de sleutels in te leveren bij makelaar (…), u wel bekend.
3.Beoordeling
handelin verboden middelen in of vanuit de woning. Dat de bestuursrechters in de bestuursrechtelijke rechtsgang tegen de sluiting van de woning in hun uitspraken zijn uitgegaan van een ‘ernstige overtreding die duidt op drugshandel’ doet hier niet aan af. Indien bestuursrechtelijke procedures leiden tot besluiten met formele rechtskracht, dient de burgerlijke rechter weliswaar uit te gaan van de rechtsgeldigheid en rechtmatigheid van die besluiten, maar is hij niet gebonden aan de inhoudelijke overwegingen die aan de besluiten ten grondslag zijn gelegd. Verder is niet (gemotiveerd) gesteld of gebleken, ook niet ter zitting in hoger beroep, dat een incident als dat van 13 oktober 2021 zich in de periode na de heropening van de woning op 20 september 2022 heeft herhaald. De erven [X] en [appellant 2] hebben hun vrees voor herhaling (van de aanwezigheid van drugs) c.q. voor drugshandel in de woning vooralsnog onvoldoende handen en voeten gegeven. Gelet hierop alsmede op het belang van [geïntimeerde 1] bij behoud van de woning is het hof voorshands van oordeel dat het spoedeisend belang ontbreekt om de woning op dit moment te ontruimen.