ECLI:NL:GHAMS:2024:1369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
200.336.475/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsingsincident in hoger beroep tegen beschikking ontbinding stichting met prioriteitsaandelen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de ontbinding van de Stichting Continuïteit Libra International (SCLI) werd uitgesproken. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W. Leedekerken, heeft op 8 januari 2024 beroep ingesteld tegen deze beschikking, die op 14 december 2023 was gegeven. De beschikking was uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de ontbinding onmiddellijk effect had, ongeacht het hoger beroep. De appellant verzocht om schorsing van de uitvoerbaarverklaring, omdat hij vreesde dat de ontbinding onomkeerbare gevolgen zou hebben voor de beschermingsconstructie van het familiebedrijf. De geïntimeerden, waaronder Libra International B.V. en SCLI, hebben verweer gevoerd en betoogd dat de appellant geen belang had bij schorsing, aangezien de ontbinding al was ingeschreven en de prioriteitsaandelen waren overgedragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 april 2024 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof oordeelde dat de schorsing van de tenuitvoerlegging geen effect zou hebben op de reeds ingetreden rechtsgevolgen van de ontbinding en dat de appellant niet voldoende belang had bij zijn verzoek. De beslissing van het hof was dat het verzoek tot schorsing werd afgewezen, en de proceskosten in het incident werden aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.336.475/01
zaak-/rekestnummer rechtbank Amsterdam : C/13/734524 / HA RK 23-180
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 mei 2024
in de zaak van
[appellant] (hierna: [appellant] )
wonende te [plaats] ,
appellant, tevens verzoeker in het incident
advocaat: mr. J.W. Leedekerken te Amsterdam,
tegen

1.LIBRA INTERNATIONAL B.V. (hierna: Libra Nieuw),

gevestigd te Amsterdam,
2.
[geïntimeerde] (hierna: [geïntimeerde] ),
wonende te [plaats] ,
geïntimeerden, tevens verweerders in het incident (hierna gezamenlijk: Libra Nieuw c.s.),
advocaat: mr. B.W. Brouwer te Amsterdam.
en
3.
STICHTING CONTINUITEIT LIBRA INTERNATIONAL,
(hierna: SCLI),
gevestigd te Amsterdam,

4.[belanghebbende] ,

wonende te [plaats 2] ,
5.
[belanghebbende 2],
wonende te [plaats] ,
belanghebbenden,
advocaat mr. I. Wassenaar te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 8 januari 2024, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de rechtbank Amsterdam op 14 december 2023 onder bovenvermeld zaak-/rekestnummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe – zakelijk weergegeven – dat het hof de gegeven beschikking zal vernietigen en alsnog de verzoeken van Libra Nieuw c.s. zal afwijzen.
Tevens behelst het beroepschrift een incidenteel verzoek. Dit verzoek strekt ertoe – kort weergegeven – de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking te schorsen, althans de daarin opgenomen uitvoerbaarverklaring bij voorraad te schorsen.
Libra Nieuw c.s. hebben op 31 januari 2024 een verweerschrift in het incident ingediend.
Belanghebbenden [belanghebbende] en [belanghebbende 2] hebben zich bij akte van 1 februari 2024 gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 23 april 2024 laten toelichten, [appellant] door mr. Leedekerken voornoemd en door mr. L.de Visser, kantoorgenoot van mr. Leedekerken, en Libra Nieuw c.s. door mr. Brouwer voornoemd en door mr. M.F. van den Berg, kantoorgenoot van mr. Brouwer, beiden aan de hand van overlegde spreekaantekeningen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn door beide partijen op voorhand toegestuurde producties in het geding gebracht.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Feiten

Het gaat in deze zaak - samengevat en voor zover in het incident van belang - om het volgende.
2.1.
Voordat Libra Nieuw bestond, dreef de gelijknamige vennootschap Libra International B.V. (hierna: Libra Oud) een onderneming in de projectontwikkeling en het beheer van onroerend goed. Dat deed zij vanaf haar oprichting in 1959 door de inmiddels overleden [Naam] (hierna: [Naam] ).
2.2.
De kinderen van [Naam] zijn [geïntimeerde] , [Naam 2] en [naam 3] .
2.3.
In 2013 vormden [Naam] en [geïntimeerde] samen het bestuur van Libra Oud.
[geïntimeerde] , [Naam 2] en [naam 3] hadden ieder een minderheidsbelang van 31.05% en ook [Naam] had nog een klein belang (5,03%). Ook een groep derden, ook wel 'outsiders' genoemd, beschikte over een klein deel van de aandelen.
2.4.
Om te voorkomen dat tussen [geïntimeerde] , [Naam 2] en [naam 3] een situatie ontstond waarin twee aandeelhouders de derde broer of zus zouden kunnen overstemmen bij ingrijpende beslissingen, zonder dat de continuïteit van Libra Oud als familievennootschap daarmee zou zijn gediend, zijn [Naam] en [geïntimeerde] na (fiscaal) advies van [belanghebbende] overgegaan tot de oprichting van SCLI als onderdeel van een beschermingsconstructie.
2.5.
SCLI beschikte over prioriteitsaandelen in Libra Oud waarmee zij een doorslaggevende meerderheid van 51% van de stemrechten in de aandeelhoudersvergadering vertegenwoordigde. In het bestuur van SCLI zetelden naast [Naam] ,
[geïntimeerde] , [Naam 2] en [naam 3] , ook twee niet-familieleden: [belanghebbende] en [belanghebbende 2] . Door hun betrokkenheid konden [geïntimeerde] , [Naam 2] en [naam 3] uitsluitend met de goedkeuring van alle familieleden of met de goedkeuring van de twee onafhankelijke bestuurders een besluit nemen in de aandeelhoudersvergadering van Libra Oud.
2.6.
[Naam] overleed op 3 oktober 2018, waarna zijn belang in Libra Oud
door [geïntimeerde] is verkregen. Op 3 januari 2019 verkreeg [geïntimeerde] ook het aandelenbelang van [Naam 2] in Libra Oud ter uitvoering van een (uit)koopovereenkomst. [geïntimeerde] hield daarmee 67,13% van de gewone aandelen.
2.7.
[Naam 2] is in het bestuur van SCLI opgevolgd door [appellant] , de zoon van [geïntimeerde] .
2.8.
Op 31 juli 2019 werd Libra Oud op initiatief van [geïntimeerde] en [naam 3] gesplitst met toepassing van artikel 2:334cc BW (hierna: de ruziesplitsing), waaruit Libra Nieuw en Almade Vastgoed B.V. (hierna: Almade) ontstonden. [belanghebbende] en [belanghebbende 2] stonden hier afkeurend tegenover, maar werden overstemd doordat de op dat moment in SCLI zetelende familieleden eensgezind waren.
2.9.
Libra Oud hield op te bestaan, maar haar onderneming werd opgeknipt voortgezet na een verdeling van de vastgoedportefeuille tussen Libra Nieuw en Almade. [naam 3] houdt alle aandelen in Almade. In het SCLI-bestuur is zij opgevolgd door [naam 4] (hierna: [naam 4] ), de partner van [geïntimeerde] .
2.10.
[naam 3] wilde niet dat SCLI prioriteitsaandelen verkreeg in Almade.
[geïntimeerde] en [naam 3] zijn daarom op (fiscaal) advies van [belanghebbende]
een boeteclausule aangegaan op basis waarvan de één aan de ander een boete van
€ 100 miljoen zou zijn verschuldigd indien hij of zij binnen drie jaar na de ruziesplitsing de
aandelen in de afgesplitste vennootschap of 30% van de betreffende vastgoedportefeuille
zou vervreemden.
2.11.
[geïntimeerde] houdt 97,35% van de gewone aandelen in Libra Nieuw en is haar enig bestuurder. De outsiders hebben tezamen 2,65%. [geïntimeerde] heeft ervoor gekozen om SCLI boven Libra Nieuw te plaatsen. SCLI houdt alle prioriteitsaandelen in Libra Nieuw waarmee zij 51% van de stemrechten van Libra Nieuw vertegenwoordigt.
2.12.
[geïntimeerde] heeft drie jaar na de ruziesplitsing te kennen gegeven ontbinding van SCLI te wensen. Drie leden van het huidige bestuur van SCLI – [appellant] , [belanghebbende] en [belanghebbende 2] – hebben niet ingestemd met het voorstel van [geïntimeerde] om SCLI te ontbinden. Libra Nieuw en [geïntimeerde] hebben vervolgens een verzoek tot ontbinding ingediend bij de rechtbank.
2.13.
[appellant] heeft op 8 januari 2024 beroep ingesteld van de bestreden beschikking waarbij de rechtbank - uitvoerbaar bij voorraad - SCLI heeft ontbonden en de bestuurders als vereffenaars heeft benoemd en hen heeft bevolen de prioriteitsaandelen in Libra Nieuw te verkopen aan Libra Nieuw tegen maximaal de nominale waarde.
2.14.
Eveneens op 8 januari 2024 hebben [belanghebbende] en [belanghebbende 2] aan [geïntimeerde] medegedeeld dat zij hangende het door [appellant] ingestelde hoger beroep niet zullen meewerken aan uitvoeringshandelingen van de vereffening.
2.15.
Op 29 januari 2024 is de ontbinding ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK).
2.16.
Op 31 januari 2024 heeft SCLI, vertegenwoordigd door [geïntimeerde] en [naam 4] , de prioriteitsaandelen verkocht en, onder de ontbindende voorwaarde dat de beschikking op het punt van de ontbinding van SCLI door een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak zal worden vernietigd, geleverd aan Libra Nieuw.
Libra Nieuw c.s. hebben bij de notariële akte verklaard de ingekochte prioriteitsaandelen niet in te zullen trekken zolang de ontbindende voorwaarde in vervulling kan gaan.
2.17.
[appellant] , [belanghebbende] en [belanghebbende 2] hebben [geïntimeerde] , [naam 4] , Libra Nieuw en SCLI gedaagd in kort geding en – onder meer – gevorderd dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking wordt geschorst totdat dit hof in het incident heeft beslist. De voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft deze vordering bij vonnis van 12 april 2024 afgewezen.

3.Beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank SCLI ontbonden, de griffier opgedragen aan de registers opgaaf te doen van de ontbinding, de huidige leden van het bestuur van SCLI ( [geïntimeerde] , [naam 4] , [appellant] , [belanghebbende] en [belanghebbende 2] ) tot vereffenaars benoemd en hen bevolen de prioriteitsaandelen in Libra International B.V.
(Libra Nieuw) aan Libra International B.V. (Libra Nieuw) te verkopen tegen maximaal de
nominale waarde, en de vereffenaars opgedragen om zodra de vereffening eindigt, daarvan aan de registers opgaaf te doen. Het meer of anders verzochte is afgewezen en de beschikking is
uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.2.
[appellant] verzoekt in het incident dat de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking wordt geschorst, althans dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad wordt geschorst. Hij wijst erop dat de rechtbank de beschikking zonder motivering uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van [appellant] om dat niet te doen. Volgens [appellant] dient het hof in dit incident alsnog een afweging van de wederzijdse belangen te maken. In het beroepschrift tevens houdende incidenteel verzoek voert [appellant] in dat verband aan dat de executie van de beschikking tot voorzienbaar gevolg heeft dat SCLI ontmanteld wordt en de prioriteitsaandelen aan Libra Nieuw zullen worden verkocht en overgedragen, met potentieel onomkeerbare gevolgen voor de beschermingsconstructie. Daardoor kan SCLI bepaalde ingrijpende besluiten niet meer blokkeren. [appellant] vreest al langere tijd dat [geïntimeerde] de aandelen in Libra Nieuw of de aan Libra Nieuw verbonden onderneming aan een derde wil verkopen. Het is volgens [appellant] daarentegen niet duidelijk welke belangen van [geïntimeerde] eraan in de weg staan dat de uitspraak in hoger beroep wordt afgewacht.
3.3.
Inmiddels heeft de overdracht van de prioriteitsaandelen aan Libra Nieuw, onder ontbindende voorwaarde, plaatsgevonden. Ook de inschrijving van de ontbinding in de registers heeft plaatsgevonden. [appellant] heeft ter zitting blijk ervan gegeven zich te realiseren dat een schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking daardoor slechts nog effect kan hebben op de nog uit te voeren vereffeningshandelingen. Er moet volgens hem nog een rekening en verantwoording worden gedeponeerd bij de KvK, de vereffenaars moeten nog afspraken maken over de bewaring van de administratie en, nadat de schulden zijn betaald en/of het vermogen is verdeeld, moeten de vereffenaars een formulier indienen bij de KvK om de SCLI uit te schrijven. [appellant] stelt dat, indien deze handelingen zijn verricht, SCLI volledig zal zijn opgehouden te bestaan. Als de beschikking in hoger beroep wordt vernietigd, zal een volledig nieuwe bestuursconstructie moeten worden opgetuigd. Dat zal geen sinecure zijn. De betrokken personen zijn mogelijk tegen die tijd niet langer beschikbaar.
Volgens [appellant] moet bij de belangenafweging tevens worden betrokken dat de wetgever is uitgegaan van grote terughoudendheid bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van ontbindingsbeslissingen en in dat verband in het kader van artikel 2:20 BW heeft overwogen dat dat dit een onherroepelijke ingreep betekent die niet is terug te draaien na een andersluidend oordeel in hoger beroep of cassatie. Ook dient bij de belangenafweging betrokken te worden dat [geïntimeerde] samen met [naam 4] tegen de wens van de overige bestuursleden, en nadat reeds hoger beroep tegen de beschikking was ingesteld, is overgegaan tot overdracht van de prioriteitsaandelen. Daarmee heeft [geïntimeerde] onrechtmatig gehandeld. [appellant] sluit daarom verdere juridische stappen jegens [geïntimeerde] niet uit. Van een door het hof uit te spreken schorsing zou een signaal uitgaan, waarvan [appellant] in die nadere procedures profijt zou kunnen hebben.
3.4.
Libra Nieuw c.s. betogen bij verweerschrift dat [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de ontbinding en de benoeming van de vereffenaars. Dit zijn immers rechtsfeiten die door de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking in het leven zijn geroepen. Subsidiair heeft [appellant] geen belang bij zijn verzoek omdat schorsing geen terugwerkende kracht heeft. Evenmin zou een schorsing de inmiddels voltooide overdracht van prioriteitsaandelen aantasten. Ten aanzien van de bepaling dat de griffier opgave moet doen van de ontbinding geldt dat dit een vangnetbepaling is voor het geval de vereffenaars daarin verzaken. In dit geval is die opgave reeds gedaan, zodat ook op dat punt geen belang is bij schorsing.
Dat deze handelingen onomkeerbaar zouden zijn wordt door [geïntimeerde] betwist. Hij wijst erop dat de prioriteitsaandelen zijn overgedragen onder de ontbindende voorwaarde dat in hoger beroep andersluidend wordt beslist. In dat licht valt volgens hem niet in te zien hoe de vereffening volledig zou kunnen worden afgerond zolang het hoger beroep loopt, zodat ook bij schorsing van de resterende vereffeningshandeling geen belang bestaat.
[geïntimeerde] stelt verder dat hij er op zijn beurt belang bij heeft dat hij, zonder de noodzaak van instemming van SCLI, beslissingen kan nemen in zijn eigen bedrijf. [geïntimeerde] betwist ook dat hij plannen heeft om aandelen aan een derde te verkopen dan wel om op korte termijn vastgoed te vervreemden.
3.5.
Het hof overweegt als volgt.
Als uitgangspunt geldt dat vonnissen van rechtswege werken. Die werking wordt geschorst door het instellen van een rechtsmiddel, tenzij het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard. De beslissing van de rechter om een vennootschap te ontbinden en een vereffenaar te benoemen is een constitutieve beslissing. Een constitutief vonnis schept een nieuwe rechtstoestand, zij het dat een dergelijk vonnis eerst rechtsgevolg heeft als het kracht van gewijsde heeft. Een constitutief vonnis kan echter uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. Het rechtsgevolg daarvan is dat de nieuwe rechtstoestand onmiddellijk intreedt en gelding heeft zo lang het vonnis niet door een hogere instantie wordt vernietigd. Hetzelfde geldt voor beschikkingen.
3.6.
In de onderhavige zaak is de beslissing om SCLI te ontbinden en het bestuur als vereffenaars te benoemen uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit zijn constitutieve beslissingen die als gevolg van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad direct gelding hebben gekregen. Die gelding duurt voort zo lang in hoger beroep niet andersluidend wordt geoordeeld. Schorsing van de tenuitvoerlegging van bestreden beschikking heeft ten aanzien van deze beslissingen geen effect op het ingetreden rechtsgevolg, omdat schorsing geen terugwerkende kracht heeft.
Dat laatste geldt eveneens voor de opdracht aan het bestuur om de prioriteitsaandelen over te dragen aan Libra Nieuw. Deze overdracht heeft inmiddels plaatsgevonden. Dat [geïntimeerde] daarmee, volgens [appellant] , onrechtmatig zou hebben gehandeld, doet aan de overdracht niet af. Schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking raakt deze overdracht niet, evenmin als een dergelijke schorsing de inschrijving van de ontbinding bij de KvK raakt. Zoals tussen partijen niet in geschil is, kan de schorsing van de tenuitvoerlegging slechts gevolgen hebben voor de nog uit te voeren vereffeningshandelingen. Als niet betwist staat vast dat deze handelingen zien op de rekening en verantwoording, bewaring van de administratie en het uitschrijven uit de KvK.
3.7.
Volgens vaste jurisprudentie dienen bij de beoordeling van de verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging de volgende maatstaven te worden aangelegd:
(i) de verzoekende partij moet belang hebben bij de verzochte schorsing, (ii) dat belang moet in het licht van de omstandigheden van het geval worden afgewogen tegen de belangen van de wederpartij, en (iii) daarbij moet de kans van slagen van het hoger beroep buiten beschouwing blijven, (vgl. Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026, ro. 5.5.1 jo. 5.3.6).
In dat verband overweegt het hof als volgt. Het meest zwaarwegende belang van [appellant] is gelegen in het voorkomen van verkoop van aandelen en vastgoed door [geïntimeerde] , waarmee in zijn visie het voortbestaan van het familiebedrijf in gevaar is. Zoals niet in geschil is zal schorsing van de nog resterende vereffeningsmaatregelen niet tegemoet komen aan dat belang. Het hof merkt daarbij overigens terzijde op dat [geïntimeerde] herhaaldelijk te kennen heeft gegeven niet de intentie te hebben aandelen of vastgoed aan derden te verkopen. [appellant] heeft zijn zorgen daarover desgevraagd ook niet nader concreet kunnen maken.
Dat de resterende vereffeningshandelingen het terugdraaien van de ontmanteling nog verder zullen bemoeilijken is niet gebleken. [appellant] heeft slechts aangevoerd dat als gevolg hiervan te zijner tijd een volledig nieuwe bestuursstructuur dient te worden opgetuigd. Het hof volgt hem hierin niet. Als dat al noodzakelijk zal blijken te zijn is, dan is dat niet het gevolg van de uitschrijving bij de KvK, maar van de thans reeds verrichte vereffeningshandelingen. Na het terugdraaien daarvan kan SCLI eenvoudig weer worden ingeschreven. Daar komt bij dat ter zitting namens [geïntimeerde] is verklaard dat deze niet inziet dat de vereffening volledig kan worden afgerond zolang het hoger beroep aanhangig is, gelet op de ontbindende voorwaarde die aan de overdracht van de prioriteitsaandelen is verbonden. Het hof maakt daaruit op dat [geïntimeerde] niet van zins is om tijdens deze periode SCLI uit te laten schrijven bij de KvK. Van de overige resterende vereffeningsmaatregelen heeft [appellant] niet toegelicht welk belang hij heeft bij schorsing daarvan.
Het hof concludeert dan ook dat [appellant] in de gegeven omstandigheden niet een voldoende belang heeft bij de door hem verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de beschikking. Daarop stuit zijn verzoek af. Aan verdere belangenafweging wordt dan niet toegekomen.
3.8.
Dat [geïntimeerde] in de visie van [appellant] onrechtmatig heeft gehandeld door vereffeningshandelingen te verrichten terwijl hij wist dat beroep was ingesteld van de ontbindingsbeslissing, is niet een omstandigheid die in het kader van de beoordeling van het belang van [appellant] bij schorsing van de tenuitvoerlegging een rol kan spelen. Immers, schorsing brengt geen wijziging aan in reeds uitgevoerde vereffeningshandelingen. Ook overweegt het hof dat een eventueel belang van [appellant] bij een schorsing vanwege het signaal dat daarvan uitgaat in het kader van nog te voeren procedures geen belang is dat bij deze beoordeling betrokken dient te worden.
3.9.
Wat hiervoor is overwogen over het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking geldt op gelijke gronden voor het subsidiaire verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Conclusie
3.10.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging, althans van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad zal worden afgewezen.
Proceskosten
3.11.
De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot de uitspraak in de hoofdzaak.

4.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de door [appellant] verzochte schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, althans van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad af;
houdt de beslissing over de proceskosten in het incident aan tot de uitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
bepaalt dat Libra Nieuw c.s. op 18 juni 2024 een verweerschrift mogen indienen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.M. Tillema, mr. J.F. Aalders en mr. E.M. Deen en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.