ECLI:NL:GHAMS:2024:1346

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
23-003221-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verleiding en misbruik van minderjarige meisjes door giften en seksuele handelingen, vervaardigen van kinderporno en ontucht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van het verleidend benaderen van zes minderjarige meisjes door middel van giften en beloften, en het plegen van ontuchtige handelingen. De zaak betreft feiten die zich hebben voorgedaan tussen 1 april 2020 en 4 november 2020 in Amsterdam, Haarlem en Amstelveen. De verdachte heeft de meisjes onder druk gezet en misbruik gemaakt van hun kwetsbare positie, waarbij hij hen heeft aangespoord tot seksuele handelingen en foto's heeft gemaakt van deze handelingen. Het hof heeft de dagvaarding gedeeltelijk nietig verklaard en de verdachte in hoger beroep veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van voorarrest, en een contactverbod van vijf jaren met betrekking tot de slachtoffers. Daarnaast zijn vorderingen van benadeelde partijen voor immateriële schade toegewezen, variërend van €5.000 tot €10.000 per slachtoffer. Het hof heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de impact van het misbruik op hun leven zijn meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003221-21
datum uitspraak: 16 mei 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 november 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-279236-20 (zaak A) en 13-288580-21 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats 1] ( [geboorteland 1] ) op [geboortedag] 1968,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2024 en 16 mei 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaten van de benadeelde partijen naar voren hebben gebracht.

Geldigheid van de dagvaarding

Aan de verdachte is in zaak A onder 1 onder meer tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan -kort gezegd- het verleiden van ‘één of meerdere andere meisje(s)’ tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen. Aan de verdachte is in zaak A onder 3 primair onder meer tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (een poging tot) mensenhandel ten aanzien van ‘één of meerdere andere minderjarige meisje(s)’.
Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat de dagvaarding, gelet op de inhoud van het dossier, ten aanzien van de voornoemde in de tenlastelegging opgenomen zinsneden onvoldoende duidelijk is. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van die onderdelen niet voldoet aan de eisen gesteld door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd in zaak A onder 3 en 5 en in zaak B onder 1 en 2. Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal naar voren gebracht dat het hoger beroep zich niet richt tegen de vrijspraken van deze feiten en gevorderd dat het openbaar ministerie ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep. Gelet hierop en omdat het hof ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met enig onderzoek van deze feiten, zal de officier van justitie, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep ten aanzien van het in zaak A onder 3 en 5 en in zaak B onder 1 en 2 tenlastegelegde.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
In zaak A:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Amsterdam en/of Haarlem en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, (telkens) door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding, te weten door het (telkens) betalen van een geldbedrag en/of geven van drugs en/of sigaretten en/of het kopen van luxe goederen, een persoon genaamd [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] en/of [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 2] en/of [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en/of [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] en/of [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en/of [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] en/of één of meerdere andere meisje(s), van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt, (telkens) opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen van verdachte, immers heeft hij, verdachte,
- ( meermalen) naaktfoto’s en/of deels ontklede foto’s van die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of één of meerdere andere meisje(s) gemaakt en/of
- ( bij) die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of één of meerdere andere meisje(s) aangespoord en/of aangedrongen en/of aangezet tot het verrichten van seksuele handelingen en/of
- ( vervolgens/ondertussen) hier foto’s van gemaakt en/of
- ( vervolgens) die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] en/of één of meerdere andere meisje(s) met zijn, verdachtes, penis en/of vinger oraal en/of vaginaal en/of anaal gepenetreerd en/of
- ( vervolgens/ondertussen) hier foto’s van gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Amsterdam en/of Haarlem en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, één of meermalen een gegevensdrager (SD-kaart), bevattende afbeeldingen, te weten (ongeveer) 340 fotobestanden, van seksuele gedragingen, waarbij meerdere meisje(s), althans één, die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt (waarvan zes meisjes zijn geïdentificeerd als zijnde [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] en/of [benadeelde partij 2] geboren op [geboortedatum 2] en/of [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en/of [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] en/of [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en/of [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] ), is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, (telkens) heeft verspreid, vervaardigd, aangeboden, openlijk tentoongesteld, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit:
- het met zijn, verdachtes, penis en/of vinger oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van één of meerdere voornoemde meisje(s) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt en/of
- het met zijn, verdachtes, vinger/hand betasten en/of aanraken van de rug en/of middel, in elk geval het lichaam, van één of meerdere voornoemde meisje(s) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door één of meerdere voornoemde meisje(s) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt, waarbij dit/deze meisje(s) poseert/poseren in een erotisch getinte houding (op een wijze) die niet bij haar/hun leeftijd past en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van dit/deze meisje(s) in beeld worden gebracht (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Amsterdam en/of Haarlem en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, met [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en/of [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] en/of [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en/of [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had(den) bereikt, buiten echt, (telkens) één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die (telkens) hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] , te weten
- het met zijn, verdachtes, penis en/of vinger oraal en/of vaginaal en/of anaal penetreren van het lichaam van die [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] en/of [benadeelde partij 6] ;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het tenlastegelegde seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 4]

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 4] (hierna: [benadeelde partij 4] ), hetgeen in zaak A onder 1 en onder 4 is tenlastegelegd, kan worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de verklaringen van [benadeelde partij 3] (hierna: [benadeelde partij 3] ), de moeder van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] mevrouw [moeder] , en de verklaring van de verdachte zelf voldoende steun bieden aan de verklaringen van [benadeelde partij 4] . Zowel [benadeelde partij 3] als moeder verklaren over de hevige emoties van [benadeelde partij 4] kort na het gepleegde seksueel misbruik. Bovendien past het gedrag binnen de concrete context van het overige misbruik. De verdachte is bij alle andere slachtoffers seksueel binnengedrongen tijdens de fotoshoot, waardoor sprake is van essentiële overeenkomsten.
De advocaat-generaal heeft naar voren gebracht dat het in zaak A onder 4 tenlastegelegde seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 4] niet tot een bewezenverklaring ten aanzien van dat feit kan leiden, aangezien [benadeelde partij 4] ten tijde daarvan de leeftijd van 16 jaren had bereikt.
Standpunt verdediging
De raadsman van de verdachte heeft op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 4] . Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte dit stellig ontkent en dat er onvoldoende (steun)bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
Oordeel hof
De verklaringen van de verdachte en [benadeelde partij 4] over de vraag of de verdachte tijdens de erotische fotoshoot met zijn vingers in de vagina van [benadeelde partij 4] is geweest staan tegenover elkaar. Vaststaat dat de verdachte tijdens erotische fotoshoots bij andere (minderjarige) meisjes anaal en vaginaal is binnengedrongen. Hoewel het hof het voor de hand vindt liggen dat de verdachte dit ook bij [benadeelde partij 4] heeft gewild, ontbreekt toereikend steunbewijs voor het seksueel binnendringen van [benadeelde partij 4] . De verklaringen van de moeder en [benadeelde partij 3] zijn daartoe niet voldoende. Zij verklaren immers enkel wat zij van [benadeelde partij 4] hierover hebben vernomen. Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen bij [benadeelde partij 4] , zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging met betrekking tot het in zaak A onder 1 tenlastegelegde bestanddeel ‘bewegen’
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet, althans onvoldoende blijkt van het opzettelijk bewegen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, als bedoeld in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht, en dat de verdachte daarom van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Bij de beoordeling van dit verweer neemt het hof de feitelijke vaststellingen van de rechtbank als weergegeven in het vonnis onder 4.4.1. over en voegt daar het volgende aan toe.
Tussen de verdachte en de in de tenlastelegging genoemde minderjarigen bestaat een leeftijdsverschil van 34 à 36 jaar.
Chronologisch in tijd heeft de verdachte eerst aan [benadeelde partij 3] voorgesteld om tegen betaling van haar erotische foto’s te maken. Daar heeft zij mee ingestemd. De verdachte heeft [benadeelde partij 3] met zijn auto opgehaald en naar een woning in [plaats] gebracht, waar de (eerste) fotoshoot plaatsvond. Vervolgens hebben de verdachte en [benadeelde partij 3] seks gehad. Voor seks kreeg [benadeelde partij 3] meer geld dan voor alleen een fotoshoot. De verdachte heeft [benadeelde partij 3] ook drugs (XTC en cocaïne) gegeven.
[benadeelde partij 3] heeft aan haar tweelingzus [benadeelde partij 4] verteld over de fotoshoot. [benadeelde partij 4] heeft contact opgenomen met de verdachte, nadat hij haar meermalen had gevraagd of ze wilde komen. De verdachte zei: kom gewoon, we gaan foto’s maken, dan ga je goed geld verdienen. [benadeelde partij 4] was er slecht aan toe, het was net uit met haar vriendje, hetgeen de verdachte wist. Toen heeft ze met hem afgesproken en is in een huis in [plaats] de fotoshoot gemaakt.
De verdachte heeft aan [benadeelde partij 3] gevraagd of zij andere meisjes met hem in contact wilde brengen, die fotoshoots met hem wilden doen.
Van [benadeelde partij 3] hoorde [benadeelde partij 5] (hierna: [benadeelde partij 5] ), die in een open jeugdinstelling verbleef, dat bij de verdachte geld kon worden verdiend. Daarop heeft [benadeelde partij 5] met de verdachte afgesproken. Zij werd door hem opgehaald met zijn auto en naar een huis in [plaats] gebracht. Zij kreeg cocaïne van de verdachte.
[benadeelde partij 3] verbleef in die tijd in [jeugdinstelling] , een gesloten jeugdinstelling. In [jeugdinstelling] verbleef ook [benadeelde partij 6] (hierna: [benadeelde partij 6] ). Van [benadeelde partij 5] had [benadeelde partij 6] gehoord dat zij een fotoshoot kon doen bij de verdachte, zij dan met hem mee moest gaan, daar even moest blijven en daar dan geld voor kreeg. Ook kon ze daar dan een drankje pakken en blowen. [benadeelde partij 6] is door de verdachte opgehaald bij een supermarkt en ze zijn naar zijn huis gereden. Hij had cocaïne in huis. De verdachte heeft gewacht tot zij van het “padje af was”, toen is er seks geweest. De verdachte wist dat zij in een instelling woonde, daar heeft ze het met hem over gehad in zijn huis.
Ook [benadeelde partij 1] (hierna: [benadeelde partij 1] ) is via [benadeelde partij 5] met de verdachte in contact gekomen en door hem met zijn auto (Mercedes) opgehaald. De verdachte wist dat [benadeelde partij 1] in een instelling zat. De verdachte had bij de eerste afspraak een groot pak sigaretten gehaald en bood haar drugs aan.
Van [benadeelde partij 1] hoorde [benadeelde partij 2] (hierna: [benadeelde partij 2] ) - eveneens verblijvend in [jeugdinstelling] - dat ze geld kon verdienen met fotoshoots en van de verdachte drugs kon krijgen. Toen ze door de verdachte werd opgehaald, wist ze niet dat het naast fotoshoots ook om seks ging. De verdachte wist dat zij in een instelling verbleef. Ze zou voor de foto’s 100 euro krijgen en de verdachte had haar verteld dat je meer kon doen voor meer geld.
Het hof leidt uit het voorgaande af dat de genoemde minderjarigen ontuchtige handelingen met de verdachte hebben gepleegd en/of geduld tegen betaling van geld. Tevens kreeg een aantal van hen van de verdachte drugs. De minderjarigen werden door de verdachte opgehaald met zijn auto en naar een woning gebracht, waar de handelingen hebben plaatsgevonden. De verdachte wist, in ieder geval van een aantal van de minderjarigen, dat zij in een instelling verbleven, hetgeen doet veronderstellen dat zij extra kwetsbaar waren. Tussen de verdachte en de minderjarigen bestond een zeer groot leeftijdsverschil.
Het hof acht op grond van het hiervoor overwogene voldoende aannemelijk dat de minderjarigen mede onder invloed van giften of beloften van geld of goed en misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht zijn overgegaan tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. In zoverre is dan ook sprake van het in artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde bestanddeel ‘bewegen’ (vgl. HR 26 juni 2018 ECLI:NL:HR:2018:1013).
Dat sommige minderjarigen eerst van een andere in de instelling [jeugdinstelling] verblijvende minderjarige hadden gehoord dat bij de verdachte geld was te verdienen maakt dat niet anders. Immers, de verdachte heeft zelf de omstandigheid gecreëerd dat in [jeugdinstelling] ging rondzingen dat bij hem geld was te verdienen voor erotische fotoshoots. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte gegronde reden had om in een aantal gevallen te veronderstellen dat hij te maken had met (meerderjarige) prostituees, zoals hij heeft verklaard. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor die aanname. Daarnaast wijst de wetenschap van het verblijf van (een aantal van) hen in een instelling eerder op het tegendeel.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewijsoverweging met betrekking tot de leeftijd van de minderjarigen

Met de rechtbank is het hof van oordeel dat kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat voornoemde [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] de leeftijd van 18 jaren nog niet hadden bereikt. Daartoe is redengevend dat een aantal van hen tegen de verdachte hebben verteld dat zij minderjarig waren. Bovendien heeft de verdachte aan [benadeelde partij 3] , van wie hij wist dat ze minderjarig was, gevraagd of zij andere meisjes met hem in contact wilde brengen voor fotoshoots. Onder deze omstandigheden mocht van de verdachte worden verlangd dat hij onderzoek zou hebben gedaan naar de leeftijd van de meisjes. Dat de verdachte dat heeft nagelaten, maakt dat de verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij te maken had met minderjarigen. De verdachte heeft dit risico voor lief genomen

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
1.
hij op tijdstippen gelegen in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Amsterdam en/of Haarlem telkens door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, te weten door het telkens betalen van een geldbedrag en/of geven van drugs en/of sigaretten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 2] en [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] en [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] , van wie verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet hadden bereikt, telkens opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen van verdachte, immers heeft hij, verdachte,
- naaktfoto’s en/of deels ontklede foto’s van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] gemaakt en
- bij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] aangezet tot het verrichten van seksuele handelingen en
- hier foto’s van gemaakt en
- [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] met zijn penis oraal en vaginaal en anaal gepenetreerd en hier foto’s van gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Haarlem, afbeeldingen, te weten 198 fotobestanden, van seksuele gedragingen, waarbij meisjes, die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt (geïdentificeerd als zijnde [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] en [benadeelde partij 2] geboren op [geboortedatum 2] en [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] en [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] ), zijn betrokken, heeft vervaardigd en welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het met zijn penis oraal en vaginaal en anaal penetreren van het lichaam van één of meerdere voornoemde meisjes en/of
- het met zijn hand betasten en/of aanraken van de rug en/of middel, van één of meerdere voornoemde meisjes;
- het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van voornoemde meisjes waarbij deze meisjes poseren in een erotisch getinte houding op een wijze die niet bij hun leeftijd past en/of door het camerastandpunt en/of de onnatuurlijke pose en/of de uitsnede van de foto’s nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze meisjes in beeld worden gebracht waarbij de afbeeldingen een onmiskenbaar seksuele strekking hebben en strekken tot seksuele prikkeling,
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 4 november 2020 te Haarlem, met [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] en [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] en [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die telkens hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] , te weten
- het met zijn penis oraal en vaginaal en anaal penetreren van het lichaam van [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] .
Hetgeen in de zaak A onder 1, 2 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A bewezenverklaarde levert op de eendaadse samenloop van:
1.
door giften of beloften van geld of goed of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voorvloeiend overwicht een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en/of dulden, meermalen gepleegd.
2.
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen en in bezit hebben, terwijl van het plegen van dit misdrijf een beroep of gewoonte wordt gemaakt.
4.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd inhoudende een contactverbod voor de duur van vijf jaren met betrekking tot de slachtoffers, met een vervangende hechtenis van 2 weken per overtreding en deze maatregel dadelijke uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een vrijheidsbeperkende maatregel, zoals door de rechtbank is gedaan. Tevens heeft de advocaat-generaal opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis gevorderd.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf van 729 dagen, zijnde gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en erop gewezen dat de detentieomstandigheden van de verdachte extra zwaar zijn geweest, en hij zich na zijn schorsing goed aan de voorwaarden, waaronder een behandelverplichting bij [GGZ instelling] , heeft gehouden. Hij heeft daarbij ongeveer 13 maanden elektronisch toezicht (enkelband) gehad.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij -deels overeenkomstig de strafmotivering van de rechtbank- in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verleiding, het vervaardigen van kinderporno, en het plegen van ontucht met minderjarigen. De verdachte heeft zes minderjarige meisjes betaald voor het doen van erotische fotoshoots, waarbij de meisjes naakt of gekleed in lingerie voor hem poseerden. Het kwam daarbij in bijna alle gevallen ook tot seksuele handelingen, waarbij sprake was van orale, vaginale en anale penetratie. Drie van de slachtoffers waren op dat moment pas 15 jaar. Van de seksuele handelingen maakte de verdachte ook foto's. De verdachte heeft daarbij onbeschermde seks met de slachtoffers gehad, waardoor er risico's zijn ontstaan op besmetting met een seksueel overdraagbare aandoening of op ongewenste zwangerschap.
Dat de verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat het merendeel van de slachtoffers ouder was, doet aan het strafbare karakter van zijn handelen niet af. Het was aan hem om na te gaan of de slachtoffers daadwerkelijk meerderjarig waren. De stelling van de verdachte dat de slachtoffers degenen waren die steeds toenadering zochten en het initiatief namen, is ook niet van belang, gelet op de minderjarige leeftijd en kwetsbaarheid van de slachtoffers. Vijf van de zes slachtoffers verbleven in een (gesloten) instelling toen de verdachte seksueel misbruik van hen maakte. De verdachte wist dat daar sprake van was ten aanzien van een aantal van de slachtoffers, en had dit ook ten aanzien van de andere slachtoffers moeten weten of vermoeden. De verdachte wist of had in ieder geval moeten begrijpen dat zijn handelen schadelijk zou zijn voor deze jonge en kwetsbare meisjes.
Voorop staat dat dit soort feiten in zijn algemeenheid als ernstig moet worden aangemerkt, zelfs indien
de minderjarigen zelf het initiatief hebben genomen tot het contact met de verdachte en hebben ingestemd met de seksuele handelingen. Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van deze jonge slachtoffers. Minderjarigen bevinden zich in een kwetsbare ontwikkelingsfase en moeten gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen niet of in
onvoldoende mate in staat worden geacht zelf hun seksuele integriteit te bewaken en/of zelfstandig de
(emotionele) gevolgen van seksueel contact in te schatten. Zij dienen zowel tegen zichzelf te worden
beschermd als tegen personen die op seksueel gebied misbruik van hen willen maken. De verdachte heeft
zich slechts laten leiden door de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften, zonder zich rekenschap
te geven van de mogelijke schadelijke gevolgen hiervan voor de slachtoffers. Algemeen bekend is dat
jeugdige slachtoffers van dergelijke zedendelicten in de regel nog geruime tijd de psychische gevolgen
ondervinden van hetgeen hen is aangedaan. Dat de bewezen verklaarde feiten een grote impact hebben
gehad op de slachtoffers blijkt uit de toelichting op de voegingsformulieren en de slachtofferverklaringen die ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep zijn voorgedragen. Alle slachtoffers hebben nog steeds last van de gevolgen van het misbruik.
Het hof heeft bij de straftoemeting gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals deze ter terechtzitting door hem naar voren zijn gebracht. De verdachte heeft hiertoe aangevoerd dat de gebeurtenissen veel impact hebben gehad op de relatie met zijn kinderen en zijn ex-vrouw. Hij bevindt zich momenteel weer in een stabiele relatie en speelt opnieuw een rol in het leven van zijn dochter uit een andere relatie. De verdachte werkt fulltime in de bouw, met doorgroeimogelijkheden om manager te worden. Hij heeft verklaard zijn leven weer op de rit te hebben en is ook bezig met het afbetalen van zijn schulden. Het opleggen van een zodanige gevangenisstraf dat hij daardoor opnieuw gedetineerd zou raken zou voor hem betekenen dat hij zijn baan zal kwijtraken. Ook zal dit een grote impact hebben op zijn relatie en het contact met zijn dochter.
Het hof is, alles afwegende, van oordeel dat de rechtbank een juiste afweging heeft gemaakt, en acht een gevangenisstraf van drie jaren passend en geboden, met aftrek van voorarrest. Hoewel de ernst van de bewezenverklaarde feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur rechtvaardigt, ziet het hof daarvan af gelet op het tijdsverloop en gelet op het feit dat de verdachte al meer dan een jaar in een schorsing loopt, waarbij onder andere het dragen van een enkelband, een locatieverbod en contactverbod, en een behandeling bij [GGZ instelling] onderdeel uitmaakten van de bijzondere voorwaarden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof ziet, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten,
aanleiding om op grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, inhoudende
een contactverbod met de slachtoffers voor de duur van vijf jaren. Voor iedere keer dat verdachte deze maatregel overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van twee weken, met een maximale totale duur van zes maanden. Het hof overweegt dat de voortzetting van de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel van artikel 38v Sr noodzakelijk is, nu er - gelet op de aard en de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte - ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers.
Het hof zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. Dat brengt mee dat de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis wordt afgewezen.
Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 4] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5]
De vorderingen
De benadeelde partijen hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedragen elk € 15.000,00 aan immateriële schade. De vorderingen zijn bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De vorderingen van [benadeelde partij 2] , [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 6] , [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 5] zijn toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00 en de vordering van [benadeelde partij 4] tot een bedrag van € 5.000,00. De benadeelde partijen hebben zich ieder in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig het vonnis kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard wegens de verzochte vrijspraak van het in zaak A onder 1 tenlastegelegde. Het is onduidelijk of en zo ja welke schade, tot welke hoogte, rechtstreeks verband houdt met de wel te bewijzen feiten en nader onderzoek daarna is een onevenredige belasting voor de strafzaak. Daarbij komt dat een bewezenverklaring van feit 4 alleen betrekking heeft op strafbaar seksueel contact met [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 5] en [benadeelde partij 6] . Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat het ontbreekt aan nuance in de vorderingen en dat de gestelde schades onvoldoende zijn toegespitst op het individuele geval. De vorderingen dienen ook daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen aan de hoge kant zijn, ook wanneer wordt uitgegaan van een bewezenverklaring van feit 1. In de gevallen waarbij meerdere keren seksueel contact heeft plaatsgevonden, dient de schadevergoeding te worden beperkt tot een bedrag van
€ 5.000,00. In de overige gevallen dient te schadevergoeding te worden beperkt tot een bedrag van € 2.500,00.
Oordeel van het hof
Vast staat dat aan de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade
is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek hebben de benadeelde
partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade nu sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze. De verdachte heeft immers een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen. De aard en ernst van deze inbreuk brengt mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Het hof stelt de omvang van de schade van [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 5] , [benadeelde partij 1] , [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 6] naar billijkheid vast op een bedrag van € 10.000,00 en stelt de omvang van de schade van [benadeelde partij 4] naar billijkheid vast op een bedrag van € 5.000,00 Daarbij heeft het hof gelet op:
  • de aard, de ernst en de verwijtbaarheid van het onrechtmatige handelen van de verdachte, alsmede de ernst van de inbreuk die daarmee op de lichamelijke integriteit van de benadeelde partijen is gemaakt;
  • de nadelige gevolgen die dat handelen heeft gehad en heeft op het dagelijkse leven van de benadeelde partijen, zoals daarvan is gebleken uit de schriftelijke en mondelinge toelichtingen op de vorderingen en de daarbij overgelegde stukken, en
  • de schadevergoedingen die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
Over alle toegewezen schadevergoedingen moet de verdachte ook de wettelijke rente betalen.
De overige gevorderde immateriële schade zal worden afgewezen.
Het hof zal de verdachte veroordelen in de kosten van de benadeelde partijen tot op heden begroot
op nihil. Verder zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te
maken kosten.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, vermeerderd met de wettelijke rente.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 38v, 38w, 55, 57, 240b, 245 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de dagvaarding nietig voor zover het betreft het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 tenlastegelegde "en/of één of meerdere andere meisje(s)" en het onder 3 primair tenlastegelegde "en/of één of meerdere andere minderjarige meisjes".
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 3 en 5 en in zaak B (parketnummer 13-288580-21) onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Legt op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 5 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 2] ;
- [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 3] ( [geboorteland 2] );
- [benadeelde partij 5] , geboren op [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 4] ;
- [benadeelde partij 3] , geboren op [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 5] ;
- [benadeelde partij 4] , geboren op [geboortedatum 4] te [geboorteplaats 6] ;
- [benadeelde partij 6] , geboren op [geboortedatum 6] te [geboorteplaats 7] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een gezamenlijk maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Beveelt dat de tijd die de verdachte al onderworpen is geweest aan de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde vrijheidsbeperkende maatregel bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel in mindering zal worden gebracht.
Beveelt daarnaast dat de tijd dat de vervangende hechtenis eventueel al is tenuitvoergelegd, eveneens bij de tenuitvoerlegging in mindering zal worden gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 2] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 juli 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 4] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 4] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 2 oktober 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 3] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 6] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 1 november 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 juli 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 5] , ter zake van het in zaak A (parketnummer 13-279236-20) onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 65 (vijfenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 18 juni 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.E. Kwak, en mr. M. Jeltes, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 mei 2024.
mr. N.E. Kwak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.