Uitspraak
13-044601-20 tegen
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Vonnis waarvan beroep
Vordering van het openbaar ministerie
Vrijspraak
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
BESLISSING
3 mei 2024.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 15 juni 2020 was gewezen. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van mevrouw [benadeelde] in de periode van 11 augustus 2019 tot en met 2 oktober 2019. De tenlastelegging omvatte verschillende vormen van geweld, waaronder slaan, schoppen en het dichtknijpen van de keel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 april 2024 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vrijspraak heeft gevorderd wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het hof heeft vastgesteld dat niet met de vereiste mate van zekerheid kon worden vastgesteld dat het letsel van de aangeefster door de verdachte was toegebracht. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij, die een schadevergoeding van € 35.699,00 had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte niet schuldig werd bevonden aan het ten laste gelegde handelen. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden, en is uitgesproken op een openbare terechtzitting.