ECLI:NL:GHAMS:2024:1317

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.327.494/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgregeling en omgangsbegeleiding voor minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, gaat het om een zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige] en de omgang met de vader. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de bestreden beschikking te vernietigen en de zorgregeling te herleven zoals eerder vastgesteld door de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers (GI). De GI heeft in de procedure geadviseerd en is verantwoordelijk voor de begeleiding van de omgangsregeling. Tijdens eerdere zittingen is gebleken dat de omgangsbegeleiding in [plaats] was gestopt en dat er onvoldoende informatie was verstrekt door de GI over de omgangsregeling. Het hof heeft de GI gevraagd om antwoorden op specifieke vragen over de voortgang van de omgangsregeling en de ondersteuning van de ouders. De vader heeft gereageerd op de antwoorden van de GI en uit zijn bezorgdheid over de uitvoering van de zorgregeling. De moeder heeft ook haar zorgen geuit over de obstructieve houding van de vader, die de beslissingen omtrent [minderjarige] bemoeilijkt. Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de huidige zorgregeling, inclusief de begeleide omgang, in het belang van [minderjarige] is. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en het verzoek van de vader om een dwangsom op te leggen aan de GI afgewezen, omdat de samenwerking met de vader een complicerende factor is in de regievoering van de zaak. De beslissing is op 14 mei 2024 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.327.494/01
Zaaknummers rechtbank: C/15/335335 / JU RK 23-7 en C/15/336100 / JU RK 23/140
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.A. Offermans te Leusden,
en
de gecertificeerde instelling Stichting De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het eerdere procesverloop wordt verwezen naar de beschikkingen van dit hof van 12 september 2023, 17 oktober 2023 en 23 januari 2024.
Ter zitting van het hof van 14 december 2023 is de GI niet verschenen. Omdat tijdens die mondelinge behandeling is gebleken dat de omgangsbegeleiding in [plaats] was gestopt en het hof zich onvoldoende voorgelicht achtte door de GI over de wijze waarop de GI de omgangsregeling en begeleiding daarvan zal vormgeven, heeft het hof bij beschikking van 23 januari 2024 – alvorens verder te beslissen – de GI verzocht zich uit te laten over een zestal door het hof geformuleerde vragen, die hierna vermeld worden bij 3.1.
Partijen hebben de gelegenheid gekregen om vervolgens schriftelijk op de antwoorden van de GI te reageren. Zij hebben daar beiden gebruik van gemaakt.
1.2
Nadien zijn bij het hof de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de GI van 6 februari 2024, met als bijlage een ‘schriftelijke onderbouwing’ van de jeugd- en gezinsbeschermer van 5 februari 2024 op de door het hof geformuleerde vragen;
- een e-mailbericht van de zijde van de moeder van 16 februari 2024;
- een brief van de zijde van de vader van 22 februari 2024.
Zoals het hof voornemens was, heeft een nadere mondelinge behandeling niet plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1
Voor wat betreft de vaststaande feiten verwijst het hof naar de in deze procedure gegeven beschikkingen van 12 september 2023 en 23 januari 2024. Het hof gaat ook thans nog van die feiten uit.

3.De motivering van de beslissing

De reactie van de GI op de vragen van het hof
3.1
De GI heeft als volgt geantwoord op de vragen van het hof.

Vraag 1. Wat is het plan van aanpak van de GI om de omgang tussen [minderjarige] en de vader voort te zetten en in stand te houden en op welke wijze geeft de GI invulling aan de begeleiding van de omgangsregeling?
Op dit moment wil de GI de beschikking volgen wat betreft de begeleide omgang, gelet op het advies van de bijzondere curator. De vader zou [minderjarige] het liefst onbegeleid zien. Toen de GI daarop aangaf dat in dat geval voorwaarden en afspraken gemaakt zouden moeten worden, met als voorbeeld dat de vader niet meer met [minderjarige] naar het politiebureau kan gaan om aan te geven dat de stiefvader [minderjarige] zou misbruiken, gaf de vader direct aan daarmee niet akkoord te kunnen gaan, omdat hij van mening is dat dat wel is gebeurd en nog steeds gebeurt. De GI heeft de vader toen uitgelegd dat op deze manier de omgang niet onbegeleid kan gaan worden. Daarnaast weigert de vader samen te werken met de betrokken jeugd- en gezinsbeschermer, maar wil hij het contact via haar manager laten verlopen. De GI betreurt het dat de vader niet de samenwerking wil aangaan. Omdat de vader zich niet wil houden aan een door de GI te stellen voorwaarde, kan de GI niet inschatten hoe de toekomst er betreft de omgang tussen [minderjarige] en de vader uit gaat zien.
Ook verloopt het maken van afspraken met betrekking tot de begeleide omgang zeer moeizaam per mail. De vader kiest er voor om op verwijtende toon op mails van de moeder te reageren, in plaats van constructief de planning van de omgang rond te maken.

Vraag 2. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de werving van een omgangsbegeleider?
Op 21 december 2023 is een omgangsmedewerker gevonden die bereid is om de omgang tussen [minderjarige] en de vader op zaterdag of zondag voor een dagdeel van vier uur te begeleiden. Deze omgangsbegeleider neemt het halen en brengen van [minderjarige] ook op zich.

Vraag 3. Wanneer kan de omgangsregeling weer bij de vader thuis worden uitgevoerd?
De omgangsregeling vindt vanaf januari 2024 begeleid plaats bij vader thuis. Op zaterdag 13 januari 2024 heeft het eerste begeleide omgangsmoment bij de vader thuis plaatsgevonden.

Vraag 4. In hoeverre bevordert de GI dat de ouders ondersteuning of hulp voor zichzelf organiseren, zodat zij [minderjarige] beter kunnen begeleiden in de voor haar complexe situatie?
De GI gaat intern overleggen of Parallel Solo Ouderschap zin heeft voor de ouders of dat de GI hier zelf afspraken met de ouders over gaat maken in de communicatie. Daarbij wijst de GI erop dat het de ouders vrijstaat zelf op zoek te gaan naar hulpverlening als zij denken daar baat bij te hebben. Omdat de vader altijd een weerstand heeft gehad tegenover hulpverlening zal het afdwingen van hulp de zaak niet ten goede komen.

Vraag 5. Heeft de GI een vertrouwenspersoon/psycholoog voor [minderjarige] geregeld? Zo nee, op welke termijn verwacht de GI dat deze hulpverlener gevonden is? Zo ja, wie is de aangezochte hulpverlener en wat is het plan van deze persoon?
De GI is op dit moment in gesprek met diverse kinderpsychologen in de omgeving om de wachtlijst te bespreken. Als de GI hier antwoord op heeft, zal de GI de ouders om toestemming vragen en [minderjarige] vervolgens aanmelden. Indien ouders of één van hen hier geen akkoord voor geeft, zal de GI, gelet op het advies van [X] en de wens van [minderjarige] voor een psycholoog, om vervangende toestemming vragen.

Vraag 6. Over welke relevante informatie beschikt de GI, die zij relevant vindt voor het nemen van een beslissing in deze zaak?
De GI vindt het lastig dat de vader niet open staat voor een goede samenwerking met de GI en dat het hem niet lukt om constructief te reageren op mails van de moeder over [minderjarige] . Uit het dossier leest de GI dat dit een patroon van jaren is. De vader ondermijnt de regie van de GI.
De reactie van de ouders op de antwoorden van de GI
3.2
Namens de vader is als volgt op de antwoorden van de GI gereageerd. Op dit moment wordt uitvoering gegeven aan de begeleide omgang bij de vader thuis, maar hij betreurt het dat nog steeds niet volledig uitvoering wordt gegeven aan de beeldbel- en zorgregeling zoals die bij de bestreden beschikking is bepaald. Op 29 november 2023 hebben de vader en [minderjarige] elkaar voor het laatst via beeldbellen gesproken. Daarom persisteert de vader in zijn verzoek om de GI te veroordelen tot nakoming van de beeldbel- en zorgregeling, op straffe van een dwangsom.
Wat betreft het plannen van de begeleide omgangsmomenten is de vader het met de GI eens dat dat moeizaam verloopt. De GI poogt de schuld daarvan bij hem te leggen. De vader herkent zich niet in het beeld dat de GI van hem schetst. Hij betwist dat de oorzaak van het moeizaam tot stand komen van de omgangsmomenten bij hem ligt. De vader ontkent te hebben gezegd dat hij niet zou kunnen instemmen met de afspraak om niet meer met [minderjarige] naar het politiebureau te gaan omdat hij meent dat misbruik plaats heeft gevonden en nog altijd plaats zou vinden.
Daarbij merkt de vader op dat zijn vertrouwen in de GI is geschaad doordat de begeleide omgangsregeling negen maanden heeft stilgelegen door toedoen van de GI. Ook heeft de vader het idee dat de GI de kant van de moeder heeft gekozen in plaats van meerzijdig partijdig te zijn. Het vertrouwen dat de vader had in de GI is beschadigd geraakt door de vele fouten die door de GI en ingeschakelde hulpverleners zijn gemaakt. Daardoor is de vader wel op zijn hoede, maar hij heeft geen weerstand tegenover de hulpverlening. De vader is overigens van mening dat de aard van de samenwerkingsrelatie tussen de vader en de GI irrelevant is voor de beslissing van het hof.
De vader zou graag als uitgangspunt zien dat de begeleide omgangsmomenten op een vast tijdstip op een vaste dag (bijvoorbeeld op zondag van 11.00 uur tot 15.00 uur) zouden plaatsvinden, zodat er duidelijkheid en rust in de regeling komt. Dit is met name van belang zodat [minderjarige] erop kan vertrouwen dat zij haar vader kan blijven zien.
De vader merkt op dat hij al jaren vraagt om een kinderpsycholoog voor [minderjarige] . Dat hier thans op wordt ingezet, juicht hij toe. Hij zal dan ook direct akkoord gaan wanneer er één is gevonden.
3.3
In reactie op de antwoorden van de GI, geeft de moeder onder meer aan dat de GI duidelijk beschrijft hetgeen ook is besproken tijdens de zitting van 14 december 2023. Zij herkent de beschreven houding van de vader tijdens het plannen van de omgangsmomenten. Door de obstructieve en ondermijnende houding van de vader worden beslissingen omtrent [minderjarige] door de vader steeds meer bemoeilijkt en tegengehouden. De moeder merkt op dat de GI nog maar weinig mogelijkheden over heeft en dat de situatie uitzichtloos is. Omdat [minderjarige] hierdoor al jaren klem zit tussen de ouders, heeft de moeder een procedure tot beëindiging van het gezag van de vader gestart.
De beoordeling door het hof
3.4
Ter beoordeling aan het hof ligt voor het verzoek van de vader om de bestreden beschikking te vernietigen en de zorgregeling zoals de GI die bij e-mailbericht van 4 juli 2022 heeft vastgesteld te laten herleven. Subsidiair verzoekt de vader de GI te veroordelen tot het uitvoeren van de beeldbel- en zorgregeling zoals die bij de bestreden beschikking is bepaald, op straffe van een dwangsom.
3.5
Bij beschikking van 13 juli 2021 heeft de kinderrechter bepaald dat [minderjarige] en de vader elkaar om de week gedurende een dagdeel in het weekend onder begeleiding zien. Bij e-mailbericht van 4 juli 2022 heeft de GI deze zorgregeling uitgebreid naar onbegeleid contact, eens in de twee weken, van vrijdagmiddag tot maandagmorgen. Daarnaast is in de e-mail opgenomen dat de belmomenten onbegeleid zullen zijn en de vader en [minderjarige] elkaar kunnen bellen wanneer zij daar behoefte aan hebben. Bij de bestreden beschikking van 21 februari 2023 is de zorgregeling op verzoek van de GI gewijzigd en is bepaald dat [minderjarige] om de week op zaterdag of zondag een dagdeel, onder door de Gl te bepalen professionele begeleiding, bij de vader verblijft en dat het beeldbellen, waarvan de frequentie en duur door de GI wordt bepaald, onder door de GI te bepalen professionele begeleiding zal zijn. Zowel de begeleide zorg- als de beeldbelregeling hebben sinds de bestreden beschikking maandenlang stilgelegen. In september, oktober en november 2023 hebben weer begeleide beeldbelmomenten plaatsgevonden. Sinds 13 januari 2024 vinden de begeleide omgangsmomenten om de week op zaterdag of zondag bij de vader thuis plaats.
3.6
Bij (tussen)beschikking van dit hof van 23 januari 2024 heeft het hof reeds overwogen dat de begeleide omgang bij de vader thuis onder de huidige omstandigheden het maximaal haalbare is. Gelet op het wantrouwen van de vader en de klemsituatie waarin [minderjarige] zich bevindt, achtte het hof een onbegeleide omgang te belastend voor [minderjarige] , zeker zolang zij nog geen vertrouwenspersoon heeft. In de beantwoording van de door het hof in zijn beschikking van 23 januari 2024 geformuleerde vragen omtrent de wijze waarop door de GI vorm wordt gegeven aan de (begeleide) omgang, ziet het hof geen aanleiding om op deze overwegingen terug te komen.
Sinds 13 januari 2024 wordt uitvoering gegeven aan de begeleide omgangsregeling zoals bij de bestreden beschikking is bepaald. Gelet op de intensiviteit van de begeleide omgang en de grote afstand die de begeleider met [minderjarige] moet afleggen, is het hof van oordeel dat dit ook wat betreft frequentie van de omgangsmomenten nu het maximaal haalbare voor [minderjarige] is.
Het hof is dan ook van oordeel dat de zorgregeling, inclusief de beeldbelregeling, die de rechtbank in de bestreden beschikking heeft bepaald, het meest in het belang is van [minderjarige] . Aan de beeldbelregeling wordt sinds 29 november 2023 geen uitvoering meer gegeven, nadat De Ambulante Coach met de begeleiding is gestopt. Het hof gaat er wel vanuit dat, voor zover dat haalbaar is en in het belang van [minderjarige] blijft, de GI zich zal inspannen om weer uitvoering te geven aan de beeldbelregeling.
Gelet op al het voorgaande zal het hof het door de vader verzochte ten aanzien van de zorgregeling afwijzen en de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.7
Het hof ziet geen aanleiding om de GI een dwangsom op te leggen, zoals door de vader is verzocht. Niet is gebleken dat de GI op een wijze heeft gehandeld die het opleggen van een dwangsom zou rechtvaardigen. Gebleken is dat juist de moeizame samenwerking met de vader voor de GI een complicerende factor is in de regievoering op deze zaak. Ook betreft het een complexe zaak waarin er veel spanningen tussen de ouders zijn. Het opzetten van een begeleide zorgregeling is daarmee van meer factoren afhankelijk dan de inzet van de GI. Dit vergt niet slechts inspanningen van de GI maar ook medewerking van de ouders. Het hof zal ook het verzoek van de vader om de GI een dwangsom op te leggen afwijzen.
3.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof,
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. van Baardewijk, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. C.E. Buitendijk, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 14 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.