ECLI:NL:GHAMS:2024:1316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.333.684/01 en 200.333.467/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en kinderalimentatie in hoger beroep met verzoeken van ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2024, zijn de zorgregeling en kinderalimentatie voor de minderjarige [minderjarige] aan de orde. De vader en moeder zijn in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2023, waarin een week-op-week-af-regeling voor de zorg van [minderjarige] werd vastgesteld. De vader verzocht om wijziging van de zorgregeling, zodat [minderjarige] steeds een hele week bij één ouder zou verblijven, en om de kinderalimentatie te wijzigen naar € 130,- per maand, waarbij hij de verblijfsoverstijgende kosten zou betalen. De moeder verzocht om handhaving van de week-op-week-af-regeling en wijziging van de zorgregeling naar een 5-5-2-2-regeling.

Het hof heeft de grieven van beide ouders besproken en geconcludeerd dat een week-op-week-af-regeling in het belang van [minderjarige] is, met een wisselmoment op vrijdag uit school. De ouders zijn het erover eens dat de wisselmomenten via school het beste zijn voor [minderjarige]. De zorgregeling voor de zomervakantie is vastgesteld, waarbij de eerste drie weken in even jaren bij de vader en in oneven jaren bij de moeder zijn. De alimentatie is vastgesteld op € 130,- per maand, met de bepaling dat de moeder de verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige] zal blijven betalen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de ouders verantwoordelijk zijn voor de overdracht van de spullen van [minderjarige] bij de wisselmomenten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.333.684/01 en 200.333.467/01
zaaknummer rechtbank: C/13/729936 / FA RK 23-1208
beschikking van de meervoudige kamer van 14 mei 2024
in de zaak met zaaknummer
200.333.684/01van
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren te Amsterdam.
en in de zaak met zaaknummer
200.333.467/01van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.J.W. van Kesteren te Amsterdam,
en
[de vader],
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. I. Vledder te Amsterdam.
Het hof heeft in beide zaken als andere belanghebbende aangemerkt:
- de minderjarige
[minderjarige], hierna te noemen: [minderjarige] .
In de procedure heeft een adviserende taak:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A]
hierna te noemen: de raad.

1.De zaken in het kort

1.1
Deze zaken gaan over de zorgregeling van [minderjarige] (8 jaar) en over de kinderalimentatie.
1.2
De rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) heeft in de beschikking van 28 juli 2023 (hierna: de bestreden beschikking) beslist dat [minderjarige] de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder is (‘week-op-week-af-regeling’) en op maandag (via school) wisselt. Daarnaast is hij op donderdagmiddag uit school tot 19:30 uur bij de ouder waar hij die week niet verblijft en is hij steeds de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder. De rechtbank heeft ook over andere vakanties en feestdagen beslist en heeft het verzoek van de vader om de kinderalimentatie te wijzigen afgewezen.
1.3
De vader is het niet eens met de bestreden beschikking: hij wil onder meer dat [minderjarige] steeds een hele week bij één ouder is, zonder op donderdagmiddag te wisselen naar de andere ouder, en hij wil dat het wisselmoment op vrijdag is.
Ook wil hij geen kinderalimentatie meer betalen maar in plaats daarvan de verblijfsoverstijgende kosten (zoals kosten voor school, sport, kleding en medische zaken) voor [minderjarige] gaan betalen. Als de moeder de verblijfsoverstijgende kosten blijft betalen, wil hij dat de kinderalimentatie wordt aangepast naar € 130,- per maand.
1.4
De moeder is het ook niet eens met de bestreden beschikking. Zij wil onder meer dat [minderjarige] weer volgens een ‘5-5-2-2’-zorgregeling op maandag en dinsdag bij de vader, op woensdag en donderdag bij de moeder en het ene weekend bij de vader en het andere weekend bij de moeder gaat verblijven. Als de week-op-week-af-regeling blijft, wil zij dat [minderjarige] op woensdagmiddag in plaats van donderdagmiddag naar de andere ouder gaat. Daarnaast wil zij dat [minderjarige] het ene jaar de eerste drie weken en het andere jaar de laatste drie weken van de zomervakantie bij haar is, in plaats van altijd de laatste drie weken.
De moeder wil de verblijfsoverstijgende kosten voor [minderjarige] blijven betalen, maar is het wel met de vader eens dat de vader dan € 130,- per maand aan kinderalimentatie gaat betalen.

2.De procedure in hoger beroep

In de zaak met zaaknummer 200.333.684/01
2.1
De vader is op 20 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 6 december 2023 een verweerschrift ingediend.
In de zaak met zaaknummer 200.333.467/01
2.3
De moeder is op 16 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.4
De vader heeft op 5 december 2023 een verweerschrift ingediend.
In beide zaken
2.5
Het hof heeft daarnaast de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de zijde van de vader van 8 maart 2024 met bijlagen, en
- een bericht van de zijde van de moeder van 8 maart 2024 met bijlagen.
2.6
De zitting heeft op 20 maart 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, en
- de raad, vertegenwoordigd door V. Aelbers.
De advocaat van de vader en van de moeder hebben op de zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van [minderjarige] , geboren [in] 2016 te [plaats A] . De ouders hebben een relatie met elkaar gehad, die in februari 2016 is geëindigd.
3.2
De vader heeft [minderjarige] op 25 mei 2016 erkend. De vader is op 26 juli 2017 mede met het gezag over [minderjarige] belast. De hoofdverblijfplaats van [minderjarige] is bij de moeder.
3.3
De rechtbank heeft op 23 december 2020 bepaald dat de vader € 168,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna: kinderalimentatie) aan de moeder moet voldoen. Deze alimentatie bedraagt vanwege de wettelijke indexering in 2023 € 182,- per maand en in 2024 € 194,- per maand.
3.4
De ouders hebben afspraken gemaakt over de omgang in een ouderschapsplan, dat in een beschikking van 23 augustus 2020 is bekrachtigd. Dat ouderschapsplan bepaalt onder meer een zogenoemde ‘5-5-2-2-zorgregeling’, waarbij [minderjarige] :
- op maandag en dinsdag bij de vader is,
- op woensdag en donderdag bij de moeder is,
- het ene weekend (van vrijdag tot en met zondag) bij de vader en het andere weekend bij de moeder is.
Ook is in het ouderschapsplan een verdeling gemaakt van de vakanties in 2020 en 2021 en afgesproken de vakantieverdeling jaarlijks vast te stellen, uiterlijk in november van het voorafgaande jaar. Over de vakanties is daarnaast het volgende afgesproken:
“Vakanties van 2 weken (meivakantie en kerstvakantie) worden verdeeld in 10 dagen voor de ene ouder en 4 dagen voor de andere ouder. Zo kan de ouder die 10 dagen heeft met [minderjarige] reizen, en blijft de ouder met 4 dagen met [minderjarige] in Nederland. Op die manier kan [de moeder] ook om het jaar oud-en-nieuw met [minderjarige] vieren als ook elk jaar kerst vieren. Dat houdt wel in dat de 10 dagen tijdens de kerstvakantie bij [de moeder] zowel kerst als oud-en-nieuw omvatten, terwijl de 10 dagen bij [de vader] altijd direct na de 1e of 2e kerstdag starten, afhankelijk van de dag waarop [de moeder] met familie kerst viert.
Indien een vakantie met een ouder wegens de afgesproken zorgregeling leidt tot meerdere dagen voorafgaand of achteraf aangesloten aan die vakantie, dan bespreken de ouders hoe de zorgregeling tijdelijk of structureel aan te passen zodat [minderjarige] tijdig en met behouden regelmaat de andere ouder ziet. Voorbeeld 1: de weekenden wisselen vanaf terugkeer van vakantie Voorbeeld 2: tijdens de vakantie van een ouder, een contactmoment plannen tussen [minderjarige] en de andere ouder.”

4.De omvang van het hoger beroep

De bestreden beschikking
4.1
Bij de bestreden beschikking is, met wijziging van de beschikking van de rechtbank van 23 augustus 2020, de volgende zorgregeling bepaald:
- een week-op-week-af-regeling, met een wisselmoment op maandag om 10:00 uur als er geen school is en anders maandag naar school;
- [minderjarige] eet op de donderdagavond bij de ouder bij wie hij die week niet verblijft, waarbij die ouder [minderjarige] van school haalt en na het eten naar de andere ouder terugbrengt om 19:30 uur;
- met betrekking tot de zomervakantie van 2023: [minderjarige] verblijft tot en met 24 juli 2023 bij de moeder en vanaf 25 juli 2023 bij de vader, waarbij hij op maandag 14 augustus 2023 om 10:00 uur naar de moeder wordt teruggebracht;
- [minderjarige] verblijft vanaf 2024 altijd de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en altijd de laatste drie weken bij de moeder, waarbij [minderjarige] bij de vader zal verblijven vanaf vrijdag uit school tot uiterlijk 19:00 uur op de zaterdag drie weken later en aansluitend bij de moeder tot maandag naar school of maandag om 10:00 uur als er geen school is, waarna de normale zorgregeling weer aanvangt;
- voor wat betreft de mei- en de kerstvakantie blijft gelden dat [minderjarige] 10 dagen bij de ene ouder en 4 dagen bij de andere ouder verblijft, waarbij de ouder bij wie [minderjarige] 10 dagen is mag kiezen welke dagen dat zijn, alsmede de gemaakte afspraak dat [minderjarige] op eerste en tweede kerstdag altijd bij de moeder is. De ouder die mag kiezen dient tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 14 oktober van ieder jaar, aan te geven welke dagen hij of zij wenst in de eerstvolgende kerstvakantie en voor wat betreft de meivakantie uiterlijk 1 maart van dat jaar aan te geven welke dagen hij of zij wenst;
- de najaarsvakantie en de voorjaarsvakantie worden zo verdeeld dat [minderjarige] in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader is en in de even jaren bij de moeder, en in de even jaren de najaarsvakantie bij de vader en bij de moeder in de oneven jaren;
- [minderjarige] is op eerste en tweede paasdag bij de ouder bij wie hij die paas- en pinksterzondag al verblijft. De overdracht is dan op dinsdag in plaats van maandag naar school;
- [minderjarige] is met Suikerfeest bij de vader en met Sinterklaas bij de moeder;
- de overige afspraken in het ouderschapsplan bekrachtigd door de beschikking van 23 augustus 2020 blijven gelden.
De rechtbank heeft het verzoek van de vader om de kinderalimentatie te wijzigen afgewezen.
In de zaak met zaaknummer 200.333.684/01
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre:
Wisselmoment reguliere regeling
- te bepalen dat het wisselmoment op vrijdag uit school is, en indien er geen school is dan is het wisselmoment als [minderjarige] in groep 1-4 zit om 12:00 uur en als hij in groep 5-8 zit om 15:00 uur (waarbij [minderjarige] wordt gebracht naar de andere ouder) en vanaf dat hij naar de middelbare school gaat om 18:00 uur;
Donderdagavond
- de bepaling dat [minderjarige] op de donderdagavond bij de andere ouder eet te vernietigen;
Zomervakantie
te bepalen dat de vader jaarlijks de eerste drie weken van de zomervakantie heeft, waarbij:
- indien in de week voorgaand aan de zomervakantie [minderjarige] bij de moeder is zijn zomervakantie begint op zaterdag om 10:00 uur, en vervolgens brengt de vader [minderjarige] drie weken later op zondag om 10:00 uur bij de moeder, waarna haar vakantie van drie weken begint en de vader [minderjarige] op de eerste maandag na de zomervakantie uit school haalt of als er geen school is om 10:00 uur bij de moeder;
- indien [minderjarige] in de laatste week voor de zomervakantie bij de vader is dan gaat hij op de vrijdag voor de zomervakantie naar de moeder en dan brengt zij hem op maandag om 10:00 uur en vervolgens brengt de vader [minderjarige] drie weken later op maandag om 10:00 uur bij haar waarna haar vakantie van drie weken begint en hij [minderjarige] op de eerste maandag na de zomervakantie uit school haalt of als er geen school hij [minderjarige] om 10:00 uur bij de moeder brengt
;
Mei- en kerstvakantie
de verdeling van de mei- en kerstvakantie te vernietigen en te bepalen dat:
(primair):
- de vader in de even jaren [minderjarige] de volledige meivakantie heeft, waarna de reguliere regeling op maandag aanvangt waarbij de moeder [minderjarige] van school haalt of in het geval er geen school is de vader hem om 10:00 uur brengt, en de moeder in de oneven jaren de volledige meivakantie heeft, waarna de reguliere regeling op maandag aanvangt waarbij de vader [minderjarige] van school haalt of in het geval er geen school is de moeder hem om 10:00 uur brengt;
te bepalen dat de vader in de oneven jaren de volledige kerstvakantie [minderjarige] heeft, waarbij [minderjarige] in alle jaren beide kerstdagen (de vader zal op 25 december [minderjarige] om 10:00 uur brengen en op 27 december om 10:00 uur brengt de moeder hem terug) bij de moeder is, waarna de reguliere regeling op maandag aanvangt waarbij de moeder [minderjarige] van school haalt of in het geval er geen school is de vader hem om 10:00 uur brengt, en de moeder in de even jaren de volledige kerstvakantie heeft, waarna de reguliere regeling op maandag aanvangt waarbij de vader [minderjarige] van school haalt of in het geval er geen school is hem om 10:00 uur brengt;
(in beide gevallen):
- indien in de week voorgaand aan de vakantie [minderjarige] bij de ouder is die de vakantie heeft, dan is de wisseling op vrijdag en wordt hij op maandag om 10:00 uur gebracht; deze ouder brengt [minderjarige] op de eerste maandag na de vakantie naar school en de andere ouder haalt hem uit school of als er geen school is om 10:00 uur bij die ouder;
- indien [minderjarige] in de laatste week voor de vakantie bij de ouder is die hem niet in de vakantie heeft, dan gaat hij op de vrijdag voor vakantie naar die ouder, die hem twee weken later op maandag (naar het hof begrijpt) naar school brengt en haalt de andere ouder hem uit school of als er geen school is brengt de ouder hem om 10:00 uur;
(subsidiair):
- te bepalen dat indien de moeder tien dagen [minderjarige] heeft in de kerstvakantie, de twee kerstdagen onderdeel uitmaken van de periode van tien dagen;
Overige vakanties (waaronder najaars- en voorjaarsvakantie)
de door de rechtbank vastgestelde verdeling waarbij [minderjarige] in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader is en in de even jaren bij de moeder, en in de even jaren in de najaarsvakantie bij de vader is en bij de moeder in de oneven jaren, aan te vullen en te bepalen dat de andere ouder na de vakantie [minderjarige] op maandag uit school ophaalt en als er die dag geen school is wordt hij om 10:00 uur gebracht;
Inloggegevens KNLTB
te bepalen dat de moeder de inloggegevens van het ledengedeelte van de KNLTB aan de vader ter beschikking stelt, en hem direct op de hoogte stelt als zij het wachtwoord wijzigt zodat de vader net zoals de moeder toegang heeft tot de gegevens van [minderjarige] op de website en het voor hem ook mogelijk is [minderjarige] aan te melden voor activiteiten van de tennisclub;
Kinderalimentatie
- primair:met ingang van de beschikkingsdatum te bepalen dat de vader alle verblijfsoverstijgende kosten (waaronder (vrijwillige) schoolbijdrage en -spullen, hobby's, sport, (sport)kleding en attributen, fiets etc. etc.) dient te voldoen en aan de moeder ter
beschikking stelt, en dat [minderjarige] in staat moet worden gesteld om deze spullen vrijelijk van de ene naar de andere ouder mee te nemen;
- subsidiair:met ingang van de beschikkingsdatum te bepalen dat partijen de behoefte van [minderjarige] 50-50 delen, waarbij de vader een bijdrage van € 130,- per maand aan de moeder voldoet, waarbij uitdrukkelijk wordt bepaald dat de moeder alle verblijfsoverstijgende kosten (waaronder (vrijwillige) schoolbijdrage en -spullen, hobby's, sport, (sport)kleding en attributen, fiets etc. etc.) dient te voldoen en aan de vader ter beschikking stelt, en dat [minderjarige] in staat moet worden gesteld om deze spullen vrijelijk van de ene naar de andere ouder mee te nemen;
- meer subsidiair:met ingang van de beschikkingsdatum de vader de door de rechtbank vastgestelde kinderalimentatie voldoet als bijdrage in de kosten van [minderjarige] , waarbij uitdrukkelijk wordt bepaald dat de moeder alle verblijfsoverstijgende kosten (waaronder (vrijwillige) schoolbijdrage en -spullen, hobby's, sport, (sport)kleding en attributen, fiets etc. etc.) dient te voldoen en aan hem ter beschikking stelt, en dat [minderjarige] in staat moet worden gesteld om deze spullen vrijelijk van de ene naar de andere ouder mee te nemen.
4.3
De moeder verzoekt:
I. het subsidiaire verzoek van de vader ten aanzien van de inclusiviteit van de twee kerstdagen
in de tien aaneengesloten dagen in de vakanties toe te wijzen;
II. het verzoek van de vader ten aanzien van de wissels in de zomervakanties en de wissels onder het kopje 'Overige vakanties (waaronder najaars- en voorjaarsvakantie)’ toe te wijzen;
III. het subsidiaire verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie naar 130 euro per maand per
de beschikkingsdatum van het hof toe te wijzen, zonder eventuele terugbetaling van teveel betaalde kinderalimentatie;
IV. het overige in appel door de vader verzochte af te wijzen, en meer specifiek de vader in het verzoek ten aanzien van de inloggegevens KNLTB niet-ontvankelijk te verklaren.
In de zaak met zaaknummer 200.333.467/01
4.4
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking:
I. primair: de door de Rechtbank bepaalde week-op-week-af-regeling te vernietigen, zodat de reguliere zorgregeling uit het ouderschapsplan weer heeft te gelden;
subsidiair: het doordeweekse wisselmoment in de week-op-week-af-regeling op donderdag te wijzigen naar woensdag uit school tot donderdag naar school;
II. te bepalen dat de moeder in de even kalenderjaren de minderjarige bij zich heeft gedurende de eerste drie weken van de zomervakantie, de vader dan in de laatste drie weken van de zomervakantie, de vader de eerste drie weken van de zomervakantie heeft in de oneven kalenderjaren en de moeder de laatste drie weken;
III. te bepalen dat Pasen en Pinksteren als volgt tussen de ouders worden verdeeld:
eerste paasdag bij de moeder in de oneven jaren, bij de vader in de even jaren;
tweede paasdag bij de moeder in de even jaren, bij de vader in de oneven jaren;
eerste pinksterdag bij de moeder in de even jaren, bij de vader in de oneven jaren;
tweede pinksterdag bij de moeder in de oneven jaren, bij de vader in de even jaren.
4.5
De vader verzoekt, naar het hof begrijpt, het hoger beroep van de moeder af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof zal de grieven, standpunten en argumenten van partijen in beide zaken per onderwerp bespreken en beoordelen.
Zorgregeling
Het wettelijk kader
5.2
Uit artikel 1:253a lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW volgt dat de rechter een beslissing over de uitoefening van het ouderlijk gezag of een door de ouders onderling getroffen regeling daarover kan wijzigen, op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder van de ouders van de zorg- en opvoedingstaken (de zorgregeling).
Het advies van de raad
5.3
De raad vindt het zorgelijk dat [minderjarige] in twee compleet gescheiden werelden leeft bij de vader en de moeder en dat zelfs zijn spullen niet van de ene naar de andere ‘wereld’ gaan. De raad adviseert de ouders om te onderzoeken hoe zij hun strijd achter zich kunnen laten en zich daarbij te verdiepen in de SCHIP-aanpak. Omdat er tussen de ouders nauwelijks communicatie is, zijn de wisselmomenten voor [minderjarige] lastig. Als de ouders elkaar zien, kan dat tot botsingen leiden, wat nog moeilijker is voor [minderjarige] . Een zorgregeling met zo min mogelijk wisselingen, die waar mogelijk via school verlopen, is voor [minderjarige] het rustigst en prettigst. Wel moeten de ouders ervoor zorgen dat als [minderjarige] bij de ene ouder is, een lijntje bestaat naar de andere ouder, bijvoorbeeld door te kunnen bellen. Bij de vakantieregeling is het belangrijk dat [minderjarige] zo goed mogelijk beide kanten van de familie leert kennen. De zorgregeling moet in elk geval zo eenvoudig mogelijk worden ingericht, zonder onnodige afwijkingen en extra wisselingen.
Reguliere zorgregeling
5.4
De ouders zijn het erover eens dat hun onderlinge relatie en communicatie heel moeizaam verloopt. Ook vinden zij allebei het wisselmoment na de donderdagavond niet fijn verlopen en niet wenselijk. Het hof is het met de raad en de vader eens dat een regeling met zo min mogelijk wisselingen in de huidige situatie voor [minderjarige] het rustigst en het meest in zijn belang is. Volgens de moeder is [minderjarige] te jong om telkens één van zijn ouders zeven dagen achter elkaar te missen en vertelt hij zelf dat hij dat niet fijn vindt. De vader heeft echter verteld dat [minderjarige] tegen hem zegt dat hij de week-op-week-af-regeling fijner vindt. De raad heeft op de zitting aangegeven dat [minderjarige] inmiddels oud genoeg is om steeds een week lang één ouder niet te zien. Daarnaast heeft de raad aangegeven dat het vooral in het belang van [minderjarige] is dat er zo min mogelijk wisselingen plaatsvinden. Voor het hof weegt het belang van [minderjarige] om de wisselingen te verminderen dan ook zwaarder dan het belang om iedere week bij beide ouders te verblijven. Bovendien ziet [minderjarige] zijn moeder soms ook bij buitenschoolse activiteiten in de week dat [minderjarige] bij de vader verblijft, en vice versa. Het hof acht een week-op-week-af-regeling zonder tussentijds moment met de andere ouder dan ook het meest in het belang van [minderjarige] , en zal die regeling vaststellen. Het hof gaat er hierbij van uit, dat partijen [minderjarige] in de gelegenheid zullen stellen (telefonisch) contact met de andere ouder op te nemen, wanneer [minderjarige] daaraan behoefte heeft.
5.5
Het hof zal bepalen dat [minderjarige] op vrijdag via school wisselt van de ene naar de andere ouder. De ouders zijn het erover eens dat wisselen via school het beste is, zoals de raad ook heeft geadviseerd. Door op vrijdag te wisselen begint [minderjarige] zijn tijd bij de andere ouder in het weekend, zodat hij daar kan wennen voordat hij op maandag weer naar school gaat. [minderjarige] heeft weliswaar in het weekend ook (sport)activiteiten, maar hij brengt in het weekend toch meer tijd bij de ouder door dan op een schooldag. De moeder heeft naar voren gebracht dat het makkelijker voor [minderjarige] is om bij te houden wanneer hij bij welke ouder is als hij op maandag wisselt, maar het hof verwacht niet dat dat voor [minderjarige] lastiger bij te houden is bij een wisseling op vrijdag. De moeder heeft daarnaast gesteld dat haar zus de omgang met haar drie kinderen hierop heeft afgestemd, zodat [minderjarige] in de weekenden bij de moeder contact kan hebben met de kinderen van haar zus. Ook dit weegt voor het hof echter minder zwaar dan de mogelijkheid om [minderjarige] tijd bij de andere ouder te beginnen met een weekend. De moeder kan bovendien met de vader afstemmen of [minderjarige] voortaan in de even of de oneven weken bij de moeder is, en daarin rekening houden met de mogelijkheden om in het weekend zijn tante en nichtjes of neefjes te zien. Het hof wijst het verzoek van de vader over het moment van wisselen daarom toe.
Zomervakantie
5.6
Het hof zal bepalen dat [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken van de zomervakantie bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder is, en in oneven jaren omgekeerd en overweegt daartoe als volgt.
De moeder heeft naar voren gebracht dat de verjaardag van haar moeder - [minderjarige] oma - in de eerste helft van de zomervakantie valt en dat dit voor haar familie een belangrijk moment van samenkomen is. Daarnaast is het voor de moeder in de eerste helft van de zomervakantie makkelijker om met haar partner en zijn kinderen, en met de zus van de moeder en haar gezin op vakantie te gaan. De vader heeft naar voren gebracht dat [minderjarige] maar twee keer per jaar de familie van vaderszijde kan zien in hun land van oorsprong. Omdat een deel van die familie is gebonden aan de Zweedse zomervakantie – die altijd vroeg valt – is dat altijd in de eerste drie weken van de zomervakantie. Het hof stelt vast dat beide ouders een belang hebben om de eerste drie weken van de zomervakantie met [minderjarige] door te brengen. [minderjarige] heeft, vanwege het contact met de familie van de vader en van de moeder, zowel een belang bij het kunnen doorbrengen van de eerste drie weken zomervakantie met de vader, als een belang om die weken met de moeder door te brengen. Daarom zal de verdeling van de zomervakantie worden afgewisseld. Bovendien zullen de laatste drie weken van de zomervakantie sommige jaren gedeeltelijk overlappen met de Zweedse zomervakantie, zodat [minderjarige] ook in die jaren een deel van de zomervakantie met de familie van de vader in hun land van herkomst kan doorbrengen. Het hof zal bepalen dat [minderjarige] in de even jaren de eerste drie weken bij de vader is, omdat de vader in het huidige (even) jaar mocht uitgaan van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beslissing in de bestreden beschikking en daarvoor ook al plannen heeft gemaakt.
5.7
Voor wat betreft het wisselmoment zal het hof bepalen dat [minderjarige] na de eerste drie weken op zondagochtend om 10.00 uur naar de andere ouder gaat. Dat is voor de vader praktischer bij het plannen van de vakantie en de moeder heeft daartegen geen bezwaar.
5.8
De ouders hebben verder aangegeven dat zij het onwenselijk vinden dat [minderjarige] vier weken bij één ouder is, indien de ouder waar [minderjarige] volgens de reguliere zorgregeling de laatste week vóór de zomervakantie is óók de ouder is waar hij dat jaar de eerste drie weken van de zomervakantie doorbrengt. Omdat het afstemmen tussen de ouders over afwijkingen van de zorgregeling telkens tot discussies leidt, willen zij graag een duidelijke regeling wanneer [minderjarige] tussendoor bij de andere ouder is.
Het hof zal daarom bepalen dat [minderjarige] op de laatste schooldag uit school naar de andere ouder gaat, die hem op zondag om 19.00 uur terugbrengt naar de ouder bij wie hij de eerste drie weken van de zomervakantie zal doorbrengen. Als [minderjarige] de laatste drie weken van de schoolvakantie bij de ouder is die hem volgens de reguliere regeling de eerste week na de zomervakantie heeft, gaat [minderjarige] op de laatste zaterdag van de zomervakantie om 10.00 uur naar de andere ouder, die hem op maandag naar school brengt, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat.
Meivakantie
5.9
Ten aanzien van de meivakantie zal het hof bepalen dat [minderjarige] veertien dagen bij één ouder doorbrengt, zodat die ouder ervoor kan kiezen iets langere tijd met [minderjarige] op vakantie te gaan. Dat weegt voor het hof zwaarder dan de wens van de moeder dat [minderjarige] de andere ouder niet langer dan tien dagen achter elkaar hoeft te missen. Voor beide ouders is het daarbij belangrijk gebleken dat moet worden voorkomen dat [minderjarige] door deze regeling drie weken achter elkaar bij één ouder is. De vader heeft daarom voorgesteld na een vakantie eventueel de reguliere regeling ‘om te wisselen’ (waardoor [minderjarige] daarna bijvoorbeeld in plaats van de even weken steeds de oneven weken bij de vader is). Het hof is het echter met de moeder eens dat dit niet wenselijk is, omdat het niet alleen verwarrend is voor de ouders en [minderjarige] , maar ook voor derden zoals school en sportclubs. Het hof zal daarom bepalen dat [minderjarige] , als hij de week vóór de vakantie bij dezelfde ouder is als bij wie hij de meivakantie doorbrengt, op vrijdag uit school naar de andere ouder gaat, die hem op zondag om 19.00 uur naar de ouder brengt bij wie [minderjarige] in de meivakantie is. Als [minderjarige] de week na de meivakantie bij de ouder is bij wie hij ook in de meivakantie is geweest, gaat hij op de laatste zaterdag van de meivakantie om 10.00 uur naar de andere ouder, die hem op maandag naar school brengt, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat, zoals de moeder op de zitting heeft voorgesteld.
Kerstvakantie
5.1
Het hof zal, net als de rechtbank, beslissen dat [minderjarige] in de kerstvakantie tien dagen bij de ene ouder en vier dagen bij de andere ouder is. De ouders zijn het erover eens dat [minderjarige] op eerste en tweede kerstdag altijd bij de moeder is. De vader wil dat [minderjarige] de hele (verdere) kerstvakantie bij één van de ouders is, maar het hof ziet daarin geen reden om af te wijken van de beslissing van de rechtbank, omdat [minderjarige] in de jaren dat hij de kerstvakantie bij de vader viert altijd al een deel van de vakantie (namelijk de kerstdagen) bij de moeder is en een ononderbroken verblijf bij de vader dus toch al niet mogelijk is. De ouders zijn het er daarnaast over eens dat de kerstdagen vallen onder de tien of vier dagen dat [minderjarige] dat jaar bij de moeder is.
Pasen en Pinksteren
5.11
Het hof zal bepalen dat de reguliere zorgregeling doorloopt in het paas- en pinksterweekend. Omdat bij de reguliere zorgregeling op vrijdag wordt gewisseld, heeft [minderjarige] dan een lang weekend bij dezelfde ouder. De moeder wil dat [minderjarige] op eerste paasdag (of pinksterdag) bij de ene ouder is en op tweede paasdag (of pinksterdag) bij de andere ouder, omdat zij Pasen en Pinksteren altijd uitgebreid viert en de vader deze feesten niet viert. Het hof acht dat niet wenselijk, omdat het hof het met de raad eens is dat, gegeven de onderlinge verhouding tussen partijen, de regeling zo helder mogelijk moet zijn, zonder onnodige afwijkingen en extra wisselingen. Extra wisselingen veroorzaken stress en onrust voor [minderjarige] . Volgens de moeder zou het doorlopen van de reguliere zorgregeling ertoe leiden dat zij drie jaar achtereen geen Pasen kan vieren met [minderjarige] . Dat weegt voor het hof evenwel minder zwaar dan het belang van [minderjarige] bij het vastleggen van een overzichtelijke regeling zonder onnodige extra wisselingen. Omdat in het geval dat Pasen in een even week valt, Pinksteren in een oneven week zal vallen en vice versa, hebben beide ouders bovendien elk jaar een lang weekend met [minderjarige] . De moeder kan dan elk jaar ofwel Pasen ofwel Pinksteren met [minderjarige] doorbrengen.
Sinterklaas en Suikerfeest
5.12
Het hof zal, net als de rechtbank, beslissen dat [minderjarige] Sinterklaas bij de moeder viert, en het Suikerfeest bij de vader. Hoewel het hof het met de vader eens is dat het in beginsel wenselijk is dat er weinig afwijkingen van de reguliere zorgregeling zijn, weegt het belang van de moeder om met [minderjarige] Sinterklaas te kunnen vieren zwaarder. Als het Suikerfeest valt in een week dat [minderjarige] in beginsel bij de moeder is en de vader geen plannen heeft om het te vieren, kan hij de moeder laten weten dat de reguliere zorgregeling dat jaar kan doorlopen.
Najaarsvakantie (herfstvakantie) en voorjaarsvakantie
5.13
Het hof zal net als de rechtbank bepalen dat [minderjarige] in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader is en in de even jaren bij de moeder, en in najaarsvakantie de even jaren bij de vader en de oneven jaren bij de moeder. Als dat ertoe leidt dat [minderjarige] drie weken achter elkaar bij dezelfde ouder is, zal [minderjarige] in het eerste weekend van de vakantie van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de andere ouder zijn.
Bewijsaanbod
5.14
De moeder heeft aangeboden haar stellingen te bewijzen door het horen van getuigen. Het bewijsaanbod ziet vooral op de verdeling van de zomervakantie. Het hof wijst het verzoek van de moeder omtrent de zomervakantie toe, zodat het niet toekomt aan dat deel van het bewijsaanbod. Verder wenst de moeder zichzelf als getuige te horen over het belang van Pasen en Pinksteren. De beslissing van het hof op dit punt maakt het echter mogelijk dat [minderjarige] Pasen of Pinksteren bij de moeder viert. Voor zover het bewijsaanbod op de reguliere zorgregeling ziet, zal dit bewijsaanbod als niet ter zake dienend worden gepasseerd. Ook als zou komen vast te staan dat de week-op-week-af-regeling een (negatieve) impact op [minderjarige] of de vrouw heeft, kan dat – gelet op genoemde feiten en omstandigheden – op dit moment niet tot een andere zorgregeling leiden.
Inloggegevens KNLTB
5.15
De vader verzoekt het hof te bepalen dat de moeder de inloggegevens van de KNLTB aan
hem ter beschikking stelt, zodat hij toegang heeft tot de gegevens van [minderjarige] op de website en het voor hem ook mogelijk is om [minderjarige] aan te melden voor activiteiten van de tennisclub. Volgens de moeder heeft het verzoek van de vader geen wettelijke basis en moet het verzoek daarom niet-ontvankelijk worden verklaard. Bovendien is de vader volgens de moeder niet bereid vast te leggen dat de inloggegevens niet worden gewijzigd zonder toestemming van de andere ouder, waardoor zij bang is dat hij de inloggegevens (waaronder het wachtwoord) zal wijzigen.
5.16
Het hof volgt de vrouw niet in haar verweer dat het verzoek van de vader om de inloggegevens van de KNLTB aan hem ter beschikking te stellen geen wettelijke basis heeft. Naar het oordeel van het hof is dit ter beschikking stellen een geschil dat op grond van artikel 1:253a BW aan de rechter kan worden voorgelegd. Nu ouders het gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben en het gaat om een hobby/sport die [minderjarige] beoefent (en in die zin ‘verblijfsoverstijgend’ is), heeft naar het oordeel van het hof als uitgangspunt te gelden dat beide partijen over de inloggegevens van de KNLTB moeten kunnen beschikken. Om die reden zal het hof dan ook bepalen dat de vrouw deze, eventueel nog door haar te wijzigen, gegevens (de vrouw heeft verklaard dat zij de inloggegevens ook voor andere doeleinden gebruikt) met de man moet delen. Daarbij heeft echter wel te gelden dat na deze afgifte geen van de ouders zonder toestemming van de andere ouder de inloggegevens mag wijzigen. Bovendien heeft hierbij te gelden dat het de ouders zonder voorafgaande toestemming van de andere ouder niet is toegestaan om [minderjarige] voor toernooien of evenementen in te schrijven die plaatsvinden op momenten dat [minderjarige] bij die andere ouder verblijft. Het hof zal het verzoek van de vader dan ook onder deze voorwaarden toewijzen.
Kinderalimentatie
Wijziging van omstandigheden
5.17
Volgens de moeder moet het verzoek van de vader om wijziging van de alimentatie worden afgewezen, omdat de rechtbank eenzelfde verzoek van de vader al eerder heeft afgewezen op 23 december 2020 en de omstandigheden sindsdien niet zijn gewijzigd. Naar het oordeel van het hof heeft de vader evenwel voldoende naar voren gebracht dat de omstandigheden sindsdien zijn gewijzigd, alleen al omdat zijn inkomen sindsdien is veranderd. Dat betekent dat het verzoek van de vader niet reeds om die reden afgewezen dient te worden.
Verblijfsoverstijgende kosten
5.18
De vader heeft verzocht om te bepalen dat hij alle verblijfoverstijgende kosten zal voldoen en dat de kinderalimentatie op nihil wordt gesteld. Volgens de vader betaalt hij nu niet alleen kinderalimentatie maar daarnaast ook extra kosten, omdat de moeder de spullen van [minderjarige] , zoals zijn fiets, kleding en sportspullen, niet meegeeft als [minderjarige] naar de vader gaat. Daardoor moet de vader die spullen ook kopen en heeft [minderjarige] alles dubbel. Voor de vader is het bedrag dat hij moet betalen minder belangrijk dan dat [minderjarige] zijn spullen vrijelijk van de ene naar de andere ouder mee kan nemen. Hij zal daarvoor zorgdragen indien zijn verzoek wordt toegewezen.
5.19
De moeder is het oneens met het verzoek van de vader, omdat dat volgens haar een verkapt verzoek is om wijziging van de hoofdverblijfplaats; het uitgangspunt is immers dat de ouder bij wie een kind de hoofdverblijfplaats heeft, ook de verblijfsoverstijgende kosten betaalt. Volgens de moeder geeft zij [minderjarige] spullen vaak niet mee, omdat hij wisselt via school en zij school niet verantwoordelijk wil maken voor (soms dure) spullen van [minderjarige] . Bovendien geeft de vader meegegeven spullen vaak niet terug.
5.2
Het hof begrijpt dat de vader het als een probleem ervaart dat [minderjarige] zijn spullen niet mee kan nemen van de ene naar de andere ouder. Ook als de vader die spullen aan zou schaffen, is het echter de vraag of het probleem zal worden opgelost: de moeder zal dan nog steeds dezelfde bezwaren hebben tegen het meegeven van spullen aan [minderjarige] op de dag dat [minderjarige] naar de andere ouder gaat. Het hof overweegt in dit kader dat het wisselen van spullen via school niet wenselijk is, omdat de verantwoordelijkheid voor zijn spullen dan bij [minderjarige] wordt gelegd. Die verantwoordelijkheid hoort niet bij [minderjarige] . Niet [minderjarige] , maar de ouders moeten ervoor zorgen dat de spullen die voor [minderjarige] belangrijk zijn – zoals een fiets of sportspullen – bij de wisseling op vrijdag bij de andere ouder belanden, ook als daar contact tussen hen voor nodig is. Partijen slagen er echter niet in, dan wel zijn onmachtig om dit voor [minderjarige] goed te regelen. Overigens is het onvermijdelijk dat [minderjarige] sommige spullen dubbel zal hebben, omdat hij de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft.
5.21
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de vader onvoldoende naar voren heeft gebracht om te rechtvaardigen dat wijziging wordt aangebracht aan het in het ouderschapsplan neergelegde uitgangspunt dat de moeder de verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] zal voldoen. Om die reden wijst het hof wijst het primaire verzoek van de vader af.
Hoogte alimentatie.
5.22
De vader heeft subsidiair verzocht om met ingang van de beschikkingsdatum te bepalen dat hij een bijdrage van € 130,- per maand aan de moeder voldoet, waarbij uitdrukkelijk wordt bepaald dat de moeder alle verblijfsoverstijgende kosten dient te voldoen en dat [minderjarige] in staat moet worden gesteld om deze spullen vrijelijk van de ene naar de andere ouder mee te nemen. De moeder heeft verzocht het subsidiaire verzoek toe te wijzen. Het hof zal dan ook dienovereenkomstig beslissen. Daarbij overweegt het hof dat het feit dat de vader aan de moeder deze onderhoudsbijdrage betaalt, impliceert dat de moeder alle verblijfsoverstijgende kosten van [minderjarige] betaalt, zodat dit niet expliciet in het dictum zal worden opgenomen. Het is verder de verantwoordelijkheid van beide ouders om ervoor te zorgen dat voor de overdracht van de spullen van [minderjarige] een werkbare situatie wordt gecreëerd, waarbij zij de belangen van [minderjarige] voorop zullen moeten stellen.
5.23
Om in de toekomst onduidelijkheden te voorkomen, zal het hof de bestreden beschikking in zijn geheel vernietigen en zowel de zorgregeling als de door de vader te betalen bijdrage opnieuw vaststellen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende:
bepaalt, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 augustus 2020 in zoverre, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus:
Reguliere zorgregeling
- [minderjarige] verblijft de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder, met een wisselmoment op vrijdag uit school of indien er geen school is:
als [minderjarige] in groep 1-4 zit om 12:00 uur,
als [minderjarige] in groep 5-8 zit om 15:00 uur,
vanaf dat [minderjarige] naar de middelbare school gaat om 18:00 uur,
waarbij [minderjarige] wordt gebracht naar de andere ouder;
Zomervakantie
- [minderjarige] verblijft in de zomervakantie in de even jaren de eerste drie weken vanaf vrijdag uit school bij de vader en de laatste drie weken bij de moeder tot maandag naar school en in de oneven jaren de eerste drie weken vanaf vrijdag uit school bij de moeder en de laatste drie weken bij de vader tot maandag naar school, waarbij [minderjarige] na de eerste drie weken op zondagochtend om 10.00 uur naar de andere ouder wordt gebracht;
- als [minderjarige] de week voor de zomervakantie bij de ouder verblijft waar hij ook de eerste drie weken van de zomervakantie verblijft, gaat [minderjarige] op de laatste schooldag uit school naar de andere ouder, die hem op zondag om 19.00 uur terugbrengt naar de ouder waar hij de eerste drie weken van de zomervakantie zal doorbrengen;
- als [minderjarige] de laatste drie weken van de schoolvakantie bij de ouder is die hem volgens de reguliere regeling de eerste week na de zomervakantie heeft, gaat [minderjarige] op de laatste zaterdag van de zomervakantie om 10.00 uur naar de andere ouder, die hem op maandag naar school brengt, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat;

Meivakantie

- [minderjarige] verblijft in de meivakantie veertien dagen bij één ouder;
- als [minderjarige] de week vóór de meivakantie bij dezelfde ouder is waar hij de meivakantie doorbrengt, gaat [minderjarige] op vrijdag uit school naar de andere ouder, die hem op zondag om 19.00 uur naar de ouder brengt waar [minderjarige] in de meivakantie is tot maandag naar school;
- als [minderjarige] de week na de meivakantie bij de ouder is waar hij ook in de meivakantie is, gaat hij vrijdag uit school naar die ouder, die hem op de laatste zaterdag in de meivakantie om 10.00 uur naar de andere ouder brengt. De andere ouder brengt hem op maandag naar school, waarna de reguliere zorgregeling wordt hervat;

Kerstvakantie

- [minderjarige] verblijft in de kerstvakantie 10 dagen bij de ene ouder en 4 dagen bij de andere ouder, waarbij de ouder bij wie [minderjarige] 10 dagen is mag kiezen welke dagen dat zijn, met dien verstande dat [minderjarige] in elk geval op eerste en tweede kerstdag altijd bij de moeder is. De ouder die mag kiezen moet tijdig, dat wil zeggen uiterlijk 14 oktober van ieder jaar, aangeven welke dagen hij of zij wenst in de eerstvolgende kerstvakantie;

Najaarsvakantie en Voorjaarsvakantie

- [minderjarige] is in de oneven jaren in de voorjaarsvakantie bij de vader en in de even jaren bij de moeder, en in de even jaren de najaarsvakantie bij de vader en bij de moeder in de oneven jaren, in beginsel steeds van vrijdag uit school tot maandag naar school;
- Als [minderjarige] daardoor drie weken achter elkaar bij dezelfde ouder zou zijn, zal [minderjarige] in het eerste weekend van de vakantie van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur bij de andere ouder zijn;

Suikerfeest en Sinterklaas

- [minderjarige] is met Suikerfeest bij de vader en met Sinterklaas bij de moeder;
en voor het overige:
- bepaalt dat de moeder aan de vader de inloggegevens van [minderjarige] van de KNLTB ter beschikking dient te stellen, onder de voorwaarden zoals hierboven bij r.o. 5.16 opgenomen;
- bepaalt dat de overige afspraken in het ouderschapsplan, bekrachtigd door de beschikking van 23 augustus 2020, blijven gelden;
- bepaalt, met wijziging van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 december 2020 dat de vader aan de moeder met ingang van heden als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] € 130,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. C.E. Buitendijk en mr. T.M. Subelack, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier en is op 14 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.