ECLI:NL:GHAMS:2024:1315
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na afwijzing verzoek vader
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige dochter. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, had verzocht om samen met de moeder het gezag over de minderjarige te delen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, en de vader was het daar niet mee eens. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2024, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, werd de situatie besproken. De moeder voerde aan dat de vader een andere koers wilde varen dan in het belang van de minderjarige was, en dat de minderjarige op dit moment geen contact met de vader wilde. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, gezien de bijna zestienjarige leeftijd van de minderjarige en het feit dat zij zelf beslissingen kan nemen over medische ingrepen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis was voor gezamenlijk gezag, gezien de langdurige slechte communicatie tussen de ouders en het risico dat de minderjarige klem zou raken tussen hen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.