ECLI:NL:GHAMS:2024:1315

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.333.717/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezamenlijk gezag over minderjarige na afwijzing verzoek vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige dochter. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Noord-Holland, had verzocht om samen met de moeder het gezag over de minderjarige te delen. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, en de vader was het daar niet mee eens. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 maart 2024, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, werd de situatie besproken. De moeder voerde aan dat de vader een andere koers wilde varen dan in het belang van de minderjarige was, en dat de minderjarige op dit moment geen contact met de vader wilde. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, gezien de bijna zestienjarige leeftijd van de minderjarige en het feit dat zij zelf beslissingen kan nemen over medische ingrepen. Het hof oordeelde dat er onvoldoende basis was voor gezamenlijk gezag, gezien de langdurige slechte communicatie tussen de ouders en het risico dat de minderjarige klem zou raken tussen hen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de vader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.333.717/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/334801 / FA RK 22-5883
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 mei 2024 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.B. van Griethuysen te Haarlem,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.H. Aalmoes te Amsterdam.
Als belanghebbende in deze zaak is aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende rol is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna te noemen: de rechtbank) van 26 juli 2023, uitgesproken onder het hiervoor genoemde zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De vader is op 23 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van 26 juli 2023.
2.2
De moeder heeft op 22 november 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De mondelinge behandeling heeft op 8 maart 2024 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door mr. B. Wernik (waarnemend voor mr. E.B. van Griethuysen);
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door V. Regout.
2.4
De voorzitter heeft tijdens een schorsingsmoment van de zitting telefonisch met [minderjarige] gesproken, in aanwezigheid van de griffier. Na voortzetting van de zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven aan de aanwezigen. Partijen hebben de gelegenheid gehad daarop te reageren.

3.De feiten

3.1
Uit de relatie van de moeder en de vader (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) is geboren:
- [minderjarige] , [in] 2008 te [plaats A] .
De moeder oefent van rechtswege alleen het gezag uit over [minderjarige] . De vader heeft [minderjarige] erkend met vervangende toestemming van de rechtbank. [minderjarige] woont bij de moeder.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, het verzoek van de vader om hem gezamenlijk met de moeder met het gezag over [minderjarige] te belasten, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, zijn inleidende verzoek tot het verkrijgen van gezamenlijk gezag (alsnog) toe te wijzen.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, dan wel zijn hoger beroep ongegrond te verklaren, dan wel zijn hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het gaat in deze zaak over de vraag of de ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over [minderjarige] moeten worden belast.
Wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:253c lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder uit wie het kind is geboren heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken de ouders met het gezamenlijk gezag dan wel hem alleen met het gezag over het kind te belasten. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en
de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, het verzoek slechts wordt afgewezen indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De standpunten
5.3
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte zijn verzoek om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten, heeft afgewezen. Hij voert daartoe het volgende aan. De vader erkent dat de communicatie tussen de ouders te wensen over laat, maar hij heeft deze altijd willen herstellen. Hiervoor heeft hij echter nooit de kans gekregen. Verder heeft de vader van alles geprobeerd om een goede relatie met [minderjarige] op te bouwen, maar hij heeft de situatie in het belang van [minderjarige] laten rusten. Het is voor hem belangrijk dat hij bij ingrijpende beslissingen betrokken wordt als de vader van [minderjarige] , in haar belang kan meedenken en het recht heeft om daar samen als ouders wat mee te doen. De vader wil de moeder ondersteunen in de opvoeding van [minderjarige] . Door de vader mede met het gezag te belasten, wordt er een bepaald vertrouwen aan hem gegeven, hetgeen mogelijk een positieve impuls aan de sfeer en de communicatie tussen de ouders zou geven. Dit kan ook ten goede komen aan de relatie tussen hem en [minderjarige] , aldus de vader.
5.4
De moeder stelt dat de rechtbank het verzoek van de vader om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten, terecht heeft afgewezen. De moeder vreest dat [minderjarige] klem komt te zitten indien de vader met het gezag wordt belast, omdat de vader een andere koers wenst te varen dan [minderjarige] . Bovendien wordt [minderjarige] binnenkort zestien jaar. Zij heeft zich zonder een aanwezige vader al in grote mate gevormd en er is nu geen rol van belang voor een vader met gezag. Daarnaast wil [minderjarige] op dit moment zelf geen contact met de vader. De moeder verwacht dat gezamenlijk gezag juist een averechts effect op [minderjarige] zal hebben, met betrekking tot eventueel herstel van het contact met de vader. Verder is het gezag geen voorwaarde voor hetgeen de vader wenst te bereiken. De vader moet eerst investeren in zijn relatie met [minderjarige] als hij zijn vaderlijke plichten wil nakomen. Hij kan ook zonder gezag een goede relatie met [minderjarige] aangaan en onderzoeken welke rol hij in haar leven kan spelen, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het hof geadviseerd de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag te bekrachtigen. [minderjarige] is bijna zestien jaar. Op deze leeftijd hoeven nog weinig zaken door ouders beslist te worden. Daarnaast wijst de raad op de medische volwassenheid die op deze leeftijd geldt ( [minderjarige] kan zelf beslissen over medische ingrepen en behandelingen) en het zelfbeschikkingsrecht van [minderjarige] . Bovendien zijn er andere mogelijkheden om het doel waarvoor de vader het gezag wil, namelijk om contact met [minderjarige] te krijgen en haar te kunnen adviseren, te bereiken. Wanneer de moeder met [minderjarige] over het gezag spreekt, lijkt zij klem te zitten en overziet zij de invloed van de vader op haar leven niet. De eerste stap die gezet moet worden, is het werken aan contactherstel. Volgens de raad is hierin nog een lange weg te gaan.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. Het wettelijk uitgangspunt is dat de ouders gezamenlijk gezag over hun kind uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kinderen in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kinderen kunnen voordoen zodat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders.
5.7
Het hof onderschrijft de beslissing van de rechtbank ten aanzien van het gezag en hetgeen daarover in de bestreden beschikking is overwogen. Naar het oordeel van het hof bestaat op
dit moment onvoldoende basis voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag door de ouders. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de ouders er al jarenlang niet in slagen om in het belang van [minderjarige] tot een constructieve vorm van communicatie en samenwerking te komen. Verder neemt het hof in aanmerking dat er tussen de vader en [minderjarige] , afgezien van enkele berichten via WhatsApp, al zeer lange tijd geen contact is geweest. De vader is daardoor niet op de hoogte van de ontwikkeling van de bijna zestienjarige [minderjarige] en van wat zich in haar leven afspeelt, waardoor niet aannemelijk is dat hij in staat zal zijn om juiste en verantwoorde gezagsbeslissingen te nemen. Mede gelet op de ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders, bestaat er dan ook een onaanvaardbaar risico dat bij gezamenlijk gezag [minderjarige] klem en verloren zal raken. Dat risico wordt nog vergroot door de omstandigheid dat [minderjarige] geen contact met haar vader wil, zoals zij in het gesprek met de voorzitter heeft aangegeven. Hoewel [minderjarige] niet wil uitsluiten dat zij in de toekomst op enig moment wel contact met haar vader zou kunnen hebben, voelt het voor haar, gelet op het feit dat haar vader via een gerechtelijke procedure gezag probeert te bereiken en daardoor ook omgang wil bewerkstelligen, als een verplichting, terwijl zij daartoe niet gedwongen wil worden. Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat gezamenlijk gezag in strijd is met het belang van [minderjarige] . Het hof zal het verzoek van de vader dan ook afwijzen en de bestreden beschikking op dit punt bekrachtigen.
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.E. Buitendijk, J.M.C. Louwinger-Rijk en A.R. van Wieren, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier, en is op 14 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.