ECLI:NL:GHAMS:2024:1306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
200.315.471/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over finale kwijting en loonvordering na reorganisatie bij KLM

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin haar vorderingen tegen Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM) zijn afgewezen. [appellante] was in dienst bij KLM en is na een reorganisatie in 2017 boventallig verklaard. Ze heeft vervolgens een andere functie als Cabin Attendant aanvaard, maar stelt aanspraak te maken op een nabetaling van salaris en een onregelmatigheidstoeslag. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst niet alleen betrekking heeft op de boventalligverklaring, maar ook op haar aanspraak op loon. Het hof bevestigt deze uitleg en oordeelt dat de finale kwijting die in de overeenkomst is opgenomen, ook betrekking heeft op de financiële gevolgen van de herplaatsing. Het hof wijst de grieven van [appellante] af en bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellante] in de kosten van het hoger beroep wordt verwezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.315.471/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 9484191 CV EXPL 21-14535
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 mei 2024 (bij vervroeging)
inzake
[appellante]
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M.J. de Coninck te Ede,
tegen
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T. Ridder te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [appellante] en KLM genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 9 juni 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 15 maart 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en KLM als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte wijziging eis
- memorie van grieven, met productie;
- memorie van antwoord, met producties;
- akte uitlating producties.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 15 maart 2024 doen bepleiten, [appellante] door mr. De Coninck, voornoemd, en KLM door mr. De Ridder, voornoemd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Mr. De Coninck heeft nog een productie in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de in eerste aanleg ingestelde vorderingen zal toewijzen, met veroordeling van KLM in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
KLM heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.22 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellante], geboren op [geboortedatum], is op 1 mei 1986 in dienst getreden van KLM.
2.2
In januari 2017 vond een reorganisatie genaamd High Performance Organization (verder: HPO) plaats binnen KLM Passenger Services.
2.3
Voorafgaand aan deze reorganisatie was [appellante] werkzaam in de functie van Teamleider Airside (functiegroep A9). Als gevolg van de reorganisatie is deze functie komen te vervallen. KLM heeft [appellante] niet geplaatst in de nieuwe functie van Shiftleader.
2.4
De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam heeft in een vonnis van 26 januari 2017, in kort geding gewezen tussen [appellante] (en vijftien anderen) als eisers en KLM als gedaagde, deze functies niet uitwisselbaar geoordeeld.
2.5
Vervolgens is in hoger beroep door het gerechtshof Amsterdam in een arrest van 5 december 2017 geoordeeld dat de functies wel uitwisselbaar zijn.
2.6
Dit oordeel is bekrachtigd in het arrest van de Hoge Raad van 15 februari 2019, met uitzondering van de veroordeling van KLM tot tewerkstelling van de betrokken werknemers
“totdat ofwel plaatsing door KLM in de functie van Shiftleader heeft plaatsgevonden, ofwel elk van hen na een aangezegde redelijke termijn van verbetering niet aan de functievereisten voor Shiftleader blijkt te voldoen”.Uitgaande van uitwisselbaarheid van de functies is definitieve plaatsing van diverse factoren afhankelijk, waaronder het aantal kandidaten dat te zijner tijd resteert voor de dan vacante functies van Shiftleader en het al dan niet bestaan van de noodzaak om na een inventarisatie daarvan, alsnog af te spiegelen. Het hof had de veroordeling tot tewerkstelling dan ook dienovereenkomstig moeten begrenzen (rechtsoverweging 3.5.2.). Opmerking verdient dat in geval van uitwisselbare functies geen ruimte bestaat om aan de hand van het functioneren van de werknemer in de nieuwe functie te beoordelen of hij daarin geplaatst kan worden (rechtsoverweging 3.5.3.).
2.7
[appellante] was geen partij in de procedures bij het gerechtshof en de Hoge Raad. Zij heeft zich in augustus 2017 uit de hoger beroepsprocedure teruggetrokken nadat zij had gesolliciteerd naar de functie van Cabin Attendant. Die functie vervult zij met ingang van 1 november 2017. [appellante] heeft schriftelijk ingestemd met het bij deze functie behorende salaris. Op een later aanbod van KLM aan [appellante] om terug te keren naar het transitiecentrum en met herleving van haar boventalligheidsstatus en het bij de oude functie van Teamleider behorende salaris, is [appellante] niet ingegaan.
2.8
De kantonrechter heeft bij vonnis van 28 juni 2019 in een bodemprocedure voor recht verklaard dat [appellante] aanspraak heeft op de suppletie zoals bedoeld in artikel 4 van de Mobiliteitsafspraken 2015, omdat zij conform dat artikel een “lagere, niet passende” functie heeft aanvaard. Op grond van deze suppletieregeling wordt het salaris en overige arbeidsvoorwaarden vastgesteld op basis van de nieuwe functiegroep, waarbij het verschil met het oude salaris als persoonlijke toeslag op het nieuwe salaris wordt toegekend. Deze toeslag wordt verminderd met alle salarisverhogingen, waarvan niet tussen KLM en de werknemersorganisaties is overeengekomen dat zij een kostencompenserend karakter dragen. [appellante] kan volgens de kantonrechter geen aanspraak maken op de afbouwregeling van de onregelmatigheidstoeslag die zij voorheen had. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep aangetekend.
2.9
[appellante] heeft in e-mailberichten van 8 en 26 juli 2019 en een tweetal e-mailberichten van 3 augustus 2019 aan KLM kenbaar gemaakt dat zij aanspraak maakt op de onregelmatigheidstoeslag, of afbouw hiervan, en op plaatsing in de functie van Shiftleader of
“volledige gelijkwaardige A9, anciënniteit en financiële, in de functie die men nu bekleed”.
2.1
In een brief van 23 augustus 2019 heeft KLM gereageerd op de e-mailberichten van [appellante]. In deze brief is onder meer het volgende vermeld:
“Voor zover KLM het kan bezien bestaan er nu twee geschillen tussen u en KLM: 1) het geschil over, kort gezegd, uw boventallig verklaring bij Passenger Services destijds (januari 2017) en 2) het geschil over de hoogte van uw salaris en onregelmatigheidstoeslag als Cabin Attendant. Om deze discussies definitief te kunnen beëindigen en een einde te maken aan deze geschillen zijn wij bereid om tot de volgende afspraken te komen:
- U ontvangt een eenmalige vergoeding van € 15.000,- bruto.
- U wordt niet geplaatst in de functie Shiftleader Passenger Services en blijft
werkzaam als Cabin Attendant.
- Het geschil wordt hiermee finaal afgewikkeld (finale kwijting over en weer). Dat wil zeggen, dat u geen verdere en/of nieuwe procedures voert. We spreken af dat u hiermee, met betrekking tot het geschil over de vraag of de functies Teamleider Airside en Shiftleader PS uitwisselbaar zijn, of u in het verleden al dan niet terecht boventallig bent verklaard en al dan niet geplaatst zou moeten worden in de functie Shiftleader PS, de daarover gevoerde procedures en de beëindiging van dit geschil niets meer van KLM te vorderen heeft.
- U verklaart ook af te zien van verdere procedures over de hoogte van uw salaris en de onregelmatigheidstoeslag bij KLM Cabine (Inflight Services). KLM wenst graag tot een integrale oplossing met u te komen want, zoals u terecht zegt, opnieuw een rechtsgang is voor niemand opportuun.
Ik zal het financiële voorstel nog kort toelichten omdat u wellicht van de groep oud collega‘s zult horen dat zij een ander voorstel hebben gekregen. Het voorstel dat wij hen doen is voor u niet mogelijk omdat u onder een andere cao valt met een ander betalingssysteem. De wijze waarop u als cabin attendant wordt gecompenseerd voor het werken op onregelmatige werktijden is bovendien niet in geld uit te drukken, want die compensatie is bijvoorbeeld ook in tijd en andere arbeidsvoorwaarden verdisconteerd. Het is voor ons geen optie om u alsnog een (vaste) onregelmatigheidstoeslag toe te kennen. Met de aangeboden vergoeding, menen wij een passend voorstel te doen om tot een minnelijke regeling te kunnen komen. Ik zal kort verklaren hoe wij tot het bedrag van € 15.000,- bruto zijn gekomen:
- De groep van uw voormalig collega’s die Gate Agent zijn geworden en in functiegroep A 7 zijn geplaatst ontvangen (naast de suppletie ter aanvulling van het basissalaris) in hun nieuwe functie een maandelijkse ploegentoeslag die op functiegroep A 7 is gebaseerd en grofweg € 100,- per maand bruto lager ligt dan de ploegentoeslag op basis van functiegroep A9. U ontvangt in uw nieuwe functie geen ploegentoeslag maar wordt op andere wijze gecompenseerd voor uw werktijden. Omdat wij ter afwikkeling van het geschil aan de groep van 12 (uw voormalige collega’s) aanbieden om, kort gezegd, het verschil in ploegentoeslag te compenseren, gaan wij in uw geval uit van een fictieve financiële benadeling van € 100,- bruto per maand. Als u nog negen jaar zou werken, komt dat uit op een totaalbedrag van (12 x 100 x 9 jaar =) € 10.800,- bruto. Omdat een eenmalig bedrag niet meetelt voor bijvoorbeeld pensioenopbouw en vakantiegeld, zijn wij bereid het bedrag in uw voordeel naar boven af te ronden tot liet genoemde bedrag van € 15.000,- bruto.”
2.11
In een e-mailbericht van [appellante] aan [naam 1] van 26 augustus 2019 is het volgende vermeld:
“Bedankt voor uw antwoord. Begrijp van mijn oud collega’s dat zij een ander voorstel hebben ontvangen. Een volledige compensatie op S1 niveau. Wat is de reden dat ik dit voorstel niet heb gekregen?”
2.12
[naam 1] reageert op 27 augustus 2019 als volgt:
“Geachte mevrouw [appellante], Uw twaalf voormalige collega ‘s hebben wij inderdaad een ander voorstel gedaan. Dat noemde ik ook al in mijn brief aan u. In die brief gaf ik ook aan dat het voorstel dat zij hebben ontvangen, voor u niet mogelijk is. Dat komt bijvoorbeeld omdat de cao voor grondpersoneel voor u niet (meer) van toepassing is en u nu onder de cao voor cabinepersoneel valt. De functie- en betalingssystemen die we op basis van de cao voor grondpersoneel kennen voor het grondpersoneel, gelden niet voor het cabinepersoneel. Uw situatie en positie is daardoor anders dan die van uw oud-collega’s die onderdeel uitmaken van het grondpersoneel. Ik verwijs naar mijn brief aan u op 23 augustus jl. waarin het voorstel verder is toegelicht.”
2.13
[appellante] schrijft vervolgens in een e-mailbericht van 28 augustus 2019 het volgende:
“Mijn oud collega [naam 2] heeft U een mail gestuurd. Ik sluit mij hierbij aan. De halsstarrige houding van KLM betreur ik zeer. Jammer toch dat het zo moet gaan. Hoeveel rechtszaken gaan wij nu en in de toekomst nog voeren? U laat mij geen andere keus. Ik zal alle betrokkenen informeren.”
2.14
[appellante] schrijft in een e-mailbericht van 30 augustus 2019 het volgende:
“Heb inmiddels contact opgenomen met mijn advocaat. Graag wil ik U verzoeken of U uw laatste aanbod wil heroverwegen. Ik begrijp dat ik rechten kan ontlenen aan de uitspraak in cassatie tot 1 januari 2022. Een bodemprocedure is een lang traject en geen van de partijen zit hier op te wachten.
Graag hoor ik van U.”
2.15
In een reactie van 6 september 2019 schrijft [naam 1] het volgende:
“Geachte mevrouw [appellante], beste [naam 3] We hebben uw reacties op 28 en 30 augustus in goede orde ontvangen. We betreuren het te lezen dat u ons aanbod niet positief ontvangt en de weg naar een bodemprocedure overweegt. We herkennen ons niet in een halsstarrige houding vanuit onze kant gegeven het voorstel tot financiële compensatie en we betreuren het te vernemen dat u meteen naar een vervolgprocedure verwijst. We vragen u nogmaals het voorstel ter harte te nemen en hierover na te denken, aangezien verder procederen in onze ogen in niemands belang is. We begrijpen daarnaast niet wat uw specifieke verzoek is ten aanzien van heroverweging van het aanbod. Doelt u op maandelijkse compensatie conform A9 Grond salaris of verwijst u naar de inhoud van het bod zelf. Aangezien u naar afstemming met uw advocaat verwijst zouden wij willen voorstellen in contact te treden met uw advocaat om uw verzoek goed te begrijpen en eventuele mogelijkheden te bespreken. Mocht u daarvoor open staan, dan vernemen wij dat graag per reactie op deze email en zullen wij ervoor zorgen dat uw advocaat contact kan leggen met onze Juridische afdeling. Ik hoor graag van u.”
2.16
[appellante] schrijft daarop in een e-mailbericht van 6 september 2019 als volgt:
“Bedankt voor uw reactie. De facto komt het volgens ons, de ex Teamleiders PH, hierop neer. Wij zijn onrechtmatig uit onze functie ontheven. Er blijven dus twee keuzes over: Plaatsing op de Shiftleaderfunctie. Of volledige financiële compensatie in onze huidige functie. Dit voorstel ligt er voor de Gate-Agents. De volledige financiële rehabilitatie wil ik ook. KLM verschuilt zich achter domeinen die niet verenigbaar zijn ivm cao en salarisschalen. Destijds is ex Martinair personeel ook moeiteloos overgegaan met behoud van salaris naar Mijn advocaat neem volgende week contact op met de vervanger van mevrouw [naam 4] van LegaL. Mijn hoop is gevestigd op een interne oplossing Nogmaals een rechtsgang is onwenselijk maar zeker gezien ons verleden niet ondenkbaar. Onze groep heeft zich altijd zeer welwillend en positief opgesteld. Dank voor uw reacties.”
2.17
[naam 1] reageert in een e-mailbericht van 9 september 2019 met de volgende inhoud:
“Je geeft aan dat je namens de groep spreekt. Zij staan echter niet in de CC van de mail, dus ik ga er vooralsnog vanuit dat dit alleen jouw reactie is op ons voorstel. Kennelijk is ons voorstel aan jou niet duidelijk genoeg. Wij hebben jou ook financiële rehabilitatie, zoals je dat zelf noemt, aangeboden. Dit wordt alleen op een andere uitgevoerd dan bij de anderen, aangezien jij werkzaam bent bij cabine. Desgewenst kan jouw advocaat contact opnemen met de vervanger van mw mr [naam 4] om dit toe te lichten.”
2.18
Tussen KLM enerzijds en tien “Werknemers A” en twee “Werknemers B” anderzijds is op 20 september 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst vermeldt het volgende:
“- In januari 2017 vond, na een medezeggenschapstraject (X- en Y adviesaanvragen), de HPO (High Pemformnance Organization) reorganisatie plaats binnen KLM Passenger Services.
- Voorafgaand aan deze HPO reorganisatie waren Werknemers A en
Werknemers B werkzaam in de functie van Teamleider Airside (functiegroep A9). Als gevolg van de reorganisatie is de functie Teamleider Airside komen te vervallen en werden Werknemers A en Werknemers B (dreigend) boventallig verklaard.
- Hierna zijn Werknemers A in de functie van Gate Agent (functiegroep A7) geplaatst inclusief een salaris suppletie conform de op dat moment geldende Mobiliteitsafspraken KLM Grondpersoneel.
- Werknemers B zijn in januari 2017 overgeplaatst naar het TransitieCentrum met behoud van het salaris behorende bij de Oorspronkelijke functiegroep (A9) en een vaste ploegendiensttoeslag. conform de op dat moment geldende Mobiliteitsafspraken KLM Grondpersoneel.
- Tussen Partijen is een geschil ontstaan over de vraag of de vorige (vervallen) functie van Werknemer (Teamleider Airside) uitwisselbaar is met de functie Shiftleader Passenger Services, of Werknemers A en Werknemers B al dan niet terecht door KLM (dreigend) boventallig zijn verklaard en of Werknemers A en Werknemers B geplaatst zouden moeten zijn of worden in de functie van Shiftleader Passenger Services (hierna: ‘het geschil’). Hierover zijn in kort geding procedures gevoerd. Deze kort geding procedures hebben niet tot een oplossing van het geschil geleid. Partijen blijven van mening verschillen over het geschil en de uitkomsten van de procedures over het geschil.
- Ter beëindiging van dit geschil heeft KLM Werknemers A en Werknemers B een voorstel voor een regeling in der minne gedaan, welk voorstel door Werknemers A en Werknemers B is aanvaard;
- Partijen wensen de tussen hen getroffen regeling in deze vaststellingsovereenkomst neer te leggen. En verklaren liet navolgende overeen te zijn gekomen:
1. Voor Werknemers A geldt het volgende.
1.1.
Werknemer A wordt op persoonlijke titel met terugwerkende kracht. Vanaf het moment van plaatsing in A7 als gevolg van de HPO reorganisatie, teruggeplaatst in functiegroep A9. Deze afspraak wordt binnen twee maanden na de totstandkoming van deze overeenkomst in
de salarisbetaling verwerkt.
1.2.
In 2020 vervangt OSG (ORBA Salarissysteem Grondpersoneel) het A salarissysteem. Werknemer A wordt dan op basis van de werkelijke functie (Gate Agent) ingedeeld in het OSG-systeem conform de implementatie afspraken waarbij Werknemer A een toeslag ontvangt tot de hoogte van het A9 salaris. De ploegentoeslag zal gegarandeerd worden op het uurloon-max van A9, conform de OSG implementatieregels. Dit maakt dat Werknemer A er qua betaling niet op achteruit zal gaan.
2. Voor Werknemers B geldt het volgende:
2.1.
Indien en voor zover Werknemer B na een sollicitatie geschikt wordt bevonden en wordt geplaatst in een grondfunctie met functiegroep A7 of functiegroep A8, wordt Werknemer B op persoonlijke titel geplaatst in functiegroep A9.
2.2.
In 2020 vervangt OSG (ORBA Salarissysteem Grondpersoneel) het A salarissysteem. Indien Werknemer B dan na een sollicitatie geschikt wordt bevonden en wordt geplaatst in een grondfunctie die voorafgaand aan de invoering van OSG in functiegroep A 7 of functiegroep A8 was ingedeeld, dan wordt Werknemer B op basis van de werkelijke functie ingedeeld in het OSG-systeem conform de implementatie afspraken waarbij Werknemer B een toeslag ontvangt tot de hoogte van het A9 salaris. De ploegentoeslag zal gegarandeerd worden op het uurloon-max van A9, conform de OSG implementatieregels. Dit maakt dat Werknemer B er qua betaling niet op achteruit zal gaan.
3. Werknemers A en Werknemers B worden niet geplaatst in de functie van Shiftleader Passenger Services, tenzij Werknemer A en/of Werknemer B in geval van een vacature solliciteert en geschikt wordt bevonden.
4. Partijen verklaren dat zij, behoudens het bepaalde in deze overeenkomst, met betrekking tot het geschil, de daarover gevoerde procedures en de beëindiging van liet geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben. Met inachtneming van de inhoud van deze overeenkomst, zijn Partijen derhalve jegens elkaar met betrekking tot het geschil finaal gekweten.
5. Deze overeenkomst kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 BW.”
2.19
In een e-mailbericht van [appellante] aan [naam 1] van 20 november 2019 is het volgende vermeld:
“Gisteren heb ik contact gehad met mijn advocaat. Inmiddels is ook de financiële impact helder en tot op de euro bekend. Ik ga niet in op het voorstel van KLM mbt de eenmalige afkoop. Derhalve heb ik mijn advocaat opdracht gegeven tot het volgende. Een bevredigende financiële oplossing of uitvoering van het vonnis in cassatie. Om een “[naam 5]” scenario te voorkomen zal de eis helder en duidelijk zijn. Terugplaatsing in oude werkgebied op basis van voormalig TI percentage en laatste beoordeling status.
No if’s. No buts.
Juridisch dichtgetimmerd voor alle partijen duidelijk.
Dat dit grote consequenties heeft zal bekend zijn bij afdeling Legal.
Dit is niet mijn keuze maar er rest mijn geen andere optie.”
2.2
In een reactie van [naam 1] van 20 november 2019 is het volgende vermeld:
“Verrast en bijzonder teleurgesteld door de toon en manier waarop u mij aanspreekt in onderstaande email, stuur ik u hierbij mijn reactie. Los van uw duidelijke standpunt om niet in te gaan op het door ons gedane voorstel, is mij niet geheel duidelijk wat u vraagt cq eist van mij in deze persoonlijke email. Ik begreep dat uw advocaat vandaag contact heeft opgenomen met onze jurist en dat zij op korte termijn overleg zullen hebben.”
2.21
[appellante] schrijft vervolgens op 25 november 2019 als volgt:
“Het spijt me te horen dat u het idee heeft dat ik U persoonlijk aanspreek. Dit was niet mijn bedoeling. Zelf neem ik niemand iets kwalijk binnen de KLM geledingen, gezien ik mij er zeer bewust van ben dat een ieder een uitvoerder is van een beleid. Ook het feit dat U wordt opgescheept met deze onverkwikkelijke zaak is vervelend voor alle partijen. Dit had, bijna 3 jaar na dato, opgelost moeten zijn. Ik neem nu afstand en laat het over aan de professionals. Ga ervan uit dat ook dit opgelost zal worden gezien in mijn ervaringen in het verleden, helaas weer via de juridische weg.”
2.22
Tussen KLM en [appellante] is op 20 december 2019 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst vermeldt het volgende:
“- Januari 2017 vond, na een medezeggenschapstraject (X- en Y Adviesaanvragen), de HPO (High Performance Organization) reorganisatie plaats binnen KLM Passenger Services.
- Voorafgaand aan deze HPO reorganisatie was Werknemer werkzaam in de functie van Teamleider Airside (functiegroep A9). Als gevolg van de reorganisatie is de functie Teamleider Airside komen te vervallen en werd Werknemer boventallig verklaard.
- Vervolgens is Werknemer na een sollicitatie geplaatst in de functie van Cabin Attendant bij Inflight Services.
- Tussen Partijen is een geschil ontstaan over de vraag of de vorige (vervallen) functie van Werknemer (Teamleider Airside) uitwisselbaar is met de functie Shiftleader Passenger Services, of Werknemer al dan niet terecht door KLM boventallig is verklaard en of Werknemer geplaatst zou moeten zijn of worden in de functie van Shiftleader Passenger Services (hierna: ‘het geschil’). Hierover zijn in kort geding procedures gevoerd. Deze kort geding procedures hebben niet tot een oplossing van het geschil geleid. Partijen blijven van mening verschillen over het geschil en de uitkomsten van de procedures over het geschil.
- Ter beëindiging van dit geschil heeft KLM Werknemer een voorstel voor een regeling in der minne gedaan, welk voorstel door Werknemer is aanvaard;
- Partijen wensen de tussen hen getroffen regeling in deze vaststellingsovereenkomst neer te leggen. En verklaren het navolgende overeen te zijn gekomen;
1. Werknemer wordt niet geplaatst in de functie van Shiftleader Passenger Services.
2. KLM betaalt aan Werknemer een eenmalige vergoeding ter hoogte van EUR 50.000,- bruto (zegge: vijftigduizend euro bruto). De vergoeding zal worden voldaan binnen twee maanden na de totstandkoming van deze overeenkomst middels bijschrijving op de bij KLM bekende salarisrekening van Werknemer.
3. Partijen verklaren dat zij, behoudens het bepaalde in deze overeenkomst, met betrekking tot het geschil, de daarover gevoerde en eventueel nog door andere medewerkers te voeren toekomstige procedures en de beëindiging van het geschil niets meer van elkaar te vorderen hebben. Met inachtneming van de inhoud van deze overeenkomst, zijn Partijen derhalve jegens elkaar met betrekking tot het geschil finaal gekweten.
4. Deze overeenkomst kwalificeert als een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7.900 BW.”
2.23
De gemachtigde van [appellante] heeft op 25 februari 2021 aanspraak gemaakt op de nabetaling van salaris aan [appellante].

3.Beoordeling

3.1
[appellante] heeft in eerste aanleg, na een wijziging van eis, gevorderd dat KLM bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden:
primair
a. [appellante] te verlonen overeenkomstig de functie van Shiftleader, te weten overeenkomstig het loon van salarisschaal A09, trede 19 van de CAO KLM Grondpersoneel, inclusief emolumenten;
subsidiair
[appellante] te verlonen in de functie van Cabin Attendant in Trede 19 van de cao KLM Cabinepersoneel, met een (meegroeiende) suppletie (waarover ook pensioen- en socialezekerheidsrechten worden afgedragen) tot het loon van de functie Teamleider/Shiftleader, inclusief emolumenten;
primair en subsidiair
het loon met terugwerkende kracht te corrigeren door een nabetaling te doen, vermeerderd met de wettelijke verhoging ter hoogte van 50% over de hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over de verhoging vanaf 14 dagen na het vonnis, tot aan de dag van voldoening;
tot verstrekking aan [appellante] van een specificatie van het met terugwerkende kracht gecorrigeerde loon, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of een deel van de dag dat (zo begrijpt het hof) KLM weigert hieraan te voldoen;
in de proceskosten.
3.2
KLM heeft zich verweerd tegen de vorderingen.
3.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen en daartoe, kort samengevat, het volgende overwogen. Anders dan [appellante] bepleit, heeft de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst niet alleen betrekking op de boventalligverklaring van [appellante], maar ook op haar aanspraak op loon waaronder dat in de functie van Shiftleader. Dat volgt uit de correspondentie die tussen [appellante] en KLM is gevoerd, voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst. Daarbij faalt het beroep van [appellante] op het gelijkheidsbeginsel, omdat haar situatie niet vergelijkbaar is met collega’s, met betrekking tot wie het gerechtshof Amsterdam het onder 2.5 genoemde arrest heeft gewezen, en daarbij KLM heeft bevolen de betreffende werknemers toe te laten tot hun functie, op straffe van een dwangsom van maximaal € 50.000,-.
3.4
[appellante] bestrijdt dit vonnis en voert daartoe zes grieven aan. De grieven 1 tot en met 4 hebben betrekking op de uitleg van de vaststellingsovereenkomst, grief 5 op de overweging van de kantonrechter aangaande het gelijkheidsbeginsel en grief 6 op de door de kantonrechter getrokken conclusie(s). Het hof overweegt als volgt.
3.5
[appellante] stelt dat in de onderhandeling met KLM er aanvankelijk twee geschilpunten waren (te weten het geschil over de boventallig verklaring én het geschil over de hoogte van het salaris van [appellante] en de onregelmatigheidstoeslag als Cabin Attendant), dat KLM een voorstel deed om beide geschillen te beslechten, maar dat [appellante] dat voorstel niet aanvaardde en bij e-mail van 20 november 2019 een tegenvoorstel deed, waarna partijen op 20 december 2019 een vaststellingsovereenkomst sloten. In die vaststellingsovereenkomst is als geschil geformuleerd
“de vraag of de vorige (vervallen) functie van Werknemer (Teamleider Airside) uitwisselbaar is met de functie Shiftleader Passenger Services, of Werknemer al dan niet terecht door KLM boventallig is verklaard en of Werknemer geplaatst zou moeten zijn worden in de functie van Shiftleader Passenger Services.”Ter afronding van dit geschil verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting. [appellante] leidt uit deze formulering van het geschil af, dat met deze vaststellingsovereenkomst en de daarin opgenomen finale kwijting wel een einde hebben gemaakt aan de discussie over de boventalligverklaring, maar niet aan die over het als gevolg daarvan – in de visie van [appellante] – haar toekomende (achterstallige) salaris.
3.6
KLM bestrijdt de lezing van [appellante], en voert aan dat de vaststellingsovereenkomst en de daarin opgenomen kwijting betrekking heeft op beide in elkaars verlengde liggende geschilpunten, dat dat door partijen nooit anders is besproken, en dat de hoogte van de door KLM betaalde ontslagvergoeding ook gebaseerd is op het door [appellante] naar eigen zeggen gederfde salaris als Shiftleader. Het hof overweegt als volgt.
3.7.1
De uitleg van de tussen partijen gesloten overeenkomst dient te geschieden
aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Hierbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan de bepalingen in de overeenkomst mochten toekennen en aan hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158).
3.7.2
[appellante] beroept zich voor haar uitleg op de letterlijke tekst van de vaststellingsovereenkomst. Die tekst houdt volgens haar in dat uitsluitend een regeling is getroffen voor de discussie omtrent de boventalligverklaring, maar niet voor die over het gemiste salaris. Het hof volgt [appellante] hierin niet. Het geschil is in de vaststellingsovereenkomst omschreven als “
de vraag of de vorige (vervallen) functie van Werknemer (Teamleider Airside) uitwisselbaar is met de functie Shiftleader Passenger Services, of Werknemer al dan niet terecht door KLM boventallig is verklaard en of Werknemer geplaatst zou moeten zijn of worden in de functie van Shiftleader Passenger Services”.Ter beslechting van dit geschil hebben partijen elkaar over en weer finale kwijting verleend. Uit deze tekst valt niet zonder meer af te leiden dat het geschil uitsluitend betrekking heeft op de discussie over de boventalligverklaring, en niet op het bij de geclaimde functie behorende salaris. De laatste zinsnede (“
en of Werknemer geplaatst zou moeten zijn of worden in de functie van Shiftleader Passenger Services”)kan redelijkerwijs immers ook aldus worden uitgelegd, dat deze betrekking heeft op de gevolgen van het wel of niet plaatsen als Shiftleader Passenger Services, waaronder de betaling van loon.
3.7.3
Ingevolge het hiervoor genoemde uitlegcriterium, gaat het bij de uitleg van de vaststellingsovereenkomst niet alleen om de letterlijke tekst maar ook om de zin die partijen daaraan redelijkerwijs mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Vast staat – hetgeen door [appellante] ook in haar memorie van grieven onder randnummer 13 wordt erkend – dat tussen partijen blijkens de brief van KLM d.d. 23 augustus 2019 twee geschilpunten bestonden, te weten [appellante]’s boventallig verklaring bij Passenger Services en de hoogte van haar salaris en onregelmatigheidstoeslag als Cabin Attendant. KLM wenste, blijkens haar voorstel d.d. 23 augustus 2019, beide geschillen middels een vaststellingsovereenkomst te beslechten. Niet is gebleken dat [appellante] op enig moment nadien en voorafgaand aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst op 20 december 2019, aan KLM expliciet en ondubbelzinnig kenbaar heeft gemaakt door middel van de vaststellingsovereenkomst wel het eerste geschilpunt, maar niet het tweede geschilpunt te willen regelen. Indien [appellante] bedoelde met die vaststellingsovereenkomst uitsluitend het eerste geschilpunt te willen oplossen, dan had verwacht mogen worden dat zij dit expliciet aan KLM kenbaar had gemaakt, wat niet is gebeurd. Zulks klemt te meer, nu [appellante], gedurende de gehele onderhandeling met KLM van juridische bijstand was voorzien. Dat KLM de tekst van de (concept) vaststellingsovereenkomst heeft opgesteld legt daarom in dit geval geen bijzonder gewicht in de schaal. Dat KLM, naar zeggen van [appellante] in een incompleet aangeleverde brief, aan een andere collega wel heeft geschreven dat de betaling van de afkoopsom betrekking had op het geschil omtrent de hoogte van het salaris van (deze collega, toevoeging hof) maakt dit niet anders, omdat niet duidelijk is welke correspondentie in die situatie daaraan vooraf is gegaan.
3.7.4
KLM beroept zich voor haar uitleg van de betreffende bepaling op de hoogte van de aan [appellante] betaalde vergoeding, te weten € 50.000,-. KLM wijst er daarbij op dat haar eerdere voorstel (tot betaling van € 15.000,-) ook betrekking had op het door [appellante] gederfde salaris. Het enige argument dat [appellante] aanvoert voor haar uitleg van de bepaling, in relatie tot de hoogte van de overeengekomen vergoeding, is dat dit het bedrag vormt van de maximaal te verbeuren dwangsommen. KLM heeft er echter onweersproken op gewezen dat ten aanzien van geen enkele collega-werknemer het maximum van de dwangsommen is verbeurd, zodat er geen enkele reden was juist [appellante] dit bedrag toe te kennen. Daar komt bij dat [appellante] geen partij was bij de procedure waarin de dwangsommen zijn opgelegd zodat KLM aan haar hoe dan ook geen dwangsommen verschuldigd was.
3.7.5
Naar het oordeel van het hof is de uitleg die partijen redelijkerwijs aan de omvang van de finale kwijting moeten toekennen, de door KLM voorgestane uitleg, namelijk dat de kwijting zowel ziet op de discussie over de herplaatsing als op de financiële gevolgen hiervan in de zin van het door [appellante] mogelijkerwijs gederfde loon. Dat betekent dat deze finale kwijting aan de vorderingen van [appellante] in de weg staat.
3.7.6
Voor zover [appellante] bedoeld mocht hebben dat haar beroep op ‘gelijke behandeling’ een door partijen aan elkaar verleende finale kwijting sowieso moet doorkruisen, verwerpt het hof dat standpunt van [appellante]. Gelijk de kantonrechter heeft overwogen, is [appellante]’s situatie niet gelijk te stellen aan die van de collega’s die zij noemt. [appellante] heeft, anders dan haar collega’s, per 1 november 2017 de functie van Cabin Attendant aanvaard, als gevolg waarvan zij onder een andere cao (die van het cabinepersoneel) is komen te vallen, met het daarin opgenomen salarisgebouw. Over de hoogte van het bij deze functie behorende salaris heeft zij bovendien geprocedeerd (zonder daarbij het salaris van Shiftleader te vorderen), hetgeen tot een onherroepelijke rechterlijke uitspraak heeft geleid. De collega’s met wie zij zich nu vergelijkt, hebben dat niet gedaan. Vervolgens heeft [appellante], anders dan genoemde collega’s, geen hoger beroep doorgezet tegen het (voor [appellante] ongunstige) vonnis van de kantonrechter van 26 januari 2017. Evenmin hebben de collega’s met wie [appellante] zich vergelijkt, een afkoopsom van € 50.000,- bruto ontvangen. [appellante] situatie is dus niet te vergelijken met die van haar collega’s.
3.8
Partijen hebben geen bewijs aangeboden van feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. [appellante] heeft haar aanbod om L. [naam 4] te horen bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep, ingetrokken.
3.9
De kantonrechter heeft daarom naar het oordeel van het hof terecht de vorderingen van [appellante] afgewezen. De grieven tegen het bestreden vonnis slagen niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van KLM begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.428,- voor salaris en op € 173,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 90,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, T.S. Pieters en A. van Zanten-Baris en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2024.