ECLI:NL:GHAMS:2024:129

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
000552-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in strafzaak op basis van artikel 530 en 533 Sv

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 januari 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoeker, geboren in 1999, die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift is op 12 juli 2023 ingekomen en de advocaat-generaal heeft op 22 november 2023 zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling in raadkamer op 28 november 2023 was verzoeker niet aanwezig. Verzoeker vroeg om vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden door ondergane verzekering, reiskosten, loonderving en kosten voor rechtsbijstand.

Het hof heeft vastgesteld dat verzoeker op 3 juli 2022 in verzekering is gesteld en later die dag is vrijgelaten. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor een schadevergoeding van € 130,00 voor de ondergane verzekering. Voor de reiskosten heeft het hof € 128,59 toegewezen, omdat verzoeker op 10 mei 2023 wel ter terechtzitting was verschenen. De verzoeken voor loonderving en extra reiskosten werden afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende bewijs had geleverd.

Uiteindelijk heeft het hof besloten om verzoeker een totale schadevergoeding van € 938,59 toe te kennen, bestaande uit € 130,00 voor de ondergane verzekering en € 808,59 voor de kosten van rechtsbijstand. De beschikking is ondertekend door de jongste raadsheer en griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000552-23 (530 Sv) en 000553-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002389-22
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker01] ,
geboren te [geboorteland01] op [geboortedatum01] 1999,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. T.P. Schut,
[adres01] .

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 12 juli 2023 ingekomen.
Op 22 november 2023 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het Openbaar Ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 28 november 2023 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Verzoeker is niet in raadkamer verschenen.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 390,00;
reiskosten gemaakt ten behoeve van het bijwonen van de behandeling van de strafzaak ten bedrage van € 257,86;
schade ten gevolge van tijdverzuim door de behandeling ter terechtzitting, zijnde loonderving ten bedrage van € 593,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 24 mei 2023 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ad a
Verzoeker is op 3 juli 2022 in verzekering gesteld en later diezelfde dag in vrijheid gesteld.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering tot een bedrag van € 130,00.
Ad b
Onder b wordt verzocht om toekenning van reiskosten gemaakt voor het bijwonen van het onderzoek ter terechtzitting op 17 januari 2023 en op 10 mei 2023. In raadkamer is gebleken dat verzoeker op 17 januari 2023 niet ter terechtzitting is verschenen en in zoverre zal het hof het verzoek afwijzen. Verzoeker is wel verschenen ter terechtzitting in hoger beroep op 10 mei 2023 en genoegzaam is gebleken dat verzoeker daarvoor kosten heeft gemaakt ten bedrage van € 128,59.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van reiskosten tot een bedrag van € 128,59
Ad c
Onder schade wegens tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting (art. 530, tweede lid, Sv) is mede loonderving begrepen. Mits deugdelijk onderbouwd en met (verifieerbare) stukken gestaafd kan deze schade worden vergoed.
In casu heeft verzoeker gesteld dat hij vanwege de behandeling in hoger beroep op 17 januari 2023 alsmede 10 mei 2023 niet heeft kunnen werken waardoor sprake is van loonderving.
In raadkamer is gebleken dat verzoeker op 17 januari 2023 niet ter terechtzitting is verschenen. Het verzoek wordt in zoverre om die reden afgewezen.
Voorts heeft verzoeker ter staving van de loonderving op 10 mei 2023 geen stukken overgelegd. Derhalve heeft verzoeker niet voldaan aan de eisen die het hof aan de onderbouwing van een dergelijk verzoek stelt, zodat ook dit deel van het verzoek wordt afgewezen.
Ad d
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 130,00 (honderddertig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 808,59 (achthonderdacht euro en negenenvijftig cent).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. A.R.O. Mooy, F.A. Hartsuiker en P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de jongste raadsheer en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 januari 2024.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 938,59 (negenhonderdachtendertig euro en negenenvijftig cent) op bankrekeningnummer [iban_nummer01] t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Schut Dragtenstein o.v.v. [ovv01] .
Amsterdam, 9 januari 2024,
mr. P.F.E. Geerlings, jongste raadsheer.
.