ECLI:NL:GHAMS:2024:1254

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
200.335.593/01 en 200.335.594/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in hoger beroep; verzoek tot ontslag van huidige bewindvoerder en mentor afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 mei 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bewindvoerder en mentor voor de rechthebbende, geboren in 1931. De rechthebbende was het niet eens met de benoeming van de huidige bewindvoerder en mentor, [X], en verzocht om een andere bewindvoerder en mentor aan te stellen. De kantonrechter had eerder in twee beschikkingen van 6 september 2023 geoordeeld dat de rechthebbende tijdelijk niet in staat was zijn belangen te behartigen, wat leidde tot de instelling van bewind en mentorschap. De rechthebbende was het eens met de maatregelen, maar wenste een andere bewindvoerder en mentor.

Tijdens de procedure in hoger beroep heeft de rechthebbende zijn verzoek tot ontslag van [X] gemotiveerd, maar het hof heeft geconcludeerd dat er geen gewichtige redenen waren om [X] te ontslaan. De rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat zijn vertrouwen in [X] is toegenomen en dat de communicatie verbeterd is. Het hof heeft vastgesteld dat de huidige bewindvoerder haar taken naar behoren uitvoert en dat er geen gegronde redenen zijn om haar ontslag te verlenen. De verzoeken van de rechthebbende om [Y] als nieuwe bewindvoerder en [Z] als nieuwe mentor te benoemen zijn afgewezen, en de eerdere beschikkingen zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummers: 200.335.593/01 en 200.335.594/01
zaaknummers rechtbank: 10609644 EB VERZ 23-8819 en 10609655 EB VERZ 23-8820
beschikking van de meervoudige kamer van 7 mei 2024 in de zaak van
[rechthebbende]
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R.T. Poort te Beverwijk,
en
[X] h.o.d.n. Beschermingsbewind [X] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: [X] .

1.De zaak in het kort

1.1
De zaak gaat over de vraag of een nieuwe bewindvoerder en mentor dient te worden benoemd.
1.2
De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) heeft in twee afzonderlijke beschikkingen van 6 september 2023 (hierna: de bestreden beschikkingen) geoordeeld dat de rechthebbende tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand en heeft daarom bewind en een mentorschap ingesteld ten behoeve van de rechthebbende. Als bewindvoerder en mentor heeft de kantonrechter [X] benoemd.
De rechthebbende is het eens met het bewind en het mentorschap, maar hij wil in de plaats van [X] een andere bewindvoerder en mentor.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 1 december 2023 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikkingen.
2.2
[X] heeft op 3 februari 2024 een schriftelijk stuk (door [X] ‘verweerschrift’ genoemd) en op 25 maart 2024 een aanvullend schriftelijk stuk (door [X] ‘aanvullend verweerschrift’ genoemd) ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts ingekomen:
- een bericht van de rechthebbende van 5 februari 2024 met bijlagen;
- een bericht van de rechthebbende van 12 maart 2024 met bijlagen 4 en 5.
2.4
De zitting heeft op 28 maart 2024 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
- [X] en een collega, [collega] .
2.5
De rechthebbende heeft verzocht geen acht te slaan op het (door de bewindvoerder zo genoemde) verweerschrift en aanvullend verweerschrift, omdat deze niet zijn ingediend door een advocaat.
Het hof zal deze stukken aanmerken als processtukken bedoeld in artikel 1.4.5 van het procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven en deze meenemen in de beoordeling, omdat het een bewindvoerder vrij staat om dergelijke stukken zonder tussenkomst van een advocaat in het geding te brengen.

3.De feiten

De rechthebbende is geboren [in] 1931. De rechthebbende is de vader van drie kinderen, met wie hij geen contact heeft.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
De kantonrechter heeft in de bestreden beschikkingen van 6 september 2023 de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren onder bewind gesteld als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand en ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld, met benoeming van [X] tot bewindvoerder en mentor. Deze beslissingen zijn gegeven op verzoek van de rechthebbende zelf, die daarbij door [X] is bijgestaan. Tijdens de zitting in eerste aanleg heeft de rechthebbende te kennen gegeven dat hij geen bewind of mentorschap wenst.
4.2
De rechthebbende verzoekt, met gedeeltelijke vernietiging van de bestreden beschikkingen en opnieuw rechtdoende, een andere bewindvoerder en mentor te benoemen.
4.3
[X] verzoekt de bestreden beschikkingen te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Uit artikel 1:435 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de rechter bij het instellen van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder benoemt. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.2
Uit artikel 1:452 lid 1 BW volgt dat de rechter bij het instellen van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor benoemt. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel over de geschiktheid van de te benoemen persoon. Op grond van artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
5.3
Uit artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 respectievelijk artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW volgt dat de bewindvoerder respectievelijk de mentor door de kantonrechter ontslag kan worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder respectievelijk mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder respectievelijk medementor of degene die gerechtigd is onderbewindstelling respectievelijk mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid respectievelijk artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
De standpunten
5.4
De rechthebbende stelt dat de wijze waarop de huidige bewindvoerder zich jegens hem heeft opgesteld en de wijze waarop zij is benoemd als bewindvoerder en mentor alsmede haar huidige opstelling omtrent haar taakuitoefening, maken dat sprake is van gewichtige redenen om deze bewindvoerder van haar taken als bewindvoerder en mentor te ontslaan.
De rechthebbende verzoekt [Y] van Zephan Financiële Zorg en Administratie als nieuwe bewindvoerder te benoemen en [Z] van Potentia Diensten als nieuwe mentor. Zij hebben beiden te kennen gegeven bereid te zijn om het bewind en mentorschap over te nemen indien het hof de bestreden beschikkingen zal vernietigen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende verklaard dat hij aanvankelijk geen vertrouwen had in [X] , maar dat hij haar inmiddels beter heeft leren kennen en dat het nu beter gaat, ook met de communicatie tussen hen. De rechthebbende heeft zich daarom ter zitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof.
5.5
[X] betwist dat zij haar taken als bewindvoerder en mentor niet naar behoren uitvoert.
Volgens [X] zijn de aangevoerde klachten over haar functioneren ongegrond. Zij betwist dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. De rechthebbende heeft haar niet het gevoel gegeven dat hij haar niet langer als bewindvoerder of mentor wil. Bovendien zijn er kosten aan verbonden als wordt gekozen voor een nieuwe bewindvoerder en mentor, hetgeen niet in het belang van de rechthebbende is.
De beoordeling
5.6
Niet ter discussie staat dat de instelling van de maatregelen bewind en mentorschap noodzakelijk zijn voor de rechthebbende. Het gaat er in dit hoger beroep slechts om wie de maatregelen als bewindvoerder en mentor moet uitvoeren. De rechthebbende heeft zich ter zitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft de persoon van de bewindvoerder en de mentor.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het hof niet gebleken dat [X] haar taken als mentor respectievelijk bewindvoerder niet naar behoren uitvoert of heeft uitgevoerd. Het hof is van oordeel dat de rechthebbende onvoldoende heeft aangevoerd om aannemelijk te achten dat er sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk. Bovendien heeft de rechthebbende ter zitting verklaard dat hij aanvankelijk weinig vertrouwen had in [X] , maar dat het nu beter gaat.
[X] heeft uitgelegd waarom de rechthebbende geen papieren bankafschriften meer ontvangt. Dit heeft ermee te maken dat een uur na afloop van de zitting van de kantonrechter van 1 september 2023 de rechthebbende samen met een buurvrouw een bedrag van € 3.500,- van zijn bankrekening heeft gepind, welk bedrag sindsdien door deze buurvrouw in haar eigen huis in beheer wordt gehouden. De bewindvoerder probeert daarom - in het belang van de rechthebbende - zoveel mogelijk zijn financiële zaken af te schermen voor personen die bij de rechthebbende over de vloer komen. Om diezelfde reden beschikt alleen zijn ambulant begeleider over de pincode van de pinpas van de rechthebbende. Er worden boodschappen voor de rechthebbende gedaan en hij ontvangt leefgeld. [X] neemt iedere twee weken de financiën met de rechthebbende door en heeft daarnaast ook regelmatig contact met hem.
Tegenover het bezwaar van de rechthebbende dat de bewindvoerder zonder overleg heeft gehandeld, heeft [X] gemotiveerd aangegeven waarom zij direct na het instellen van het bewind eerst orde op zaken heeft gesteld door de onnodige kosten, zoals de kosten voor diverse loterijen van € 160,- per maand, stop te zetten en pas daarna de rechthebbende hierover heeft geïnformeerd. Bovendien heeft de rechthebbende, toen [X] hem hierover heeft ingelicht, met deze opzegging ingestemd. Daarnaast heeft [X] op verzoek van de rechthebbende een depositorekening geopend om te sparen voor de kosten van zijn uitvaart, omdat hij geen uitvaartverzekering heeft.
Dat [X] slecht bereikbaar zou zijn voor de rechthebbende, is niet gebleken. Ook verder is niet gebleken van omstandigheden die een gewichtige reden zouden kunnen zijn tot ontslag van [X] als bewindvoerder en mentor. Bovendien acht het hof het van belang dat de vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen van de rechthebbende in handen van een neutrale derde worden gelegd, zodat vanuit een onafhankelijk perspectief zicht is op zijn welbevinden en op het aanwenden van zijn financiële middelen.
Nu er geen gewichtige reden is om [X] als bewindvoerder en mentor ontslag te verlenen, behoeft het verzoek van de rechthebbende om [Y] als bewindvoerder en [Z] als mentor te benoemen geen bespreking meer.
Op grond van het voorgaande zal het hof de verzoeken van de rechthebbende afwijzen en beide bestreden beschikkingen bekrachtigen.
5.7
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.E. Buitendijk, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. M.T. Hoogland, in tegenwoordigheid van mr. A. Blijleven als griffier en is op 7 mei 2024 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.