Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
- Achmea zal veroordelen om aan [appellant] uit hoofde van de op 27 oktober 2014 tussen partijen tot stand gekomen verkeers/autoverzekering de schade te vergoeden die [appellant] als gevolg van het ongeval van 2 februari 2015 heeft geleden, de schorsing van de schaderegeling op te heffen en de schaderegeling met [appellant] binnen 14 dagen na het te wijzen arrest te hervatten, een en ander op straffe van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag of dagdeel dat Achmea in gebreke is om aan het te wijzen arrest te voldoen;
- Achmea zal veroordelen in de proceskosten, het nasalaris van de advocaat van [appellant] daaronder begrepen, met de bepaling dat Achmea daarover rente is verschuldigd vanaf 14 dagen na het te wijzen arrest; en
- het bestreden vonnis voor het overige zal bekrachtigen.
- in principaal appel: het bestreden vonnis zal bekrachtigen;
- in incidenteel appel met wijziging van eis: alsnog met gedeeltelijke vernietiging van het bestreden vonnis en opnieuw rechtdoende, de vordering van Achmea op [appellant] van € 116.019,30 zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2019 tot aan de dag der gehele voldoening; en
- in principaal appel en incidenteel appel: [appellant] zal veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg in conventie en reconventie en in de proceskosten van het principaal appel en incidenteel appel.
3.Feiten
Grief 1faalt daarmee. De vereenzelviging komt bij de bespreking van grief 3 in principaal appel aan de orde. De overige feiten zijn in hoger beroep niet in geschil, zodat ook het hof daarvan uitgaat.
Het hof merkt op dat in deze brief de vraag waar het in dit geding om gaat niet juist is geciteerd. De vraag die [appellant] tijdens het aanvraagproces moest beantwoorden luidde: “Heeft u of heeft iemand namens u ooit een verzekering aangevraagd die door de verzekeraar werd opgezegd, geweigerd of onder bijzondere voorwaarden voortgezet?”]
4.Eerste aanleg
5.Beoordeling
grief 2van [appellant] faalt.
grief 4van [appellant] faalt.
6.Beslissing
4 juni 2024voor opgave van de verhinderdagen van beide partijen en hun advocaten en van de getuigen in de maanden juni, juli en augustus 2024, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;