ECLI:NL:GHAMS:2024:1224
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van omgangsregeling tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014, die onder toezicht is gesteld voor de duur van negen maanden. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter van 13 oktober 2023, waarin werd geoordeeld dat de minderjarige onder toezicht moest worden gesteld vanwege een ontwikkelingsbedreiging. De moeder voerde aan dat het vrijwillige kader voldoende was om de zorgen weg te nemen en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat er sprake was van een ontwikkelingsbedreiging die niet in het vrijwillig kader kon worden weggenomen.
De Raad voor de Kinderbescherming, verweerster in hoger beroep, stelde echter dat er wel degelijk sprake was van een ontwikkelingsbedreiging, aangezien de minderjarige al jaren geen contact had met zijn vader. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de systeempatronen tussen de ouders te doorbreken en om de minderjarige de benodigde hulpverlening te bieden. Het hof bekrachtigde de bestreden beschikking en wees het verzoek van de moeder af, waarbij het belang van de minderjarige voorop stond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een gedwongen kader om de communicatie tussen de ouders te verbeteren en om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen.