ECLI:NL:GHAMS:2024:1219
Gerechtshof Amsterdam
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na intrekking van bezwaren
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 19 januari 2023. De verdachte, geboren in 1996 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangegeven dat de verdachte het hoger beroep niet wenst te handhaven. Dit werd bevestigd door een e-mail van de raadsman van 1 februari 2024. Aangezien het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep al op 7 maart 2023 was aangevangen, was intrekking van het hoger beroep niet meer mogelijk. De advocaat-generaal heeft vervolgens gevorderd om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, wat het hof heeft overgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen rechtens te respecteren belang is dat zou pleiten voor verder onderzoek van de zaak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.