ECLI:NL:GHAMS:2024:1197

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
23-000372-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake strafzaak met betrekking tot opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen

Op 1 mei 2024 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2023. De verdachte, geboren in 1981, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden voor het opzettelijk handelen in cocaïne en heroïne, alsook voor witwassen. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van procesafspraken die zijn gemaakt tussen de verdachte en de advocaat-generaal. Deze afspraken zijn tot stand gekomen na een regiezitting op 13 maart 2024 en een inhoudelijke behandeling op 17 april 2024. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis geen nieuwe misdrijven heeft gepleegd en dat de feiten meer dan negen jaar geleden zijn aangevangen. Gezien het lange tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg, heeft het hof de procesafspraken als redelijk en passend beoordeeld. De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, wat het hof heeft overgenomen, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de kwalificatie van de feiten verbeterd en de strafoplegging aangepast, waarbij het vonnis van de rechtbank voor het overige is bevestigd. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000372-23
datum uitspraak: 1 mei 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-728203-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2024 en 17 april 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de kwalificatie onder 2. en 5. verbeterd leest en met uitzondering van de strafoplegging, in zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarbij is rekening gehouden met de tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken, als hierna te melden.

Procesafspraken

De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam op 23 januari 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 43 maanden. De verdachte heeft beperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Op 13 maart 2024 heeft een regiezitting plaatsgevonden in hoger beroep en op 17 april 2024 is de zaak inhoudelijk behandeld. Bij de behandeling hebben de verdediging en de advocaat-generaal aangegeven dat zij tot procesafspraken zijn gekomen over de afdoening van de zaak en hebben zij het hof verzocht dienovereenkomstig te beslissen.
Deze procesafspraken zijn op schrift gesteld, door de advocaat-generaal en de verdachte ondertekend en ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof overgelegd. Als uitgangspunten en voorwaarden is daarin - samengevat - het volgende vermeld:
De advocaat-generaal en de verdachte aanvaarden de bewezenverklaringen van de rechtbank en de kwalificatie daarvan door de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft toegezegd een gevangenisstraf te eisen voor de duur van 24 maanden.
De verdediging zal in dit geval (en ervan uitgaande dat het gerechtshof deze afspraken overneemt), afzien van verzoeken tot het verrichten van nader onderzoek in hoger beroep.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep deze procesafspraken met de verdediging en de advocaat-generaal besproken.
De verdachte heeft uitdrukkelijk verklaard het eens te zijn met de procesafspraken en de rechtsgevolgen daarvan te begrijpen.
Gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen de verdediging en het Openbaar Ministerie aan de gemaakte procesafspraken ten grondslag hebben gelegd, komen de afspraken het hof niet onredelijk voor. Het hof overweegt in dit verband het volgende.
Beoordeling
Ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart en 17 april 2024 zijn de procesafspraken en de totstandkoming daarvan door beide partijen bevestigd en toegelicht. Zij hebben daarbij aangegeven dat zij zich rekenschap hebben gegeven van de inhoud, de strekking en de consequenties van hun voorstel.
Het hof stelt vast dat de procesafspraken op basis van vrijwillige wederkerigheid tot stand zijn gekomen en dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 13 maart 2024 in aanwezigheid van zijn raadsman ondubbelzinnig heeft aangegeven zich volledig te kunnen vinden in de gemaakte procesafspraken en daar akkoord mee te gaan.
Voor het overnemen van de procesafspraken kijkt het hof niet alleen of zij bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien, maar ook of de overeengekomen afspraken voor de beëindiging van de zaak redelijk en passend zijn.
Het hof neemt bij de beoordeling van de procesafspraken (mede) in aanmerking het langdurige tijdsverloop tot op heden; a) de tenlastegelegde en nu bewezenverklaarde feiten zijn meer dan negen jaar geleden aangevangen, b) de redelijke termijn is in eerste aanleg reeds met ruim twee jaren overschreden, en c) in hoger beroep is de nog te verwachten tijdsduur bij voortzetting van de procedure na de regiezitting aanzienlijk. Bij de te verwachten duur bij voortzetting van de procedure in hoger beroep betrekt het hof dat de regiezitting eerst na ruim 13 maanden na instellen van het hoger beroep heeft plaatsgevonden en dat er door de verdediging om het horen van 20 getuigen zou zijn verzocht, die onder meer in Italië en Polen woonachtig zijn. Toewijzingen van (een deel van) die verzoeken zou opnieuw een aanzienlijk tijdsverloop met zich brengen alvorens de inhoudelijke behandeling zou kunnen plaatsvinden. Voorts overweegt het hof dat de verdachte – blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 februari 2024 – niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, en dat de verdachte sinds zijn de schorsing c.q. opheffing van de voorlopige hechtenis in de onderhavige zaak geen misdrijven heeft begaan die ter kennis van justitie zijn gekomen.
Gelet op het voorgaande acht het hof de in de procesafspraken opgenomen afdoening redelijk en passend.

Verbeterde lezing kwalificatie feit 2 en 5

Het hof zal een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van feit 2 (tweede deel) verbeterd lezen, op de wijze dat:
- de zinsnede “meermalen gepleegd” vervalt.
De kwalificatie van feit 2 luidt dan aldus:
“medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet,
strafbaar gesteld bij artikel 10, lid 1, van de Opiumwet, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet, strafbaar gesteld bij
artikel 10, lid 1, van de Opiumwet”.
Voorts zal het hof een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van feit 5 verbeterd lezen, op de wijze dat:
- het vermelde wetsartikel “226” vervalt en wordt vervangen voor “225”.
De kwalificatie van feit 5 luidt dan aldus:
“opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.”

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg 2, 4 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 43 maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft op basis van de tussen hem en de verdediging overeengekomen procesafspraken gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna twee jaren tezamen met anderen schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in cocaïne en heroïne. Daarnaast heeft hij hoeveelheden cocaïne voorhanden gehad. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. De verspreiding van en handel in cocaïne en heroïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
De verdachte heeft ook zich gedurende een periode van twee jaren schuldig gemaakt aan witwassen door met inkomsten uit misdrijven zijn huur te betalen. De integriteit van het financiële en economische verkeer wordt daardoor aangetast. Bovendien heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opmaken en gebruik maken van valse inkomensverklaringen en daarmee een aanvraag(formulier) hypotheek ingediend bij een hypotheekverstrekker om een hypothecaire lening te verkrijgen. De verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat in het economisch verkeer aan dergelijke documenten moet kunnen worden ontleend, ondermijnd.
De ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigt in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de rechtbank is opgelegd. Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf in aanmerking genomen dat de feiten zijn aangevangen meer dan negen jaar geleden, de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim twee jaren zijn overschreden, de verdachte zijn leven sindsdien een positieve wending heeft gegeven en niet is gebleken dat de verdachte opnieuw met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het voorgaande ziet het hof aanleiding de tot stand gekomen procesafspraken in zijn uitspraak over te nemen en de verdachte een gevangenisstraf op te leggen, voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die door de verdachte in voorarrest is doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 47, 57, 225 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.J.A. Plaisier en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 mei 2024.
mr. C. Fetter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.