Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
3.De feiten
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitoefening van gezamenlijk gezag over een minderjarige, geboren in 2015. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022 aangevochten, waarin de vader gezamenlijk gezag over de minderjarige werd toegekend. De moeder betoogde dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat er geen risico was dat de minderjarige klem of verloren zou raken tussen de ouders. De vader, verweerder in hoger beroep, verzocht het hof om de beschikking in stand te houden en de moeder te veroordelen in de proceskosten.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij verschillende stukken zijn ingediend en een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden. De ouders hebben een verstoorde communicatie en er is een gebrek aan wederzijds vertrouwen, wat de gezamenlijke gezagsuitoefening bemoeilijkt. Het hof heeft vastgesteld dat de vader niet in staat is om samen met de moeder gezagsbeslissingen te nemen, mede door zijn persoonlijke problemen en het gebrek aan contact met de minderjarige. Het hof heeft geoordeeld dat het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag af te wijzen, omdat dit in strijd zou zijn met het belang van de minderjarige.
De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze betrekking heeft op het gezamenlijk gezag. De omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige blijft echter bestaan. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de rechtbank Amsterdam.