Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
Ten slotte is arrest gevraagd.
3.Feiten
Huurprijs
een bijdrage te leveren aan het opknappen, onderhoud en beheer van het complex waartoe het gehuurde behoort.Jaarlijks wordt door de algemene ledenvergadering van de vereniging vastgesteld welke werkzaamheden hiertoe behoren.
VERPLICHTINGEN VAN DE LEDEN
3.8 In 2015 heeft [appellant] de woonruimte zonder uitdrukkelijke toestemming van [geïntimeerde] gedurende vier maanden onderverhuurd aan een derde voor een bedrag van
€ 550,- per maand.
3.10 [appellant] heeft hierop bij brief van 13 januari 2020 gereageerd en [geïntimeerde] laten weten dat zij de woonruimte nog steeds met plezier bewoont en een betrokken bewoner is.
3.11 Bij brief van 16 februari 2020 heeft [geïntimeerde] [appellant] geschreven dat zij graag wat meer informatie wil ontvangen en heeft zij [appellant] uitgenodigd een en ander toe te lichten tijdens een bestuursvergadering.
3.12 Bij brief van 20 februari 2020 heeft [appellant] [geïntimeerde] bericht dat zij niet voor een gesprek voelt omdat zij zich ‘op het matje geroepen’ voelt.
3.13 Bij brief van 10 juli 2020 heeft de (toenmalige) gemachtigde van [geïntimeerde] [appellant] verzocht de huurovereenkomst op te zeggen om een gerechtelijke procedure te voorkomen. Voor het geval de rechtbank de ontbinding van de huurovereenkomst op verzoek van [geïntimeerde] niet zal uitspreken, heeft [geïntimeerde] de huurovereenkomst tegen 1 februari 2021 opgezegd op de grond dat [appellant] zich niet als goed huurder gedraagt en heeft gedragen. [geïntimeerde] merkte hierbij (i) het niet of nauwelijks zelf gebruiken van de woonruimte, omdat [appellant] woont en werkt in [plaats 2], (ii) het niet-leveren van de werkbijdrage en (iii) het zonder toestemming onderverhuren van de woonruimte tegen een aanmerkelijk hogere huurprijs dan [appellant] zelf betaalde aan als een tekortkoming van [appellant] in de nakoming van haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. [appellant] is verzocht binnen zes weken na dagtekening van de brief te berichten dat zij met beëindiging van de huurovereenkomst instemt. [geïntimeerde] heeft aangekondigd een gerechtelijke procedure te zullen starten bij gebreke van een dergelijke mededeling of huuropzegging.
3.14 Bij brief van 20 augustus 2020 van de (toenmalige) gemachtigde van [appellant] heeft zij de door [geïntimeerde] onder (i) en (ii) gestelde tekortkomingen ontkend.
3.16 Bij vonnis van 22 september 2021 heeft de kantonrechter in kort geding [geïntimeerde] verboden de op basis van het bestreden vonnis voorgenomen ontruiming van de woonruimte ten uitvoer te leggen.
4.4. Beoordeling
primair:
a. ontbinding van de huurovereenkomst;
b. ontruiming van het gehuurde op straffe van verbeurte van een dwangsom en, voor het geval [appellant] niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoet, veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van een voorschot van € 1.500,- op de kosten van de gerechtelijke ontruiming;
en
subsidiair:
c. beëindiging van de huurovereenkomst wegens opzegging met ingang van 1 februari 2021;
d. ontruiming van het gehuurde op straffe van verbeurte van een dwangsom en, voor het geval [appellant] niet aan de veroordeling tot ontruiming voldoet, veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van een voorschot van € 1.500,- op de kosten van de gerechtelijke ontruiming;
ene. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van een schadeloosstelling gelijk aan de huur voor elke maand dat [appellant] het gehuurde na de ontbinding of beëindiging nog niet ontruimd zal hebben;
f. veroordeling van [appellant] tot betaling aan [geïntimeerde] van de uit de verboden onderverhuur gemaakte winst van € 1.491,52 te verhogen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de voldoening;
g. veroordeling van [appellant] in de proceskosten waaronder de nakosten, met rente.
1) het gehuurde niet of nauwelijks gebruikt omdat zij werkt en woont in [plaats 2], Marokko;
2) de werkbijdrage niet levert;
3) het gehuurde in 2015 zonder toestemming heeft onderverhuurd tegen een aanmerkelijk hogere huurprijs.
Volgens de kantonrechter staat wel voldoende vast dat [appellant] zo weinig in de woonruimte verblijft dat sprake is van schending van het beginsel van goed huurderschap. Het zwaartepunt van haar bestaan ligt in Marokko. Hoewel in de huurovereenkomst geen hoofdverblijfbeding is opgenomen, had [appellant] , mede gelet op de omstandigheid dat de huurprijs voor een deel uit een te leveren werkbijdrage bestaat, moeten begrijpen dat zij haar hoofdverblijf in de woonruimte zou hebben en houden. Deze tekortkoming is zo ernstig dat deze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter heeft de ontruimingstermijn gesteld op twee maanden. Voor elke maand dat [appellant] de woonruimte na de ontbinding nog niet ontruimd zal hebben is zij een schadeloosstelling verschuldigd aan [geïntimeerde] die gelijk is aan de huur. De kantonrechter heeft de overige vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Slotsom en kosten