ECLI:NL:GHAMS:2024:1160

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.332.655/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over dringende werkzaamheden in verband met brandveiligheid in huurwoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin Velison Wonen werd toegestaan om dringende werkzaamheden aan de woning van [appellant] uit te voeren. De werkzaamheden zijn gericht op het verbeteren van de brandveiligheid van het complex waarin de woning zich bevindt. De kantonrechter had geoordeeld dat de gevorderde werkzaamheden, waaronder het plaatsen van een deurdranger en rookmelder, als dringende werkzaamheden kunnen worden aangemerkt volgens artikel 7:220 lid 1 BW. [appellant] betwistte deze noodzaak en stelde dat de werkzaamheden een inbreuk op zijn privacy vormden. Het hof oordeelde echter dat de stellingen van [appellant] onvoldoende onderbouwd waren en dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de veiligheid van alle bewoners. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en oordeelde dat de vorderingen van Velison Wonen terecht waren toegewezen. Het hof vernietigde het bestreden vonnis gedeeltelijk, maar bekrachtigde het voor het overige, en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.332.655/01 KG
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 10522365 \ VV EXPL 23-59
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2024
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. R.P. Groot te [plaats] ,
tegen
STICHTING VELISON WONEN,
gevestigd te IJmuiden ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. T. de Nijs te Rotterdam.
Partijen worden hierna [appellant] en Velison Wonen genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

[appellant] is bij dagvaarding van 25 augustus 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter) van 28 juli 2023, onder bovenvermeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen Velison Wonen als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en [appellant] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, impliciet tevens houdende vermeerdering van eis;
- memorie van antwoord, tevens houdende vermeerdering en vermindering van eis.
De zaak is op 27 februari 2024 mondeling behandeld. Partijen werden daarbij bijgestaan door hun advocaten. Mr. De Groot heeft zich bediend van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en zijn vorderingen, zoals in hoger beroep vermeerderd, alsnog zal toewijzen en de vorderingen van Velison Wonen alsnog zal afwijzen, met veroordeling van Velison Wonen in de proceskosten van beide instanties, met nakosten en rente.
Velison Wonen heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het vonnis en tot toewijzing van haar vermeerderde eis, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 3.1. tot en met 3.9. de feiten opgesomd die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Ten aanzien van 3.9. waarin staat dat bij de meeste woningen in het complex de werkzaamheden inmiddels zijn uitgevoerd, stelt [appellant] dat dit onjuist is. Omdat deze kwestie voor de beoordeling in hoger beroep niet relevant is en de overige feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, neemt het hof de feiten zoals opgesomd onder 3.1. tot en met 3.8. tot uitgangspunt. Het hof vult die feiten, waar nodig, aan met andere onomstreden feiten. De feiten komen hiermee in hoger beroep – samengevat – op het volgende neer.
2.1.
Velison Wonen verhuurt aan [appellant] een woning gelegen aan de [straatnaam] 10 te [plaats] (hierna: de woning). De woning maakt deel uit van een complex van veertig woningen (hierna: het complex).
2.2.
In 2018 heeft de gemeente [gemeente] onderzoek gedaan naar de brandveiligheid van het complex. De gemeente heeft Velison Wonen geadviseerd verder onderzoek te doen en de woningen in het complex zodanig aan te passen dat deze voldoen aan de wettelijke eisen met betrekking tot de brandveiligheid.
2.3.
Onderzoeksbureau Efectis Nederland B.V. (hierna: Efectis) heeft vervolgens nader onderzoek gedaan. In haar rapport van december 2019 heeft Efectis geadviseerd aanpassingen door te voeren om de brandwerendheid te verhogen.
2.4.
Op 21 december 2022 heeft Velison Wonen de bewoners van het complex, onder wie [appellant] , een brief gestuurd waarin zij aankondigt dat zij van plan is de brandveiligheid in het complex te verbeteren en dat er daarom werkzaamheden aan de woningen zullen plaatsvinden. Verder wil Velison Wonen in de woningen rookmelders plaatsen.
2.5.
[appellant] heeft begin 2023 Velison Wonen in gesprekken laten weten dat hij niet wil meewerken met de uitvoering van de werkzaamheden, omdat hij wil dat Velison Wonen zijn woning renoveert en verduurzaamt.
2.6.
Na het bestreden vonnis van de kantonrechter van 28 juli 2023 zijn de voordeur van [appellant] en de deur van zijn meterkast op de galerij vervangen door een nieuwe brandwerende deur. De overige werkzaamheden zijn niet uitgevoerd.
3. Beoordeling
De procedure in eerste aanleg
3.1.
Bij inleidende dagvaarding heeft Velison Wonen in conventie, samengevat, gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld verschillende werkzaamheden in en aan de woning toe te laten en te gedogen en dat hij wordt veroordeeld de woning tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen als hij daar niet vrijwillig aan de eerste veroordeling voldoet.
3.2.
[appellant] heeft in reconventie gevorderd dat Velison Wonen wordt veroordeeld tot herstel van gebreken aan de woning door het isoleren van de gevels en de ramen in de woning.
3.3.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis de vorderingen van Velison Wonen in conventie toegewezen en de vorderingen van [appellant] in reconventie afgewezen. Deze beslissing berust, kort weergegeven en voor zover in hoger beroep van belang, op de volgende overwegingen. De kantonrechter is in conventie van oordeel dat op voorhand aannemelijk is dat de gevorderde werkzaamheden dringende werkzaamheden zijn in de zin van artikel 7:220 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De bezwaren van [appellant] tegen de verschillende uit te voeren werkzaamheden slagen niet. Met betrekking tot de deurdranger heeft de kantonrechter overwogen dat het aanbrengen daarvan in het belang is van de veiligheid van alle bewoners in het complex, onder wie [appellant] zelf, en dat van mogelijke inbreuk op de privacy van [appellant] niet is gebleken. Ook heeft Velison Wonen er belang bij dat in alle woningen hetzelfde type rookmelder wordt geplaatst in verband met onderhoud en eensluidende instructies aan de bewoners. Verder heeft de kantonrechter overwogen dat de weigerachtige houding van [appellant] een risico meebrengt, waardoor op voorhand is gebleken dat een tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van de woning nodig is. In reconventie heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellant] het bestaan van een gebrek onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
De procedure in hoger beroep
3.4.
[appellant] voert tegen deze beslissing en de daaraan ten grond gelegde motivering vier grieven aan. Ook vermeerdert hij zijn eis in die zin dat Velison Wonen wordt veroordeeld om naast het isoleren van de gevels en de ramen ook een extra radiator in de woning te plaatsen in de woning.
3.5.
Velison Wonen heeft bij memorie van antwoord haar eis in conventie zowel vermeerderd als verminderd in die zin dat zij vordert dat twee extra werkzaamheden worden uitgevoerd en dat de werkzaamheden aan de zolder komen te vervallen. Dit betekent dat het in hoger beroep over de volgende werkzaamheden gaat:
vervangen van de voordeur voor een nieuwe brandwerende deur met deurdranger;
vervangen van de meterkastdeur op de galerij voor een nieuwe brandwerende deur;
plaatsen van een brandklep in het ventilatiekanaal in de badkamer;
plaatsen van een brandmanchet in de cv-installatie;
brandwerkend afwerken van de gas-/waterleiding in de wc en hal;
plaatsen van rookmelder(s);
aanbrengen van brandwerende pasta in de berging beneden ten behoeve van het brandwerend afwerken van een elektraleiding;
brandwerend afwerken van de leidingen in de meterkast.
Spoedeisend belang
3.6.
De vorderingen van Velison Wonen zien op werkzaamheden die zij in het kader van de brandveiligheid wil uitvoeren, omdat het complex niet voldoet aan de brandveiligheidseisen. Het hof is van oordeel dat Velison Wonen daarmee een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De omstandigheid dat – zoals [appellant] betoogt – een deel van de werkzaamheden na het vonnis van de kantonrechter van 28 juli 2023 nog niet is uitgevoerd, maakt dit niet anders. [appellant] heeft immers aan Velison Wonen laten weten dat hij vanwege dit hoger beroep aan deze werkzaamheden niet zijn medewerking wilde verlenen. In het licht daarvan acht het hof het begrijpelijk dat Velison Wonen dit hoger beroep heeft afgewacht, zodat zij eventueel achteraf uitgevoerde werkzaamheden niet zou hoeven terug te draaien. Dit betekent echter niet dat Velison Wonen er geen spoedeisend belang bij heeft dat deze werkzaamheden in het kader van de brandveiligheid op korte termijn worden uitgevoerd.
Werkzaamheden onder b, c, d, e, g, en h
3.7.
[appellant] maakt geen bezwaar (meer) tegen de werkzaamheden onder b, c, d, e, g en h, zodat deze werkzaamheden door Velison Wonen kunnen worden uitgevoerd. Daarbij geldt dat de deur van de meterkast (b) inmiddels met instemming van [appellant] al is vervangen.
3.8.
Ter zitting heeft Velison Wonen met betrekking tot het plaatsen van de brandklep in het ventilatiekanaal van de badkamer (c) toegelicht dat het per woning verschilt of in het ventilatiekanaal asbesthoudend materiaal aanwezig is. Indien dit in de woning van [appellant] het geval is, zal het hechtgebonden asbest zijn en zal bij het plaatsen van de brandklep niet in het gedeelte met de asbest worden geboord. Daarbij zullen volgens Velison Wonen alle veiligheidsmaatregelen in acht worden genomen. Na deze uitleg heeft [appellant] geen bezwaren meer geuit tegen het plaatsen van de brandklep. Het hof gaat er dan ook van uit dat Velison Wonen deze werkzaamheden op deze wijze zal uitvoeren.
3.9.
Onder grief I voert [appellant] met betrekking tot de werkzaamheden c, d en e aan dat die kennelijk niet dringend zijn, omdat Velison Wonen die na het vonnis van de kantonrechter nog niet heeft uitgevoerd. Dit betoog wordt verworpen. Dringend in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW houdt in dat de werkzaamheden niet zonder nadeel kunnen worden uitgesteld tot het einde van de huurovereenkomst. Naar het oordeel van het hof is dit van toepassing op de door Velison Wonen gevorderde werkzaamheden onder c, d en e, aangezien die worden gedaan om het complex aan de geldende brandveiligheidseisen te laten voldoen. Dat Velison Wonen deze werkzaamheden na het vonnis van de kantonrechter nog niet heeft uitgevoerd, maakt dit niet anders. Die keuze neemt immers niet weg dat wachten met deze brandveiligheidswerkzaamheden tot het einde van de huurovereenkomst, mede gelet op de belangen van de andere bewoners van het complex, onverantwoord is.
Werkzaamheden onder a en f
3.10.
De voordeur van [appellant] is inmiddels met zijn instemming vervangen door een brandwerende deur, zodat alleen het bezwaar van [appellant] tegen het plaatsen van een deurdranger en een rookmelder in zijn woning bespreking behoeft. Onder grief I voert [appellant] aan dat zowel de deurdranger als de rookmelder een inbreuk maakt op zijn privacy. Het hof gaat echter voorbij aan de bezwaren van [appellant] . Dit berust op het volgende.
3.11.
Velison Wonen heeft toegelicht dat de deurdranger niet zal worden aangesloten op een centraal systeem en niet kan bijhouden wanneer [appellant] de woning binnengaat of verlaat. De rookmelder zal volgens Velison Wonen niet worden voorzien van een camera en ook niet worden verbonden met de andere rookmelders in het complex. Gelet op deze specifieke toelichting van Velison Wonen acht het hof de enkele stelling van [appellant] dat met de deurdranger en de rookmelder zijn gangen zullen worden gecontroleerd, onvoldoende. Het had op de weg van [appellant] gelegen om nader te onderbouwen dat de bezwaren die hij tegen het plaatsen van de deurdranger en de rookmelder heeft, ook daadwerkelijk bestaan. [appellant] heeft dit echter niet gedaan.
3.12.
[appellant] voert verder aan dat het plaatsen van de deurdranger niet onder dringende werkzaamheden zou vallen, omdat de gemeente [gemeente] en Efectis dit niet hebben geadviseerd. Volgens [appellant] ontbreekt dan ook voor deze werkzaamheden de noodzaak. Het hof stelt voorop dat hoewel het plaatsen van een deurdranger niet is geadviseerd, dit toch een dringende werkzaamheid als bedoeld in artikel 7:220 lid 1 BW kan zijn. Velison Wonen heeft voldoende toegelicht waarom volgens haar het plaatsen van de deurdranger in het kader van de brandveiligheid noodzakelijk is. De deurdranger zorgt er namelijk voor dat bij een brand de deur automatisch dicht valt, waardoor verdere verspreiding van het vuur wordt voorkomen. Dat dit een effectieve maatregel is in het kader van de brandveiligheid van een complex, wordt bovendien onderschreven door artikel 6.26 van het Bouwbesluit 2012. In dit artikel is namelijk bepaald dat de toegangsdeur van een woning bij een brand zelfsluitend moet zijn. Het hof is dan ook van oordeel dat het plaatsen van de deurdranger een dringende werkzaamheid is als bedoeld in artikel 7:220 lid 1 BW.
3.13.
Hetzelfde geldt voor het plaatsen van de rookmelder in de woning. Sinds 1 juli 2022 is de aanwezigheid van een rookmelder in een woning wettelijk verplicht. Hoewel [appellant] stelt zelf een rookmelder in zijn woning te hebben geplaatst, heeft Velison Wonen toegelicht dat zij er belang bij heeft dat in zijn woning een rookmelder hangt die aan de deurdranger is gekoppeld. Alleen op die manier wordt namelijk bij een brand de deurdranger geactiveerd en de voordeur automatisch gesloten. Velison Wonen heeft uitgelegd waarom zij heeft gekozen voor een vrijloopdranger die aan een rookmelder moet worden gekoppeld in plaats van – zoals [appellant] wenst – een deurdranger met veer die geen koppeling met een rookmelder heeft. Een voordeur met een vrijloopdranger kan onder normale omstandigheden open blijven staan en wordt alleen gesloten als de rookmelder een brand detecteert. De deur valt op dat moment dicht, maar niet in het slot. Een voordeur met een deurdranger met veer kan nooit open blijven staan, waardoor het risico bestaat dat bewoners die dat toch willen, de deurdranger onklaar maken. In dat geval zal de beoogde veiligheid van een gesloten voordeur bij brand teniet worden gedaan. Gelet op deze uitleg van Velison Wonen en de omstandigheid dat het haar als verhuurder vrij staat hierin een eigen keuze te maken, is het hof van oordeel dat de plaatsing van een aan de rookmelder te koppelen vrijloopdranger een dringende werkzaamheid is in de zin van artikel 7:220 lid 1 BW. Omdat niet is gesteld of gebleken dat de rookmelder van [appellant] aan de vrijloopdranger kan worden gekoppeld, heeft Velison Wonen er belang bij een eigen rookmelder in de woning te plaatsen.
3.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof voldoende aannemelijk acht dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat de door Velison Wonen gevorderde werkzaamheden dringend zijn en dat zij die in/aan de woning mag uitvoeren. Grief I faalt dan ook. Gelet op de uitdrukkelijke toezeggingen van Velison Wonen gaat het hof hierbij ervan uit dat Velison Wonen geen deurdranger zal plaatsen die is verbonden met een centraal systeem en de bewegingen van [appellant] bijhoudt en ook geen rookmelder die een camera bevat of is verbonden met de andere rookmelders in het complex.
Tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van de woning
3.15.
Grief II richt zich tegen de tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van de woning. Het hof is van oordeel dat ook deze grief niet slaagt. [appellant] stelt dat de vordering tot ontruiming dient te worden afgewezen, omdat de vordering tot het toelaten en gedogen van de door Velison Wonen te verrichten werkzaamheden dient te worden afgewezen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt echter dat de kantonrechter naar het voorlopig oordeel van het hof die vorderingen terecht heeft toegewezen, zodat deze stelling van [appellant] niet opgaat. Bovendien is gebleken dat [appellant] in het verleden meermalen niet zijn medewerking aan het uitvoeren van werkzaamheden heeft willen verlenen. Gelet daarop en de omstandigheid dat de gevorderde werkzaamheden ten behoeve van de (brand)veiligheid van alle bewoners van het complex worden uitgevoerd, acht het hof voldoende aannemelijk dat een bodemrechter zal oordelen dat tijdelijke en gedeeltelijke ontruiming van de woning geboden is.
Geen gebreken aan de woning
3.16.
Onder grief III betoogt [appellant] dat de kantonrechter zijn vordering in oorspronkelijke reconventie ten onrechte heeft afgewezen. Volgens [appellant] heeft hij met zijn foto’s voldoende onderbouwd dat er gebreken in de woning zijn. Het hof oordeelt echter vooralsnog anders. De (onduidelijke) foto’s tonen immers enkel aan dat er wellicht schimmelvorming en beschadigde muren zijn, maar daaruit valt niet af te leiden hoe dit is ontstaan. [appellant] stelt slechts dat dit het gevolg van slechte isolatie zou zijn, maar heeft dit op geen enkele manier (met stukken) onderbouwd. [appellant] heeft weliswaar aangeboden filmopnamen in het geding te brengen, maar in een kortgedingprocedure is gezien de aard daarvan voor nadere bewijslevering in beginsel geen plaats. Het hof gaat dan ook aan dit bewijsaanbod voorbij.
3.17.
Omdat vooralsnog niet kan worden vastgesteld hoe de schimmelvorming en de beschadigde muren zijn ontstaan, kan niet worden uitgesloten dat die zijn ontstaan door gedragingen van [appellant] zelf. In dat geval kan niet worden gesproken over een gebrek als bedoeld in artikel 7:204 BW, omdat daarin een gebrek wordt omschreven als “een niet aan een huurder toe te rekenen omstandigheid”. De kantonrechter heeft dan ook terecht de vordering in reconventie afgewezen.
3.18.
[appellant] heeft in hoger beroep zijn vordering aangevuld in die zin dat hij vordert dat ook een extra radiator in de woning wordt geplaatst. Hoewel Velison Wonen zich bereid heeft verklaard deze radiator te plaatsen, kan vooralsnog niet worden geconcludeerd dat de woning zonder die radiator gebrekkig is. Velison Wonen heeft immers verklaard slechts uit coulance aan de wens van [appellant] te voldoen en het tegendeel is door [appellant] niet voldoende aannemelijk gemaakt. Deze vordering komt daarom evenmin voor toewijzing in aanmerking in dit kort geding.
Slotoverweging
3.19.
Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven I, II en III falen. Grief IV richt zich tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg en faalt daarom ook. Gelet op de vermeerdering en vermindering van eis in conventie zal het hof het bestreden vonnis gedeeltelijk vernietigen en de vordering van Velison Wonen toewijzen zoals in hoger beroep geformuleerd. De vermeerdering van eis van [appellant] zal worden afgewezen.
[appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, voor zover het de veroordeling onder 6.1. van het dictum van het bestreden vonnis betreft;
en (in zoverre) opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om per direct de volgende werkzaamheden toe te laten en te gedogen in en aan de woning gelegen aan de [straatnaam] 10 te [plaats] , en zo nodig daaraan zijn medewerking te verlenen, onder meer door het verschaffen van toegang tot deze woning aan medewerkers van Velison Wonen en/of derden die van Velison Wonen opdracht hebben gekregen om de werkzaamheden uit te voeren:
vervangen van de voordeur voor een nieuwe brandwerende deur met deurdranger;
vervangen van de meterkastdeur op de galerij voor een nieuwe brandwerende deur;
plaatsen van een brandklep in het ventilatiekanaal in de badkamer;
plaatsen van een brandmanchet bij de cv-installatie;
brandwerend afwerken gasleiding in wc en hal;
plaatsen van rookmelder(s);
aanbrengen van brandwerende pasta in de berging beneden ten behoeve van het brandwerend afwerken van een elektraleiding;
brandwerend afwerken van de leidingen in de meterkast.
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
wijst af het meer of anders gevorderde;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Velison Wonen begroot op € 783,- aan verschotten en € 2.428,- voor salaris;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.D. Coumou, J.C.W. Rang en E.K. Veldhuijzen van Zanten en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.