ECLI:NL:GHAMS:2024:1157

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 april 2024
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
200.334.270/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over overeenkomst tussen aannemer en consument voor funderingswerkzaamheden met betrekking tot informatieplichten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Basis Funderings Techniek B.V. (Basis FT) tegen een verstekvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Basis FT had een overeenkomst gesloten met een consument voor funderingswerkzaamheden aan diens woning. De consument, aangeduid als [geïntimeerde], is niet verschenen in de procedure. Basis FT heeft in hoger beroep een memorie van grieven ingediend, waarin zij verzoekt het bestreden vonnis te vernietigen en haar vorderingen alsnog volledig toe te wijzen. De kantonrechter had in het bestreden vonnis geoordeeld dat er sprake was van een overeenkomst die buiten de verkoopruimte was gesloten, waardoor Basis FT niet aan bepaalde informatieplichten had voldaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst niet kwalificeert als een overeenkomst buiten de verkoopruimte, omdat de consument de tijd had om over de offerte na te denken voordat hij de overeenkomst sloot. Het hof heeft vastgesteld dat Basis FT aan de informatieverplichtingen heeft voldaan en heeft de vordering van Basis FT toegewezen, met inachtneming van de reeds door de kantonrechter toegewezen bedragen. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de vordering tot het hierna te noemen bedrag heeft afgewezen en heeft [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling aan Basis FT van € 15.277,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2023. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.334.270/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : 10602341 \ CV EXPL 23-2295
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 april 2024
in de zaak van
BASIS FUNDERINGSTECHNIEK B.V.,
gevestigd te Wormerveer, gemeente Zaanstad,
appellante,
advocaat: mr. J.W. Hilhorst te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde ],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna Basis FT en [geïntimeerde ] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Basis FT is bij dagvaarding van 19 oktober 2023 in hoger beroep gekomen van een verstekvonnis van 24 augustus 2023 van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen Basis FT als eiseres en [geïntimeerde ] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
[geïntimeerde ] is ook in hoger beroep niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. Basis FT heeft vervolgens een memorie van grieven ingediend.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Basis FT heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en
- uitvoerbaar bij voorraad - haar vorderingen alsnog volledig zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde ] in de proceskosten van beide instanties.
Basis FT heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis geen feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Het hof zal daarom de tussen partijen vaststaande feiten vaststellen.
2.1.
Basis FT heeft op verzoek van [geïntimeerde ] een offerte uitgebracht voor het uitvoeren van funderingswerkzaamheden aan de woning van [geïntimeerde ] . Basis FT heeft deze offerte met [geïntimeerde ] (in diens woning) besproken en de situatie ter plaatse opgenomen.
2.2.
Basis FT heeft daarna, op 16 februari 2022, een tweede (herziene) offerte voor funderingsherstel aan [geïntimeerde ] toegestuurd voor een bedrag van € 61.111,05 (inclusief btw). De reden voor het uitbrengen van een tweede offerte was dat de werkzaamheden – vanwege covid – aanzienlijk later aanvingen dan in eerste instantie was gepland, waardoor de materiaalkosten waren gestegen. Tevens zou [geïntimeerde ] aanvankelijk zelf werkzaamheden verrichten, maar heeft hij daar toch van afgezien. Daarom zijn in de tweede offerte ook sloop- en graafwerkzaamheden opgenomen.
2.3.
[geïntimeerde ] heeft de tweede (herziene) offerte op 18 februari 2022 ondertekend en teruggestuurd aan Basis FT (per e-mail). Basis FT heeft vervolgens de overeengekomen werkzaamheden uitgevoerd.
2.4.
[geïntimeerde ] heeft de eerste en tweede factuur van Basis FT voldaan. [geïntimeerde ] heeft de derde factuur van Basis FT van 1 april 2022 tot een bedrag van € 9.855,49 onbetaald gelaten. [geïntimeerde ] heeft de laatste factuur van Basis FT van 12 mei 2022 van € 9.747,94 in het geheel niet betaald. In totaal heeft [geïntimeerde ] dus een bedrag van € 19.603,43 niet betaald.
2.5.
Bij brief van 3 februari 2023 heeft Basis FT [geïntimeerde ] verzocht binnen veertien dagen na ontvangst van de brief tot betaling van voornoemd openstaand bedrag over te gaan, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 971,03 in rekening zouden worden gebracht en aanspraak zou worden gemaakt op de wettelijke rente vanaf het moment dat [geïntimeerde ] in verzuim zou zijn.
2.6.
[geïntimeerde ] heeft op 16 februari 2023 – binnen de termijn van veertien dagen – een bedrag van € 1.350,00 aan Basis FT betaald. Na die termijn heeft [geïntimeerde ] nog € 600,00 betaald aan Basis FT.

3.Beoordeling

3.1.
Basis FT heeft in eerste aanleg gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad, [geïntimeerde ] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 19.194,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2023 tot de dag van voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde ] in de proceskosten.
3.2.
De kantonrechter heeft overwogen dat sprake is van een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, die is gesloten buiten de verkoopruimte. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m en 6:230t van het Burgerlijk Wetboek (BW). Naar het oordeel van de kantonrechter gold er – anders dan Basis FT heeft gesteld – een herroepingstermijn en heeft Basis FT [geïntimeerde ] daar niet op gewezen. De kantonrechter heeft bij wege van sanctie de overeenkomst gedeeltelijk vernietigd, te weten voor 25% van de door [geïntimeerde ] verschuldigde hoofdsom. De kantonrechter heeft [geïntimeerde ] veroordeeld tot betaling aan Basis FT van € 3.333,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 juli 2023 tot de dag van betaling, met veroordeling van [geïntimeerde ] in de proceskosten.
3.3.
Basis FT heeft in hoger beroep twee grieven tegen het bestreden vonnis aangevoerd. Met haar eerste grief betoogt Basis FT – onder verwijzing naar overweging 21 bij Richtlijn 2011/83/EU van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten – dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een overeenkomst die is gesloten buiten de verkoopruimte en er voldaan diende te worden aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230t BW. Er bestond derhalve volgens Basis FT geen (rechts)grond om slechts een deel van de vordering toe te wijzen.
3.4.
Het hof is met Basis FT van oordeel dat de overeenkomst tussen Basis FT en [geïntimeerde ] niet kwalificeert als een overeenkomst buiten de verkoopruimte, ondanks het feit dat de overeenkomst inderdaad niet in een verkoopruimte tot stand is gekomen. Uit overweging 21 bij genoemde richtlijn volgt dat het bij een overeenkomst buiten de verkoopruimte moet gaan om een overeenkomst waarbij de handelaar en de consument ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in elkaars aanwezigheid zijn, op een plaats die niet de verkoopruimte van de handelaar is. In overweging 21 bij de richtlijn staat (onder meer) het volgende:
“De definitie van „buiten verkoopruimten gesloten overeenkomst” mag niet gelden voor situaties waarin een handelaar bij een consument thuis komt uitsluitend om op te meten of een kostenraming te geven zonder enige verplichting voor de consument, en de overeenkomst pas op een later tijdstip op basis van de kostenraming van de handelaar wordt gesloten in de verkoopruimten van de handelaar of met behulp van een middel voor communicatie op afstand. In die gevallen mag de overeenkomst niet worden beschouwd als zijnde onmiddellijk gesloten nadat de handelaar de consument heeft aangesproken, als de consument tijd heeft gehad om over de kostenraming van de handelaar na te denken alvorens de overeenkomst te sluiten.”
Basis FT heeft (onweersproken) gesteld dat dit de situatie is die zich in dit geval heeft voorgedaan (zie onder 2.1 – 2.3). [geïntimeerde ] heeft de tijd gehad om over de offerte na te denken voordat hij de overeenkomst sloot. Aldus is de onderhavige overeenkomst niet een overeenkomst buiten de verkoopruimte als hiervoor bedoeld. De artikelen 6:230m en 6:230t BW zijn in dit geval dus niet van toepassing. Van schending van uit deze artikelen voortvloeiende informatieverplichtingen is dan ook geen sprake. De eerste grief slaagt dus.
3.5.
Het hof stelt ambtshalve vast dat de overeenkomst tussen Basis FT en [geïntimeerde ] weliswaar via een communicatiemiddel op afstand is gesloten (immers per e-mail) maar
nietvia een georganiseerd systeem, zodat geen sprake is van een overeenkomst op afstand. Het hof kwalificeert de overeenkomst dan ook als een overeenkomst anders dan op afstand of buiten de verkoopruimte. Op dergelijke overeenkomsten is artikel 6:230l BW van toepassing. Het hof stelt op grond van de (met stukken onderbouwde) stellingen van Basis FT vast dat Basis FT aan de uit dit artikel voortvloeiende informatieverplichtingen heeft voldaan.
3.6.
Dit betekent dat de vordering van Basis FT voor toewijzing gereed ligt, met inachtneming van het volgende. Het gevorderde bedrag van € 19.194,69 is als volgt opgebouwd:
- hoofdsom € 19.603,43
- rente t/m 30 juni 2023 - 583,73 +
- incassokosten -
957,53+
- totaal € 21.144,69
- betaald na indiening bij incassogemachtigde
1.950,00
- totaal € 19.194,69
Het hof is – met de kantonrechter – van oordeel dat Basis FT de betalingen van [geïntimeerde ] van € 1.350,00 en € 600,00 (zie onder 2.6) niet juist heeft verwerkt in haar vordering. Omdat [geïntimeerde ] het bedrag van € 1.350,00 heeft betaald binnen de termijn van veertien dagen, resteert aan hoofdsom een bedrag van (€ 19.603,43 minus € 1.350,00 is) € 18.253,43. De betaling van € 600,00 ná het verstrijken van de termijn van veertien dagen strekt ingevolge het bepaalde in artikel 6:44 BW in mindering op de buitengerechtelijke incassokosten, zodat te dier zake een bedrag van (€ 957,53 minus € 600,00 is) € 357,53 toewijsbaar is. Het hof zal de gevorderde vergoeding van de verschenen rente afwijzen, omdat Basis FT die rente over een te hoog bedrag heeft berekend. Aldus zal het hof – bovenop het door de kantonrechter toegewezen bedrag van € 3.333,20 met rente – in totaal nog een bedrag van € 15.277,76 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de inleidende dagvaarding (4 juli 2023) tot de dag van betaling.
3.7.
De tweede grief behoeft gelet op het bovenstaande geen behandeling. De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd, voor zover daarbij het zojuist toewijsbaar geacht bedrag is afgewezen en dat voormeld bedrag, met rente, alsnog zal worden toegewezen. Voor het overige zal het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, worden bekrachtigd. [geïntimeerde ] is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, voor zover daarbij de vordering tot het hierna te noemen bedrag is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde ] (bovenop het bij het bestreden vonnis reeds toegewezen bedrag, met rente) tot betaling aan Basis FT van € 15.277,76, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 4 juli 2023 tot aan de dag van betaling;
bekrachtigt het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde ] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Basis FT vastgesteld op € 2.242,32 aan verschotten en € 1.214,00 voor salaris;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. Bellaart, R.J.M. Smit en I. de Greef en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 april 2024.