d) [appellante] heeft gesteld dat uit de globale visuele inspectie van het fietspad op 14 oktober 2013 (hierna: de visuele inspectie) volgt dat sprake is van ernstige schade op de onderdelen rafeling, scheurvorming en randschade. Ook hierin kan zij worden gevolgd, met dien verstande dat uit de visuele inspectie ook volgt dat de omvang van de rafeling, scheurvorming en randschade gering is en dat er ten tijde van de visuele inspectie op het fietspad geen oneffenheden zijn geconstateerd.
[appellante] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ondanks de kwalificatie “ernstige schade” naar aanleiding van de toelichting van de gemeente ten onrechte heeft geconcludeerd dat sprake is van een genuanceerder beeld. Ook heeft zij gesteld dat de rechtbank de gemeente kritiekloos heeft gevolgd in haar beweringen dat de richtlijnen, uitgevaardigd door het kennisplatform Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond-, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW-richtlijnen), alleen aangeven binnen welke tijdsperiode onderhoud nodig is en dat dus aan de kwalificatie niet het gevolg mag worden verbonden dat het wegdek gebrekkig of onveilig is. De CROW-richtlijnen zijn juist uitgangspunt voor de beoordeling of een situatie voldoet aan de eisen en of er wel of niet aansprakelijkheid is, aldus [appellante] . Volgens [appellante] is de rechtbank ten onrechte en zonder deugdelijke motivering tot de conclusie gekomen dat uit de resultaten van de visuele inspectie niet volgt dat het fietspad gebrekkig was.
Het hof volgt [appellante] niet in dit betoog. De gemeente heeft in hoger beroep haar werkwijze nog eens uitgelegd. Het Beheerplan geeft inzicht in hoe de gemeente het beheer en onderhoud van de openbare wegen zo efficiënt mogelijk kan uitvoeren. Elke twee jaar vinden er globale inspecties plaats en worden op basis daarvan de verschillende schadecategorieën gewaardeerd met een cijfer tussen de 0 en 10. Het globale overzicht van de visuele inspecties betreft een algemene totaalindruk van het wegdek. De globale inspecties zeggen niets over de eventuele gebrekkigheid van het fietspad. Deze inspecties, in combinatie met het Beheerplan, bevatten enkel een systeem met betrekking tot het verrichten van onderhoudswerkzaamheden. Het zegt niets over de hoogte en het verloop van de vermeende oneffenheden en het al dan niet daaruit voortvloeiende gevaar. De gemeente heeft er in dit verband nog op gewezen dat uit de visuele inspectie ook blijkt dat de categorie ‘oneffenheden’ de waardering 0 krijgt en dat dat betekent dat er vlak na het ongeval in deze schadecategorie geen schade is geconstateerd aan het wegdek. Dit acht zij relevant omdat [appellante] in hoger beroep heeft gesteld dat zij met haar scootmobiel in een oneffenheid is geraakt waardoor de scootmobiel is gekanteld. Tot slot heeft de gemeente toegelicht dat indien tijdens een visuele inspectie een onveilige situatie wordt ontdekt, deze direct wordt verholpen. De heer [naam] , medewerker van de gemeente, heeft na het ongeval van [appellante] een visuele inspectie uitgevoerd en heeft toen geen onveilige situatie waargenomen. Uit de resultaten van de visuele inspectie kan dus niet worden afgeleid dat het fietspad gebrekkig was, aldus de gemeente.
Tegen deze gemotiveerde betwisting van de stelling dat uit de visuele inspectie volgt dat het fietspad gebrekkig was, heeft [appellante] naar het oordeel van het hof te weinig ingebracht, terwijl dit wel van haar verwacht mocht worden. Zij heeft met name niet toegelicht welke CROW-richtlijnen zijn overschreden en dat dat een gevaar op heeft geleverd. Daar komt bij dat de CROW-richtlijnen geen wettelijke normen zijn en dat ze slechts aanbevelingen en adviezen aan wegbeheerders bevatten. Het hof komt dan ook tot de slotsom dat ook uit de resultaten van de visuele inspectie niet volgt dat het fietspad gebrekkig was ten tijde van het ongeval.
Voor zover [appellante] heeft willen betogen dat de resultaten van de visuele inspecties geen betrekking hebben op het fietspad, rijmt dat niet met haar eerder ingenomen standpunt dat uit deze inspecties zou volgen dat het fietspad gebrekkig is. Daar komt bij dat deze stelling niet in haar voordeel is omdat zij geen andere - in haar visie wel toepasselijke - gegevens heeft overgelegd die haar stelling dat het fietspad gebrekkig was, kunnen onderbouwen. Bovendien heeft haar advocaat dit betoog ter zitting ingetrokken. Het hof gaat daarom hieraan voorbij.