Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant 1] ,
[appellante 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
eerste grief, waarbij [appellanten] hebben betoogd dat de strook grond in de voortuin optisch onderdeel vormde van hun perceel en ook door hun rechtsvoorgangers werd gebruikt, slaagt. Hiervoor is het volgende redengevend.
de erfafscheiding tussen beide percelen niet verder dan ca 50-75 cm van de bebouwing van nr 331 verwijderd ligt e.a. duidelijk aangegeven door bouwwerken en/of verhardingen[onderstreping, hof] (…).”.
tweede griefdat de ouders van [geïntimeerde] bekend waren met de omstandigheid dat de groene schuur over een gedeelte van de erfgrens stond. Los van dat dit niet strookt met de verklaring van de vader van [geïntimeerde] , was de feitelijke situatie op dit punt duidelijk. Het hof verwijst in dit verband opnieuw naar de hierboven opgenomen foto.
derde griefbouwt voort op de tweede grief en faalt daarom eveneens. Met het afbreken van de groene schuur is het houderschap tot een einde gekomen. Voor misbruik van bevoegdheid of recht is onvoldoende aangevoerd.