ECLI:NL:GHAMS:2024:1082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
23-002647-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding zonder verschoonbare omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2021. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar dit was niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen gedaan. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege een psychische stoornis van de verdachte. De verdachte zou na de uitspraak van de rechtbank in een diepe depressie zijn geraakt en was niet bereikbaar voor zijn raadsvrouw of naasten. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn raadsvrouw op de zitting van 14 september 2021 aanwezig waren en dat de raadsvrouw op 29 september 2021, één dag na het verstrijken van de appeltermijn, het hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw en de door haar overgelegde stukken beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen voldoende bewijs was voor de stelling dat de psychische gesteldheid van de verdachte de termijnoverschrijding verschoonbaar maakte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat de overschrijding van de termijn niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De beslissing van het hof is genomen na meerdere verzoeken aan de raadsvrouw om haar standpunt nader te onderbouwen, maar het hof vond geen aanknopingspunten voor verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002647-21
datum uitspraak: 9 april 2024
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-158557-21, 13-041567-18, 13-051076-21 en 13-108285-20, alsmede 23-000523-17 (TUL) en 13-194747-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart en 9 april 2024.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw met betrekking tot de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep naar voren heeft gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat namens de verdachte weliswaar het hoger beroep niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen is ingesteld, maar dat deze termijnoverschrijding verschoonbaar is vanwege het bestaan van een psychische stoornis bij de verdachte. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op 14 september 2021 was de behandeling door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam, en op die dag is direct mondeling uitspraak gedaan. De verdachte is hierdoor overvallen en in een diepe depressie geraakt. Na de uitspraak van de rechtbank is hij weggerend, waardoor de raadsvrouw hem niet meer kon spreken. De raadsvrouw heeft de verdachte na de zitting geprobeerd te bereiken via Whatsapp, maar hij reageerde niet op haar berichten. De verdachte was ook niet bereikbaar voor zijn naasten. De verdachte zou in die periode wel naar de huisarts zijn gegaan vanwege zijn psychische gesteldheid naar aanleiding van de uitspraak. Pas één dag na het verstrijken van de termijn voor het instellen van hoger beroep heeft de verdachte contact met zijn raadsvrouw gezocht en heeft zijn raadsvrouw hoger beroep kunnen instellen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het hoger beroep, nu het rechtsmiddel niet binnen de wettelijke termijn is ingesteld en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar is.
Het hof stelt het volgende vast.
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft, naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 september 2021, direct uitspraak gedaan. De verdachte en zijn raadsvrouw waren hierbij beiden aanwezig. Blijkens de akte instellen hoger beroep is er op 29 september 2021, één dag na het verstrijken van de appeltermijn, door de raadsvrouw van de verdachte hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
Op 25 september 2023 stuurde de raadsvrouw, namens het hof gevraagd om een standpunt over de ontvankelijkheid van het hoger beroep, per e-mail het verzoek om de verdachte ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Op 26 september 2023 vond er bij het hof een rolzitting plaats waarop werd besloten dat de zaak zou worden gepland voor regie op 11 december 2023, alwaar enkel de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep zou worden beoordeeld. De raadsvrouw werd verzocht om reeds voorafgaand aan die volgende zitting haar nader te onderbouwen standpunt schriftelijk ter beschikking te stellen aan het hof.
Op 30 november 2023 werd een e-mailbericht vanuit het hof verstuurd met een herhaald verzoek aan de raadsvrouw een nader te onderbouwen standpunt voorafgaand aan de regiezitting aan het hof te doen toekomen. Op 10 december 2023 heeft de raadsvrouw per e-mail, naast een aanhoudingsverzoek, diverse bijlagen aan het hof verstrekt, te weten een digitale huisartsverklaring, een verklaring van de werkgever van de verdachte, en verklaringen van de moeder en de vriendin van de verdachte. Blijkens het proces-verbaal van de regiezitting op 11 december 2023 is wederom bepaald dat de raadsvrouw voorafgaand aan de volgende regiezitting haar nader te onderbouwen standpunt schriftelijk ter beschikking moet stellen.
Op 19 maart 2024 werd vanuit het hof een e-mail naar de raadsvrouw verstuurd met een herhaald verzoek om een onderbouwd standpunt en op 26 maart 2024 ontving het hof een schriftelijke onderbouwing met als aanvullende bijlage een screenshot van een bewijs dat er op 26 september 2023 een bericht van de huisarts naar (een contactpersoon van) de verdachte was verstuurd.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld dient te worden dat de wet bepaalt in welke gevallen tegen een rechterlijke uitspraak een rechtsmiddel kan worden ingesteld en binnen welke termijn dit kan geschieden. Ingevolge artikel 408 Sv kan de verdachte gedurende veertien dagen na de uitspraak hoger beroep instellen. Overschrijding van de termijn voor hoger beroep door de verdachte, zoals in het onderhavige geval, betekent in de regel dat hij niet in dat hoger beroep kan worden ontvangen. Een uitzondering op deze regel wordt slechts in bijzondere omstandigheden gemaakt, namelijk indien sprake is van bijzondere, de verdachte niet toe te rekenen, omstandigheden welke de overschrijding van de termijn verontschuldigbaar doet zijn. Daarbij kan worden gedacht aan een zodanige psychische gesteldheid dat in verband daarmee het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Op deze grond heeft de raadsvrouw in deze zaak een beroep gedaan.
Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat sprake is van een zodanige psychische gesteldheid als hiervoor bedoeld, die de termijnoverschrijding verschoonbaar doet zijn. De stukken die door de raadsvrouw zijn verstrekt bieden onvoldoende steun aan de stelling dat de verdachte in een zodanig psychische gesteldheid verkeerde dat in verband daarmee hem het verzuim tijdig hoger beroep in te stellen niet kan worden toegerekend. De raadsvrouw heeft een screenshot van een verzendbewijs van 26 september 2023 van de huisarts aan de stukken toegevoegd, maar aan dit verzendbewijs is geen bericht verbonden, waardoor niet duidelijk is waar het verzendbewijs betrekking op heeft. Bovendien lijkt de overgelegde – ongedateerde en niet-ondertekende – huisartsverklaring veeleer op een anamnese dan op een door de huisarts gestelde diagnose. Daarnaast acht het hof het niet aannemelijk dat de verdachte met niemand contact kon hebben en niet kon reageren op de WhatsAppberichten van de raadsvrouw, nu hij kennelijk wel in staat was om in diezelfde periode naar de huisarts te gaan om over zijn psychische gesteldheid te praten. De verdachte heeft ook op geen enkel moment de gelegenheid benut om ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen om de situatie en zijn standpunt nader toe te lichten.
Het hof heeft getracht nader onderzoek te doen naar aanleiding van de aanvankelijke stelling van de raadsvrouw door meermalen te verzoeken het standpunt nader te onderbouwen. Het hof is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om verder onderzoek te doen. Nu het hoger beroep niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn is ingesteld, en er geen sprake is van een verontschuldigbare termijnoverschrijding, zal de verdachte daarin niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.A.E. van Noort en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2024.
mr. F.C.W. de Graaf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.