ECLI:NL:GHAMS:2024:1082
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding zonder verschoonbare omstandigheden
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 september 2021. De verdachte had hoger beroep ingesteld, maar dit was niet binnen de wettelijke termijn van veertien dagen gedaan. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege een psychische stoornis van de verdachte. De verdachte zou na de uitspraak van de rechtbank in een diepe depressie zijn geraakt en was niet bereikbaar voor zijn raadsvrouw of naasten. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte en zijn raadsvrouw op de zitting van 14 september 2021 aanwezig waren en dat de raadsvrouw op 29 september 2021, één dag na het verstrijken van de appeltermijn, het hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft de argumenten van de raadsvrouw en de door haar overgelegde stukken beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat er geen voldoende bewijs was voor de stelling dat de psychische gesteldheid van de verdachte de termijnoverschrijding verschoonbaar maakte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep, omdat de overschrijding van de termijn niet aan de verdachte kon worden toegerekend. De beslissing van het hof is genomen na meerdere verzoeken aan de raadsvrouw om haar standpunt nader te onderbouwen, maar het hof vond geen aanknopingspunten voor verder onderzoek. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin drie rechters zitting hadden.