ECLI:NL:GHAMS:2024:1081

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
24 april 2024
Zaaknummer
23-002827-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met geweld van een tas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 oktober 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van diefstal met geweld van een tas. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar wijzigde de strafoplegging. De verdachte had de tas uit de handen van het slachtoffer getrokken en was vervolgens weggerend. Het hof oordeelde dat de verdachte de tas wederrechtelijk had weggenomen met het oogmerk om zich de feitelijke heerschappij over de tas te verschaffen. Het verweer van de raadsman, dat de verdachte de tas niet met het oogmerk om te stelen had meegenomen, werd verworpen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, maar het hof legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte zich in een asielprocedure bevond en zijn plek in het AZC zou verliezen als hij opnieuw gevangenisstraffen zou ondergaan. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om van de tenuitvoerlegging af te zien.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002827-23
datum uitspraak: 9 april 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 oktober 2023 in de strafzaak onder de parketnummers 13-263128-23 en 16-196059-23 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de bewijsoverweging vervangt, de bewijsmiddelen aanvult met het navolgende bewijsmiddel en tot een andere strafoplegging komt dan de politierechter. Ten aanzien van de strafoplegging zal het vonnis dus worden vernietigd.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte de tas niet zou hebben meegenomen met het oogmerk om te stelen, maar met het doel om een statement te maken.
Het hof verwerpt dit verweer. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte de tas heeft weggenomen met het oogmerk om zich die tas wederrechtelijk – dus zonder daartoe bevoegd te zijn – toe te eigenen. De verdachte heeft de tas immers uit de handen van de aangeefster getrokken, en is vervolgens met de tas weggerend. Op het moment van het wegnemen van de tas had de verdachte het oogmerk om zich de feitelijke heerschappij over de tas te verschaffen. Dat de verdachte hiermee een statement wilde maken doet aan het bewijs van het oogmerk niet af.

Aanvullend bewijsmiddel

3. Het proces-verbaal van bevindingen van 10 oktober 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaalnummer PL1300-2023229598-7, dossierpagina’s 14-15)
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik vroeg op welke wijze het slachtoffer de tas vasthield op het moment dat de verdachte deze pakte. Ik hoorde dat de getuige verklaarde: "Zij hield hem vast voor haar lichaam." Ik zag dat het slachtoffer voordeed hoe zij de tas vasthield. Ik zag dat zij de tas, een soort rugtas, bij de hengsel vasthield direct voor haar lichaam.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft bepleit dat de straf zoals opgelegd door de politierechter conform de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS-oriëntatiepunten) is en heeft het hof verzocht geen extra maand gevangenisstraf op te leggen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte zich ervan bewust is dat hij dit niet meer moet doen en dat de verdachte geen nieuwe feiten heeft gepleegd sinds de veroordeling.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld van een tas. De verdachte heeft door zijn handelen getoond geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Door zijn handelen heeft de verdachte zich voorts niet bekommerd om het gegeven dat dergelijke misdrijven gevoelens van onveiligheid veroorzaken bij de slachtoffers.
Het hof heeft voor de strafbepaling acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten. Daarin wordt voor een tasjesroof met gebruik van een enkele ruk in beginsel een gevangenisstraf van 3 maanden geïndiceerd. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is het hof niet gebleken dat de verdachte inzicht heeft in de strafwaardigheid van zijn handelen. Dit maakt dat het hof de vordering van de advocaat-generaal zal volgen door een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen.
Alles afwegend, acht het hof een gevangenisstraf van 4 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-196059-23

Het openbaar ministerie heeft in eerste aanleg de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 augustus 2023 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 dagen met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verzocht de vordering toe te wijzen.
De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht de vordering af te wijzen. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte bezig is met een asielprocedure en dat hij zijn plek in het AZC zou verliezen als hij weer naar de gevangenis zou moeten gaan.
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, is het essentieel dat aan overtreding hiervan consequenties worden verbonden. Echter, in de specifieke omstandigheden van het geval ziet het hof redenen om hier in dit geval van af te wijken, door de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Daarbij kent het hof gewicht toe aan hetgeen door de verdediging naar voren is gebracht, te weten dat hij zijn plek in het AZC zou verliezen en dat zijn asielprocedure zou worden stopgezet als hij weer vast zou komen te zitten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 10 oktober 2023, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 augustus 2023, parketnummer 16-196059-23, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 8 dagen, met proeftijd van 2 jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. R.A.E. van Noort en mr. F.C.W. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 april 2024.
mr. F.C.W. de Graaf is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.