In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 oktober 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994, was beschuldigd van diefstal met geweld van een tas. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, maar wijzigde de strafoplegging. De verdachte had de tas uit de handen van het slachtoffer getrokken en was vervolgens weggerend. Het hof oordeelde dat de verdachte de tas wederrechtelijk had weggenomen met het oogmerk om zich de feitelijke heerschappij over de tas te verschaffen. Het verweer van de raadsman, dat de verdachte de tas niet met het oogmerk om te stelen had meegenomen, werd verworpen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, maar het hof legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte zich in een asielprocedure bevond en zijn plek in het AZC zou verliezen als hij opnieuw gevangenisstraffen zou ondergaan. Het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte aanleiding gaven om van de tenuitvoerlegging af te zien.