ECLI:NL:GHAMS:2024:1080
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het ouderlijk gezag over minderjarigen na uithuisplaatsing en de rol van de Raad voor de Kinderbescherming
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders, die in Ierland wonen, waren in hoger beroep gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2023, waarin het gezag over hun kinderen was beëindigd op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De ouders voerden aan dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar hun situatie en dat zij niet de kans hadden gekregen om hun opvoedvaardigheden te bewijzen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling, Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, stelden echter dat de ouders niet in staat waren om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen.
De procedure in hoger beroep begon op 26 september 2023, en na een aanhouding wegens het ontbreken van een tolk, vond de mondelinge behandeling plaats op 16 februari 2024. De ouders waren via videobeeldverbinding aanwezig, bijgestaan door een advocaat en een tolk. Het hof oordeelde dat de ouders sinds hun vertrek naar Ierland geen verantwoordelijkheid hadden genomen voor de noodzakelijke hulpverlening en dat de kinderen, die sinds hun geboorte in pleeggezinnen wonen, goed en veilig gehecht zijn. Het hof concludeerde dat het gezag van de ouders beëindigd moest worden, omdat zij niet in staat waren om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de kinderen te dragen.
De ouders hadden ook verzocht om een deskundige te benoemen voor onderzoek naar hun opvoedvaardigheden, maar het hof wees dit verzoek af, omdat het in strijd zou zijn met de belangen van de kinderen. De beslissing van het hof bevestigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarmee de ouders in hun verzoeken niet in het gelijk werden gesteld.