ECLI:NL:GHAMS:2024:1032
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak na sepotbeslissing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoekster, die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand eiste in verband met een strafzaak die was geëindigd in een sepotbeslissing. Het verzoekschrift was op 2 januari 2023 ingekomen en na verschillende behandelingen en adviezen van de advocaat-generaal, werd de zaak op 27 februari 2024 opnieuw behandeld. Verzoekster stelde schade te hebben geleden door een ondergane verzekering en vroeg om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zowel in de strafzaak als in de verzoekschriftprocedure.
Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van een schadevergoeding van € 130,00 voor de ondergane verzekering. Voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak werd een bedrag van € 3.100,00 toegewezen, terwijl de kosten voor de verzoekschriftprocedure werden vastgesteld op € 680,00. Het hof wees echter andere of meer verzochte bedragen af, omdat niet voldoende was aangetoond dat verzoekster kosten had gemaakt die in aanmerking kwamen voor vergoeding. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de voorzitter mr. R.A.E. van Noort was, en de beschikking werd ondertekend door de griffier. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering.