ECLI:NL:GHAMS:2024:1032

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
000002-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak na sepotbeslissing

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 maart 2024 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van verzoekster, die schadevergoeding en kosten voor rechtsbijstand eiste in verband met een strafzaak die was geëindigd in een sepotbeslissing. Het verzoekschrift was op 2 januari 2023 ingekomen en na verschillende behandelingen en adviezen van de advocaat-generaal, werd de zaak op 27 februari 2024 opnieuw behandeld. Verzoekster stelde schade te hebben geleden door een ondergane verzekering en vroeg om vergoeding van kosten voor rechtsbijstand, zowel in de strafzaak als in de verzoekschriftprocedure.

Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van een schadevergoeding van € 130,00 voor de ondergane verzekering. Voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak werd een bedrag van € 3.100,00 toegewezen, terwijl de kosten voor de verzoekschriftprocedure werden vastgesteld op € 680,00. Het hof wees echter andere of meer verzochte bedragen af, omdat niet voldoende was aangetoond dat verzoekster kosten had gemaakt die in aanmerking kwamen voor vergoeding. De beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het hof, waarbij de voorzitter mr. R.A.E. van Noort was, en de beschikking werd ondertekend door de griffier. De uitspraak werd gedaan in het kader van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000002-23 (530 Sv) en 000003-23 (533 Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-002825-18
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. R.A. Korver,
Silodam 256, 1013 AS te Amsterdam.

1.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 2 januari 2023 ingekomen.
Op 11 april 2023 heeft de advocaat-generaal het standpunt van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Op 17 oktober 2023 zijn de advocaat-generaal en de advocaat van verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord en is de zaak aangehouden voor onbepaalde tijd.
Op 7 februari 2024 is een toelichting op het verzoekschrift ingekomen van de advocaat van verzoekster.
Op 20 februari 2024 is een herzien advies van de advocaat-generaal ingekomen.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 27 februari 2024 de advocaat-generaal, verzoekster en de advocaat van verzoekster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.

2. Inhoud van het verzoek

Het verzoek zoals gewijzigd in raadkamer strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van:
schade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 130,00;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 8.191,70;
kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 680,00.

3.Beoordeling van het verzoek

Bij arrest van dit hof van 12 oktober 2022 is de strafzaak met voormeld parketnummer geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 533 Sv
Gronden van billijkheid zijn aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoekster ondergane verzekering tot een bedrag van € 130,00.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 530 Sv
Na aanpassing van het verzoek, wordt verzocht om een vergoeding van € 5.771,00 voor kosten rechtsbijstand verleend op betalende basis door mr. Pasman en om een vergoeding van € 2.420,00 voor kosten rechtsbijstand verleend op betalende basis door mr. Tuinenburg.
Verzoekster is vanwege stalking van [naam] een aantal keer als verdachte gehoord, waarna de zaak steeds is geseponeerd, laatstelijk bij sepotbeslissing van 20 mei 2015. Door de sepotbeslissingen zijn deze zaken steeds geëindigd in de zin van artikel 530 Sv en is het hof in zoverre niet bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Ten aanzien van de opsporing en vervolging na 20 mei 2015, waaronder de inverzekeringstelling op 18 april 2016 waarbij mr R.G.E. de Vries als piketadvocaat heeft opgetreden, zijn geen declaraties overgelegd van mr. Pasman die zien op kosten rechtsbijstand op betalende basis in de strafzaak. Wel zijn bankafschriften overgelegd waaruit blijkt dat verzoekster in de periode november 2014 tot en met februari 2016 negen keer een bedrag van € 641,30 heeft overgemaakt, in totaal € 5.771,70. Deze declaraties zien derhalve niet op de strafzaak in de periode na 20 mei 2015. Niet is gebleken dat mr. Pasman zich als raadsvrouw heeft gesteld in deze strafzaak en evenmin dat zij in de strafzaak handelingen als raadsvrouw heeft verricht. De overmakingen lijken dan ook eerder verband te houden met rechtskundig advies waarvan is gebleken dat mr. Pasman die aan verzoekster in deze periode heeft verleend in andere dan strafrechtelijke procedures.
Gelet op het voorgaande is onvoldoende gebleken dat verzoekster in deze strafzaak kosten van rechtsbijstand verschuldigd is geweest aan mr. Pasman, zodat het verzoek in zoverre moet worden afgewezen.
Genoegzaam is gebleken dat mr. Tuinenburg vanwege verleende rechtsbijstand in de strafzaak met voornoemd parketnummer heeft gefactureerd over een periode dat verzoekster geen gefinancierde rechtsbijstand kon krijgen.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak tot een bedrag van € 2.420,00.
Gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure tot een bedrag van € 680,00.

4.Beslissing

Het hof :
Wijst het verzochte toe.
Kent op de voet van artikel 533 Sv aan verzoekster een vergoeding toe van € 130,00 (honderddertig euro).
Kent op de voet van artikel 530 Sv aan verzoekster een vergoeding toe van € 3.100,00 (drieduizend eenhonderd euro).
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoekster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.A.E. van Noort, R. van der Heijden en B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 19 maart 2024. .
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 3.230,00 op bankrekeningnummer [rekeningnummer] t.n.v. [tnv] o.v.v. [ovv] .
Amsterdam, 19 maart 2024,
mr. R.A.E. van Noort, voorzitter.