ECLI:NL:GHAMS:2024:1023

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
000715-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding kosten rechtsbijstand in verzoekschriftprocedure

In deze zaak gaat het om een beschikking van het Gerechtshof Amsterdam op het hoger beroep tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Amsterdam. Het hoger beroep is ingesteld door de appellant op 15 augustus 2023, die verzocht om een vergoeding van € 340,00 voor kosten van rechtsbijstand in verband met een verzoekschriftprocedure. De advocaat-generaal heeft op 7 december 2023 advies uitgebracht, en het hof heeft op 27 februari 2024 de advocaat-generaal gehoord tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift. Appellant en zijn advocaat zijn niet verschenen in de raadkamer.

Het hof oordeelt dat het hoger beroep tijdig is ingesteld en dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor de toekenning van de schadevergoeding, zoals ook de rechtbank heeft geoordeeld. De advocaat van appellant heeft betoogd dat het toegekende bedrag niet verrekend dient te worden, omdat de vergoeding toekomt aan de advocaat voor zijn werkzaamheden. Het hof stelt echter vast dat op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering de vergoeding aan de gewezen verdachte moet worden toegekend en niet aan de advocaat. De verrekende vergoeding betekent niet dat de gewezen verdachte zijn betalingsverplichting aan de advocaat niet meer hoeft na te komen.

Het hof volgt de bestendige lijn dat de kosten van een raadsman in verband met het opstellen en indienen van een verzoekschrift verrekend moeten worden. Daarom wijst het hof het hoger beroep af en bevestigt de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 000715-23 (530 Sv)
parketnummer: 13-099271-23
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 28 juli 2023 op het verzoekschrift op de voet van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. M.M. Helmers,
Emmalaan 35, 3581 HP te Utrecht.

1.Procesverloop

Het hoger beroep is op 15 augustus 2023 ingesteld door verzoeker (hierna appellant).
Op 7 december 2023 heeft de advocaat-generaal het advies van het openbaar ministerie kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld proces-verbaalnummer en heeft op 27 februari 2024 de advocaat-generaal ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet in raadkamer verschenen. Zijn advocaat is - met kennisgeving vooraf - eveneens niet verschenen.

2.Inhoud van het verzoek

Het verzoek strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 340,00.

3.Beoordeling

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Ingevolge het bepaalde in artikel 534, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat gronden van billijkheid zijn aanwezig voor toekenning van een vergoeding voor kosten van rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 340,00.
De rechtbank heeft het toegekende bedrag verrekend overeenkomstig het derde lid van artikel 534 Sv.
De advocaat van appellant heeft zich op het standpunt gesteld dat het toegekende bedrag niet verrekend dient te worden en heeft daartoe kort gezegd aangevoerd dat de vergoeding toekomt aan de advocaat voor het verrichten van werkzaamheden in het kader van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 530 Sv een vergoeding kan worden toegekend aan de gewezen verdachte en dat deze vergoeding niet kan worden toegekend aan zijn advocaat. Dat het aan de gewezen verdachte toegekende bedrag wordt verrekend, betekent bovendien niet dat de gewezen verdachte een eventueel met de advocaat gemaakte betalingsverplichting niet meer hoeft na te komen.
In hetgeen wordt aangevoerd ziet het hof daarom geen aanleiding af te wijken van de bestendige lijn ook de kosten van een raadsman in verband met het opstellen en indienen van een verzoekschrift te moeten verrekenen.
Het hof verenigt zich derhalve met de beschikking waarvan beroep en zal het hoger beroep dus afwijzen.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst het hoger beroep af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.A.E. van Noort, B.E. Dijkers en R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 19 maart 2024. .