ECLI:NL:GHAMS:2024:1015

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
23-000403-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit hotelkamer met bewijsverweer en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal uit een hotelkamer, gepleegd op 13 september 2022. De tenlastelegging omvatte de diefstal van een toilettas, horloge, ringen, armband en ketting, die toebehoorden aan een slachtoffer. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarbij hij zich beriep op onvoldoende bewijs, met name met betrekking tot de herkenning op basis van camerabeelden. Het hof heeft de bewijsvoering van de herkenning door verbalisanten beoordeeld en geconcludeerd dat de eerste herkenning op zichzelf niet voldoende was, maar dat de tweede herkenning, na verhoor van de verdachte, wel als overtuigend bewijs kon worden aangemerkt. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 60 uur. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die recentelijk een verslavingsprobleem had overwonnen. Het hof heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder toezicht door de reclassering en behandeling voor verslavingsproblematiek.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000403-23
datum uitspraak: 11 april 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 februari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-274003-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 september 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een toilettas en/of een horloge en/of een of meerdere (3) ring(en) en/of een armband en/of een ketting, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel, door op camerabeelden zichtbare manipulatie en/of (onrechtmatig) gebruik van een elektronische sleutel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsmotivering

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de eerste herkenning door verbalisant [verbalisant] op 27 september 2022 op zichzelf geen redengevend bewijs is. Dit is een herkenning op grond van gezichtsvergelijkend onderzoek. De verbalisant heeft de camerabeelden vergeleken met een politiefoto terwijl er niets bekend is over de intensiteit en de frequentie van de eventuele eerdere contacten van deze verbalisant met de verdachte. De tweede herkenning door verbalisant [verbalisant] op 25 oktober 2022 is echter wel redengevend bewijs. De verdachte is toen door de verbalisant gehoord. Naar aanleiding van dit verhoor heeft de verbalisant de verdachte opnieuw herkend van de camerabeelden. Daarmee is sprake van gezichtsherkenning van een bekende van de verbalisant, en is er geen reden om te twijfelen aan deze herkenning.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er feitelijk maar één bron is voor de twee herkenningen, namelijk verbalisant [verbalisant] . De eerste herkenning op 27 september 2022 is een herkenning van een agent, waar zeer behoedzaam mee omgegaan dient te worden. De tweede herkenning op 25 oktober 2022 is door dezelfde verbalisant gedaan. Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat er behoedzaam omgegaan dient te worden met herkenningen op basis van camerabeelden. In tegenstelling tot de raadsman is het hof evenwel van oordeel dat de eerste herkenning van de verbalisant in combinatie met zijn tweede herkenning, opgemaakt na het verhoor van de verdachte, voldoende overtuigend is. De camerabeelden zijn zeer scherp, en dus geschikt voor herkenning. Daarnaast heeft het hof de verdachte ter terechtzitting gezien en gesproken. De verschijning van de verdachte ter terechtzitting heeft het hof gesterkt in de overtuiging dat de verdachte een en dezelfde persoon is als op de camerabeelden. Voorts is te zien dat de verdachte op zijn ID-staat een shirt draagt dat sterke overeenkomsten vertoont met het shirt dat NN1 draagt op de camerabeelden. Ook dat sterkt het hof in de overtuiging dat de verdachte de persoon op de camerabeelden is.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Partiële vrijspraak valse sleutel

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde diefstal in vereniging door middel van valse sleutel.
Het hof stelt vast dat er één bewijsmiddel in het dossier voorhanden is dat duidt op het mogelijk gebruik van een valse sleutel, te weten het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden. In dat proces-verbaal vermeldt de verbalisant dat
vermoedelijk(cursief toegevoegd) gebruik is gemaakt van een elektronische sleutel. Uit het dossier blijkt onvoldoende waaraan hij dat vermoeden ontleent. Tevens blijkt niet van nader onderzoek dat dit vermoeden zou kunnen staven terwijl ook alternatieve methoden van binnentreden zoals bijvoorbeeld ‘flipperen’ niet ondenkbeeldig zijn. Om die reden heeft het hof uit wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte de beschikking had over de in de tenlastelegging bedoelde valse sleutel zodat de verdachte van die tenlastegelegde kwalificerende omstandigheid behoort te worden vrijgesproken

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 september 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een toilettas en een horloge en 3 ringen en een armband en een ketting, die geheel aan [slachtoffer] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd in het reclasseringsrapport van 23 januari 2024.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal in vereniging uit een hotelkamer. Dat is een brutaal feit dat getuigt van weinig respect voor andermans eigendom en dat veel impact heeft gehad op het slachtoffer. Dat het grotendeels persoonlijke zaken als sieraden betreft van een slachtoffer dat als toerist op bezoek was in Amsterdam maakt een en ander nog kwalijker.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij momenteel een straf van 140 dagen uitzit. Voorafgaand aan deze detentieperiode is hij naar Marokko geweest om af te kicken van zijn verslavingen. Sinds hij terug is gekomen uit Marokko is hij clean, en zegt hij werkzaam te zijn geweest als koerier. De verdachte heeft aangegeven dat hij zich kan vinden in de voorwaarden die door de reclassering zijn genoemd in het reclasseringsadvies van 23 januari 2024, behalve de voorwaarde van klinische opname. Hij wil zich niet meer bevinden tussen mensen met verslavingsproblematiek.
Het hof heeft acht geslagen op voornoemd reclasseringsadvies, waaruit naar voren komt dat een (deels) voorwaardelijke straf met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld wordt geadviseerd.
Het hof is van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passend en geboden is. Daarnaast zal het hof aan de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Met oplegging van deze voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof ziet geen meerwaarde in het opleggen van de aan het voorwaardelijk strafdeel te koppelen klinische opname. Deze opname is niet nader gespecificeerd in het reclasseringsrapport en het rapport biedt daardoor onvoldoende handvatten om daadwerkelijk over te gaan tot klinische opname.
Tot slot houdt het hof bij de strafoplegging rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • betrokkene zich meldt binnen twee dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres [adres 2] . Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien betrokkene aansluitend op detentie overgeplaatst wordt voor een kortdurende klinische opname, zal betrokkene telefonisch contact opnemen met de bureaudienst van Reclassering Inforsa om zodoende afspraken te kunnen maken over de start van het toezicht;
  • betrokkene zich laat behandelen door Forensisch Ambulante Zorg Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op basis van beschikbaarheid. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal betrokkene zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • betrokkene verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op basis van beschikbaarheid. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • betrokkene zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • betrokkene meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • betrokkene meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. W.S. Ludwig en mr. M. Vollebregt, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 april 2024.