Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Voorwaardelijk verzoek
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2020. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het voorhanden hebben van een geladen pistool. In hoger beroep was de verdediging enkel gericht tegen de hoogte van de opgelegde straf, omdat de verdachte om medische redenen niet aanwezig kon zijn. Het hof heeft het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden, onder voorwaarden, in overweging genomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is verlaagd naar 11 maanden. Dit is gedaan met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep, die 28 maanden bedroeg. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn overwegingen meegenomen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R. Bleumers.