ECLI:NL:GHAMS:2024:1014

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
19 april 2024
Zaaknummer
23-001633-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake voorhanden hebben van een geladen pistool

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2020. De verdachte, geboren in 1988, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden voor het voorhanden hebben van een geladen pistool. In hoger beroep was de verdediging enkel gericht tegen de hoogte van de opgelegde straf, omdat de verdachte om medische redenen niet aanwezig kon zijn. Het hof heeft het verzoek van de raadsvrouw om de behandeling aan te houden, onder voorwaarden, in overweging genomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is verlaagd naar 11 maanden. Dit is gedaan met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep, die 28 maanden bedroeg. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de positieve ontwikkeling van de verdachte in zijn overwegingen meegenomen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. R. Bleumers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001633-20
datum uitspraak: 28 maart 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-015846-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 maart 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Voorwaardelijk verzoek

Het hoger beroep is blijkens mededeling van de raadsvrouw enkel nog gericht tegen de hoogte van de opgelegde straf, die immers meebrengt dat de verdachte nog een aantal maanden terug zou moeten naar de gevangenis.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw meegedeeld dat de verdachte om medische redenen verhinderd was ter terechtzitting te verschijnen. Zij heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, zodat de verdachte ter terechtzitting aanwezig kan zijn.
Het hof heeft voorgesteld om het verzoek op te vatten als een voorwaardelijk verzoek, met dien verstande dat als voorwaarde heeft te gelden dat, wanneer het hof in raadkamer neigt naar oplegging van een straf die hernieuwde vrijheidsbeneming meebrengt, een tussenarrest wordt gewezen, waarin op het verzoek van de raadsvrouw wordt beslist.
De raadsvrouw en de advocaat-generaal zijn met dat voorstel akkoord gegaan. Uit de beslissingen in dit arrest volgt dat de voorwaarde waaronder het verzoek aldus is gedaan niet is vervuld, zodat daarop geen beslissing meer nodig is.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf (in zoverre zal het vonnis worden vernietigd) en met dien verstande dat de bewijsmiddelen in geval van cassatie zullen worden uitgewerkt in een aanvulling op dit verkort arrest.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 353 dagen met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een geladen pistool voorhanden gehad. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich mee en vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Door op pad te gaan met een geladen vuurwapen heeft de verdachte een potentieel zeer gevaarlijke situatie gecreëerd.
Het hof heeft kennisgenomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 18 maart 2024. Daaruit blijkt dat de verdachte een positieve ontwikkeling doormaakt en meer stabiliteit heeft in zijn leven, waarbij hij ook afstand genomen lijkt te hebben van zijn negatief sociale netwerk.
Gelet op de straf die in de regel voor dit soort feiten wordt opgelegd, de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd en het reclasseringsadvies, acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend.
Het hof constateert echter dat er een overschrijding is van de redelijke termijn in hoger beroep. De verdachte is op 18 januari 2020 in verzekering gesteld. De rechtbank heeft op 23 juli 2020 vonnis gewezen. Op 28 juli 2020 is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof doet bij arrest van 28 maart 2024 uitspraak. Hieruit volgt dat in hoger beroep sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van 28 maanden. Het hof zal deze overschrijding in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen gevangenisstraf is gegrond op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
11 (elf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, welke beslissing afzonderlijk is geminuteerd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. W.S. Ludwig en mr. M. Vollebregt, in tegenwoordigheid van mr. R. Bleumers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2024.