ECLI:NL:GHAMS:2024:1012
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de verdachte in hoger beroep na afstand van rechtsmiddelen
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 april 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 mei 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1976, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Tijdens de behandeling van de zaak in eerste aanleg hebben zowel de verdachte als de officier van justitie afstand gedaan van de mogelijkheid om tegen het vonnis in beroep te gaan. Dit werd bevestigd door een bericht van de griffier van 17 oktober 2023, waarin werd verzocht om goedkeuring voor het niet uitwerken van het ingestelde appel, gezien de gedane afstand van rechtsmiddelen.
Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de afstand van rechtsmiddelen ongeldig zouden maken volgens artikel 381, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Gezien deze feiten heeft het hof besloten de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarbij de rechters A.E. Kleene-Krom, D. Radder en A.M.P. Geelhoed aanwezig waren. De uitspraak vond plaats tijdens een openbare terechtzitting op 4 april 2024.