ECLI:NL:GHAMS:2023:973

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
200.304.811/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executoriaal beslag op aandelen en de toepassing van de blokkeringsregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin executoriaal beslag is gelegd op aandelen in de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. De appellante, SLOOPWERKEN B.V., heeft de rechtbank verzocht om te bepalen dat de in beslag genomen aandelen kunnen worden verkocht om een vordering van € 32.079,23 op de geïntimeerde, [geïntimeerde], te voldoen. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, maar de geïntimeerde is in hoger beroep gegaan, waarbij hij aanvoert dat de statutaire blokkeringsregeling van toepassing is en dat hij slechts één aandeel in [bedrijf] B.V. houdt, terwijl de overige aandelen in handen zijn van de Stichting Duurzame Energie Texel.

Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de geïntimeerde niet in persoon aanwezig was, maar zijn advocaat heeft nadere informatie verstrekt. Het hof heeft vastgesteld dat de geïntimeerde inderdaad houder is van slechts één aandeel, en dat de statutaire blokkeringsregeling in acht moet worden genomen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de beslissing om de statutaire blokkeringsregeling buiten toepassing te laten, is herzien. De termijn voor de verkoop en overdracht van de aandelen is verlengd tot een jaar na de uitspraak. Tevens is de geïntimeerde veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, omdat hij relevante informatie pas in hoger beroep heeft ingediend.

De uitspraak van het hof verduidelijkt dat de statutaire bepalingen inzake de overdracht van aandelen moeten worden gerespecteerd, en dat de procedure rondom de verkoop van de aandelen moet voldoen aan de wettelijke vereisten. De beslissing van het hof benadrukt het belang van transparantie en tijdige informatieverstrekking in juridische procedures.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team 1
zaaknummer : 200.304.811/01
zaak-/rekestnummer rechtbank : C/15/315614/HA RK 21-74
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 april 2023
inzake
[appellante] SLOOPWERKEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. T.L. Bos te Hoorn (NH),
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. V.C. van der Velde te Almere.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[geïntimeerde] is bij verzoekschrift met productie, ontvangen ter griffie van het hof op
3 januari 2022, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de rechtbank Noord-Holland op 5 oktober 2021 onder bovenvermeld zaak-/rekestnummer heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe, zakelijk weergegeven, dat het hof de genoemde beschikking zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog zal verbieden dat de ten laste van [geïntimeerde] in executoriaal beslag genomen aandelen in [bedrijf] B.V. worden verkocht en overgedragen en voor zover enig aandeel mag worden verkocht en overgedragen, zal bepalen dat aan artikel 14 van de statuten (blokkeringsregeling) gevolg dient te worden gegeven, met veroordeling van [appellante] in de kosten van beide instanties.
Op 13 juni 2022 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [appellante], met producties, ingekomen, inhoudende het verzoek de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad.
De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft plaatsgevonden op 30 november 2022. Bij die gelegenheid hebben de hiervoor genoemde advocaten de standpunten van partijen toegelicht, mr. Bos aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. De advocaten en de bestuurder van [appellante] hebben vragen beantwoord en inlichtingen verschaft.
Conform afspraak ter zitting heeft [geïntimeerde] bij brief van zijn advocaat van 12 december 2022 nadere stukken in het geding gebracht. Hierop heeft [appellante] bij akte uitlating van 3 januari 2023 gereageerd.
In verband met het verzuim de deurwaarder op de voet van artikel 474g lid 2 Rv op te roepen, heeft het hof de deurwaarder verzocht desgewenst alsnog schriftelijk op de processtukken te reageren. Bij e-mail van 31 januari 2023 heeft de deurwaarder laten weten zich aan het oordeel van het hof te refereren,
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.
Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 2 een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan. Die feiten zijn de volgende.
2.1
[geïntimeerde] is bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf]).
2.2
In artikel 14 van de statuten van [bedrijf] is, voor zover hier van belang, bepaald:
“Blokkeringsregeling/aanbiedingsplicht algemeen
Artikel 14
1. Iedere overdracht van aandelen kan slechts plaats hebben, nadat de aandelen aan de overige aandeelhouders te koop zijn aangeboden op de wijze als hierna is bepaald.
2. (…)
3. (…)
De prijs zal – tenzij de aandeelhouders eenparig anders overeenkomen – worden vastgesteld door een of meer onafhankelijke deskundigen, die door de aandeelhouders in gemeenschappelijk overleg zullen worden benoemd. (…)
4. De in het vorige lid bedoelde deskundigen zijn gerechtigd tot inzage van alle boeken en bescheiden van de vennootschap en tot het verkrijgen van alle inlichtingen, waarvan kennisneming voor hun taxatie dienstig is. (…)”
2.3
Bij verstekvonnis van 6 mei 2020 heeft de rechtbank Noord-Holland [geïntimeerde] veroordeeld tot betaling van € 32.079,23 en overige kosten aan [appellante]. Bij vonnis in verzet van 2 december 2020 is het gewezen verstekvonnis bekrachtigd. Beide vonnissen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard. [geïntimeerde] heeft hoger beroep ingesteld.
2.4
Op 11 december 2020 is het vonnis in verzet van 2 december 2020 betekend. In het betekeningsexploot is een bevel tot betaling opgenomen. [geïntimeerde] is daarop niet tot betaling overgegaan.
2.5
Op 30 maart 2021 is executoriaal beslag gelegd op de aandelen in de besloten vennootschap [bedrijf].

3.Beoordeling

3.1
[appellante] heeft de rechtbank verzocht op de voet van artikel 474g Rv te bepalen dat en binnen welke termijn tot verkoop van de in beslag genomen aandelen in het kapitaal van [bedrijf] zal worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarden deze verkoop zal dienen plaats te vinden. Zij heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat zij een vordering van € 32.079,23 op [geïntimeerde] heeft, waardoor zij er belang bij heeft dat wordt overgegaan tot verkoop van de beslagen aandelen. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en daarbij onder meer aangevoerd dat een deugdelijk feitenonderzoek naar het huidige houderschap van de aandelen [bedrijf] dient te worden verricht.
3.2.
De rechtbank heeft de vordering van [appellante] toegewezen en, kort gezegd en voor zover hier van belang, bepaald dat de ten laste van [geïntimeerde] in executoriaal beslag genomen aandelen in [bedrijf] B.V. kunnen worden verkocht en overgedragen zoveel als nodig om de vordering en de kosten van [appellante] te kunnen voldoen, de heer [naam] aangewezen als de met de executie belaste deurwaarder en bepaald dat in het kader van de verkoop geen aanbieding aan medeaandeelhouders behoeft plaats te vinden en dat een eventuele statutaire blokkeringsregeling in zoverre buiten toepassing zal blijven.
3.3
Na te hebben geconstateerd dat het verzoek tot verkoop op de wet berust en dat de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen en niet is gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die aan toewijzing van het verzoek in de weg staan, heeft de rechtbank in rechtsoverweging 4.7 overwogen:
“Op grond van artikel 474g lid 3 Rv dient de rechtbank in de beschikking te bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de verkoop en overdracht dient te geschieden. Ten aanzien van de verkoop en levering van aandelen geldt ingevolge artikel 474g lid 4 Rv als uitgangspunt dat zoveel mogelijk de wettelijke en statutaire bepalingen inzake vervreemding en overdracht in acht dienen te worden genomen. In artikel 14 van de statuten van [bedrijf] is een blokkeringsregeling opgenomen. Voor zover de rechtbank heeft kunnen constateren, is [geïntimeerde] enig aandeelhouder. Dit blijkt uit de akte van oprichting. Het feit dat [geïntimeerde] stelt dat hij niet beschikt over een aandeelhoudersregister en de notaris heeft gevraagd een duplicaat te produceren maakt dit niet anders. Zonder feitelijke onderbouwing is immers niet aannemelijk dat [geïntimeerde] zonder dit duplicaat geen nadere informatie kan verstrekken over andere of opvolgende aandeelhouders. [geïntimeerde] heeft dergelijke feiten niet aangevoerd en dit lag wel op zijn weg. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan artikel 14 van de statuten voorbij kan worden gegaan.”
3.4
Het hoger beroep van [geïntimeerde] richt zich tegen deze rechtsoverweging. Bij memorie van grieven heeft hij aangevoerd niet over nadere informatie over andere of opvolgende aandeelhouders te beschikken en heeft hij een duplicaat van het aandeelhoudersregister overgelegd, op grond waarvan hij betoogt dat hij slechts één aandeel in [bedrijf] houdt en dat de overige 39 aandelen worden gehouden door de Stichting Duurzame Energie Texel. [appellante] heeft betwist dat uit het duplicaat volgt dat [geïntimeerde] slechts één aandeel houdt, omdat eigendom van aandelen volgt uit de daarvoor bestemde notariële akten en niet uit het aandeelhoudersregister en dat voorts geldt dat, ook als [geïntimeerde] slechts één aandeel houdt, [appellante] op grond van de beschikking bevoegd is dit aandeel te verkopen zodat de beschikking van de rechtbank ook in dat geval in stand kan blijven.
3.5
Ter zitting in hoger beroep (waarbij [geïntimeerde] niet in persoon aanwezig was) is afgesproken dat mr. Van der Velde nadere informatie aan het hof zou verschaffen. Dit heeft hij gedaan bij de onder 1 genoemde bij brief van 12 december 2022. Bij deze brief bevindt zich een e-mail van de notaris van 6 december 2022 met de volgende inhoud:
“Hierbij bevestig ik dat ik het duplicaat aandeelhoudersregister heb opgemaakt aan de hand van de in mijn archief bekende historie van de vennootschap, voorzover het betreft akten die op mijn kantoor zijn gepasseerd.
Alle akten van levering welke zijn genoemd in het aandeelhoudersregister zijn op mijn kantoor gepasseerd en dus in mijn bezit. Een kopie van de akten gaat bij dit bericht.
Ik kan niet verklaren dat het aandeelhoudersregister accuraat is, aangezien ik alleen mededeling kan doen over mij bekende gegevens en niet over eventueel op andere notariskantoren gepasseerde akten.”
De genoemde akten zijn bij de brief van 12 december 2022 gevoegd. Het betreft een akte van 13 januari 2000 waarbij [geïntimeerde] alle 40 aandelen in [bedrijf] levert aan de Engelse rechtspersoon Shadow Run Investments Ltd (waarvan [geïntimeerde] zelfstandig bevoegd bestuurder is), een akte van 17 mei 2000 waarbij Shadow Run Investments Ltd één aandeel levert aan [geïntimeerde] en een akte van 18 december 2003 waarbij Shadow Run Investments Ltd haar 39 aandelen [bedrijf] levert aan de Stichting Duurzame Energie Texel, voor een koopsom van € 17.697,- waarbij de koopsom is voldaan door overneming van een schuld ter grootte van dat bedrag van de Ltd aan [bedrijf] door de stichting. [geïntimeerde] is bij die akte betrokken geweest als vertegenwoordiger van [bedrijf].
3.6
In haar akte uitlating concludeert [appellante] dat, voor zover dit de laatst gepasseerde akten zijn, [geïntimeerde] houder van één aandeel [bedrijf] is. [appellante] handhaaft echter haar stelling dat geen grond bestaat voor vernietiging van de beschikking waarvan beroep. Voor een kostenveroordeling van [appellante] is in geen geval plaats en [appellante] verzoekt zowel in geval van bekrachtiging als in geval van vernietiging van de beschikking kostenveroordeling van [geïntimeerde], nu de thans overgelegde stukken eerder beschikbaar hadden moeten zijn,
3.7
Uit het vorenstaande volgt dat volgens de thans door [geïntimeerde] verstrekte (niet nader door [appellante] betwiste) informatie [geïntimeerde] houder is van één aandeel [bedrijf], zodat ook slechts dit aandeel in de executie kan worden betrokken. Het hof zal dit in het dictum verduidelijken. Nu er meerdere aandeelhouders zijn, dient op grond van artikel 474g lid 4 Rv de statutaire blokkeringsregeling in acht te worden genomen. Omstandigheden die zouden rechtvaardigen deze regeling buiten toepassing te laten, zijn niet gesteld of gebleken. Het hof zal de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigen, slechts voor zover dit nodig is om de genoemde wijzigingen in het dictum te verwerken. Tevens zal het hof de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht dient plaats te vinden verlengen tot een jaar na heden.
3.8
Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen de thans verstrekte informatie eerder in de procedure in te brengen. Nu hij dit pas in hoger beroep heeft gedaan, zal het hof hem veroordelen in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beslissing, voor zover deze luidt dat de “ten laste van [geïntimeerde] in executoriaal beslag genomen aandelen in [bedrijf] B.V.” kunnen worden verkocht (5.1) en voor zover daarin is bepaald dat de statutaire blokkeringsregeling buiten toepassing zal blijven (5.4) en de termijn waarbinnen de verkoop en overdracht dient plaats te vinden eindigt op 5 oktober 2022 (5.5),
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
  • bepaalt dat in 5.1 de zinsnede “de ten laste van [geïntimeerde] in executoriaal beslag genomen aandelen in [bedrijf] B.V.” dient te worden gelezen als “het ten laste van [geïntimeerde] in executoriaal beslag genomen aandeel in [bedrijf] B.V.”;
  • bepaalt dat in 5.4 de passage “(…) en er geen aanbieding aan medeaandeelhouders hoeft plaats te vinden; een eventuele statutaire blokkeringsregeling zal in zoverre buiten toepassing blijven;” komt te vervallen;
  • bepaalt dat de in 5.5 genoemde termijn wordt verlengd tot een jaar na heden..
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot heden aan de zijde van [appellante] op € 783,- aan verschotten en € 2.366,- aan salaris;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.M.M. Tillema, J.M. van den Berg en J.B. Huizink en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.