In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland. Het oorspronkelijke vonnis, gewezen op 7 september 2022, wees de vordering van [appellant] af, omdat hij niet had voldaan aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten. In hoger beroep heeft [appellant] zijn eis vermeerderd en gesteld dat hij wel degelijk aan deze informatieplichten heeft voldaan. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde], als consument, niet is verschenen en dat [appellant] voldoende informatie heeft verstrekt over de kosten en de aard van de juridische dienstverlening. Het hof oordeelt dat de vordering van [appellant] tot betaling van openstaande facturen en bijkomende kosten toewijsbaar is. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vordering van [appellant] toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties.