ECLI:NL:GHAMS:2023:900

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
23-001861-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling na tegenstrijdige verklaringen van verdachte en aangever

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, was aangeklaagd voor zware mishandeling van de aangever, waarbij de aangever letsel had opgelopen in de vorm van gebroken vingers. De tenlastelegging betrof zowel primair als subsidiair opzettelijke mishandeling op of omstreeks 1 januari 2020 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 3 april 2023 zijn de verklaringen van de verdachte en de aangever besproken, die elk een ander scenario van de gebeurtenissen presenteerden. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangever en de verdachte niet in doorslaggevende mate door ander bewijs werden ondersteund. Hierdoor was er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde mishandeling. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De kosten zijn voor beide partijen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001861-22
datum uitspraak: 17 april 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-001492-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1977,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsvrouw en de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 1 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [aangever01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken vinger(s), heeft toegebracht door op/tegen het lichaam van die [aangever01] te slaan/stompen/trappen/schoppen, terwijl die [aangever01] op de grond lag;
subsidiairhij op of omstreeks 1 januari 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [aangever01] heeft mishandeld door
  • in/op/tegen het gezicht, in elk geval het hoofd, van die [aangever01] te slaan/stompen en/of
  • in het gezicht van die [aangever01] te knijpen en/of
  • op/tegen het lichaam van die [aangever01] te slaan/stompen/trappen/schoppen, terwijl die [aangever01] op de grond lag,
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere gebroken vinger(s) ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing ten aanzien van de bewijsvraag komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De politierechter heeft de verdachte voor het subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis, met aftrek van 2 uur voor iedere dag die in verzekering is doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
De verklaringen die aangever [aangever01] en de verdachte hebben afgelegd over het incident dat zich in de ochtend van 1 januari 2020 bij de voordeur van de verdachte heeft afgespeeld, beschrijven elk een verschillend scenario. Zo verschillen de exacte plaats waar de schermutseling zich heeft afgespeeld (vóór of in de woning van de verdachte), wie de aanstichter daarvan is geweest en de volgorde waarin een en ander heeft plaatsgevonden, evenals de vraag of de verdachte de gedragingen zoals tenlastegelegd heeft begaan dan wel zich verdedigde tegen een aanval. Het in het dossier beschreven letsel van de aangever kan passen in zowel het door de aangever als het door de verdachte aangevoerde scenario, terwijl die scenario’s voor het overige niet in doorslaggevende mate worden ondersteund door enig ander in het dossier aanwezige bewijs. Gelet op deze stand van zaken is het hof van oordeel dat voor de tenlastegelegde (zware) mishandeling onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is, zodat niet is bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en hij hiervan wordt vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [aangever01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.184,29. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.684,29. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt dat de verdachte niet schuldig wordt verklaard ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [aangever01]
Verklaart de benadeelde partij [aangever01] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 april 2023.
=========================================================================
[…]