ECLI:NL:GHAMS:2023:899

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
23-001639-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor productie van mefedron met aanpassing van kwalificatie en strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het produceren van mefedron (4-MMC). Het hof bevestigde de veroordeling, maar paste de kwalificatie en strafmaat aan. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 10 juni 2022, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, terwijl de verdediging vroeg om een (deels) voorwaardelijke straf. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld in strijd met de Opiumwet en dat de productie van mefedron was bedoeld voor verdere handel. Het hof overwoog dat de verdachte geen geloofwaardige verklaring had gegeven voor zijn handelen en dat hij eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk werd de gevangenisstraf vastgesteld op 8 maanden, met inachtneming van de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht, zou in mindering worden gebracht op de opgelegde straf. Het hof vernietigde het eerdere vonnis ten aanzien van de kwalificatie en straf, maar bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001639-22
datum uitspraak: 17 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-247946-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1994,
adres: [adres01] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, behalve ten aanzien van de kwalificatie van feit 1 en de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof:
  • de bewijsoverweging zal aanvullen met het navolgende;
  • een overweging zal opnemen ten aanzien van een voorwaardelijk verzoek van de verdediging; en
  • de bewijsmiddelen zal vervangen door de bewijsmiddelen die in het geval van cassatie zullen worden opgenomen in de dan op te maken aanvulling op dit arrest.

Overwegingen van het hof

Bewijsoverweging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte geen opzet had op het bereiden, dan wel aanwezig hebben van mefedron, ook wel bekend onder de naam ‘4-MMC’. De verdachte heeft verklaard dat het zijn bedoeling was om met de stoffen en materialen in de loods, die hij voor iemand anders bewaarde,
‘3-MMC’ te maken, een stof die destijds niet verboden was in de Opiumwet. De grondstof die hij voor de productie van 3-MMC gebruikte bleek een andere stof te zijn dan hij had gedacht. Uiterlijk was niet zichtbaar dat het de verkeerde grondstof betrof. Bij gebrek aan apparatuur daarvoor kon hij het ook niet testen. Doordat hij per abuis een verkeerde grondstof gebruikte, heeft hij eveneens per abuis mefedron geproduceerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht op grond van de in geval van cassatieberoep op te maken weergave van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzet had op de tenlastegelegde feiten. Een aannemelijke, de redengevendheid van het bewijs ontkrachtende verklaring voor de in het pand van de verdachte aangetroffen situatie is door de verdachte niet gegeven. De verklaring dat hij is gaan experimenteren met spullen en grondstoffen die hij van een zekere [naam01] (van wie hij de achternaam niet weet te noemen) in bewaring had gekregen, om vervolgens per ongeluk de verboden stof mefedron te produceren, acht het hof volstrekt ongeloofwaardig. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat deze verklaring eerst ter terechtzitting in hoger beroep is afgelegd en geen steun vindt in de overige stukken van het dossier. Bovendien neemt het hof in aanmerking dat in de loods een professioneel drugslaboratorium is aangetroffen, dat in de productieruimte een door de verdachte met de hand geschreven briefje is aangetroffen (LFO-nummer P14), waarover een expert van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen heeft gerelateerd dat de aantekeningen lijken te passen bij het vervaardigen van mefedron (p. 45) en dat de verdachte zelf heeft verklaard dat hij over chemische kennis beschikt, zodat het niet voorstelbaar is dat hij zich heeft vergist in de door hem gebruikte grondstof en hij vervolgens ook niet doorhad dat er inmiddels al 10 liter 4-MMC en niet 3-MMC was geproduceerd.
Overweging ten aanzien van het voorwaardelijk verzoek
De raadsvrouw heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om – zo begrijpt het hof – nader onderzoek te doen naar de achtergrond van de melding van Meld Misdaad Anoniem (verder: MMA-melding) die het startpunt vormde voor het onderhavige opsporingsonderzoek, in het geval dat het hof van oordeel is dat er vraagtekens zijn te stellen bij de bron van de MMA-melding. De raadsvrouw heeft in dit verband gewezen op een strafrechtelijk onderzoek waarin de verdachte als getuige wordt gehoord door de rechter-commissaris in de rechtbank Noord-Holland.
Het hof overweegt als volgt.
Bij de politie kwam de MMA-melding binnen dat bij het bedrijf [bedrijf01] gelegen aan de [adres02] vermoedelijk synthetische drugs worden geproduceerd, dat is gezien dat er meerdere blauwe vaten het pand zijn binnengebracht, dat [verdachte01] de eigenaar van het bedrijf is en dat [verdachte01] in het verleden al vaker door de politie is gepakt in verband met drugsgerelateerde zaken.
Deze melding is concreet en is geverifieerd aan de hand van gegevens van de Kamer van Koophandel en de RDW, waaruit bleek dat het bedrijf een autohandel betrof terwijl er kennelijk geen handelsvoorraad was, en aan de hand van de antecedenten van de verdachte, onder meer inhoudende dat hij is veroordeeld voor een delict met betrekking tot synthetische drugs en hij hoofdverdachte is in een strafzaak waarbij grote hoeveelheden drugs in een loods zijn aangetroffen. Op grond hiervan is de MMA-melding terecht gebruikt als start voor het daaropvolgend onderzoek, waaronder de doorzoeking van het in de melding genoemde perceel. Het hof ziet geen reden om nader onderzoek te gelasten naar de inhoud en/of de herkomst van de MMA-melding, zodat het voorwaardelijk verzoek wordt afgewezen. Het enkele gegeven dat de verdachte als getuige wordt gehoord in een (ander) strafrechtelijk onderzoek maakt dit niet anders.
Strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde
Kwalificeert het onder 1 bewezenverklaarde als volgt:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, om te dienen als stok achter de deur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het produceren en aanwezig hebben van mefedron, met behulp van een drugslaboratorium in een loods. De verdachte had daarvoor een grote hoeveelheid chemische grondstoffen en materialen aanwezig. Gezien de grootschalige opzet van het laboratorium en de aanzienlijke hoeveelheid reeds aangetroffen mefedron, kan het naar het oordeel van het hof niet anders zijn dan dat de productie van mefedron bedoeld was voor verdere handel. Hiermee heeft de verdachte bijgedragen aan de instandhouding van het illegale drugscircuit. Algemeen bekend is dat de productie en handel van drugs gepaard gaan met (zware) criminaliteit, gevaar voor de omgeving en milieuschade. Het gebruik van drugs heeft ook nadelige maatschappelijke gevolgen zoals gezondheidsschade voor gebruikers. De verdachte heeft bij het plegen van de feiten gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2023 is hij eerder voor onder meer het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verdovende middelen onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De proeftijd van het voorwaardelijk gedeelte van die veroordeling was nog geen jaar verstreken ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten. Dit weegt in het nadeel van de verdachte mee.
Vanwege de ernst van het feit en de recidive is het hof van oordeel dat de tenlastegelegde feiten niet anders kunnen worden afgedaan dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf – nu de verdachte gezien de recidive geen gedragsverandering laat zien – geen doel dient.
Het hof heeft tot slot rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte na het plegen van de onderhavige feiten bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 december 2022, met parketnummer 15-871664-16, (weliswaar niet-onherroepelijk) is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 85 maanden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de kwalificatie van het onder 1 bewezenverklaarde feit en ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 april 2023.
=========================================================================
[…]