ECLI:NL:GHAMS:2023:898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
23-001409-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door stelselmatig contact met slachtoffer en inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1975, was eerder vrijgesproken van belaging, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van vijf maanden stelselmatig contact heeft gezocht met het slachtoffer, [benadeelde01], door haar te bellen, sms'en, en haar op te zoeken op haar werkplek. De verdachte heeft ook briefjes in de brievenbus van het slachtoffer achtergelaten. Het hof oordeelt dat deze gedragingen een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormen en kwalificeert dit als belaging. De verdachte is niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraken van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Tevens is de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van €750,00 voor immateriële schade.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001409-22
datum uitspraak: 17 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-046978-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1975,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman, de benadeelde partij en het slachtoffer naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem
onder 1 cumulatief terzake de belaging van [slachtoffer01] en onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 juli 2021 tot en met 17 januari 2022 te Diemen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde01] , in elk geval van een ander of anderen, met het oogmerk die
, in elk geval die ander(en) te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, door:
  • eenmaal of meermalen te bellen en/of te Whatsappen en/of sms-en en/of
  • eenmaal of meermalen met een voertuig (stapvoets) naast voornoemde [slachtoffer01] en/of [benadeelde01] te rijden en/of daarbij de vinger langs de keel te halen (keelgebaar) en/of
  • eenmaal of meermalen voornoemde personen uit te schelden en/of
  • eenmaal of meermalen briefjes door de brievenbus te gooien;
  • meermalen [benadeelde01] in en/of voor de deur van de [winkel] (werklocatie [benadeelde01] ) op te zoeken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken. Daartoe is aangevoerd dat van bepaalde tenlastegelegde gedragingen niet kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, zoals het versturen van whatsappberichten, het met de auto langs [slachtoffer01] (verder: [slachtoffer01] ) en/of [benadeelde01] (verder: [benadeelde01] ) [benadeelde01] rijden en daarbij de vinger langs de keel halen en het uitschelden. De verdachte ging vrijwel dagelijks naar de [winkel] om boodschappen te doen en niet om [benadeelde01] , die daar werkzaam was, op te zoeken. De verdachte heeft wel een paar keer contact gezocht met [benadeelde01] door haar te bellen en haar sms’jes te sturen, maar deze kunnen naar hun aard en frequentie niet als een indringende inbreuk op het persoonlijke leven van [benadeelde01] worden aangemerkt en zijn al helemaal niet stelselmatig geweest. De briefjes die door de verdachte in de brievenbus van de (toenmalige) woning van [slachtoffer01] en [benadeelde01] zijn gegooid, waren evident gericht op [slachtoffer01] en hadden niet het oogmerk om een inbreuk op het persoonlijke leven van [benadeelde01] te maken.
Het hof overweegt als volgt.
[benadeelde01] heeft verklaard dat zij op 4 juli 2021 met haar vriend in de auto zat en toen door een onbekend nummer is gebeld. Zij beantwoordde de telefoon niet en kreeg direct daarna een sms’je met de tekst: “Waar ben jij nou mee bezig”. [benadeelde01] stuurde een sms’je terug met de vraag van wie het bericht afkomstig was, waarna geantwoord werd dat het haar buurman [verdachte01] was. Hierna werd er enkele keren met het onbekende telefoonnummer naar [benadeelde01] gebeld. Uiteindelijk heeft [benadeelde01] opgenomen. Zij kreeg een haar onbekende man aan de telefoon die vertelde dat hij haar van de [winkel] kende en dat hij het gevoel had dat er wat tussen hen was. [benadeelde01] heeft toen gevraagd of de man haar niet meer lastig wilde vallen. Die avond kreeg [benadeelde01] nog meer sms’jes. De volgende dag heeft [slachtoffer01] , de vader van [benadeelde01] , de verdachte aangesproken en hem gezegd dat hij [benadeelde01] niet meer lastig mocht vallen. Op
22 en 28 augustus 2021 kreeg [benadeelde01] opnieuw sms’jes. De sms van 28 augustus 2021 luidt: “Mag ik niet meer zo vaak [winkel] komen, van je”. Die dag lag er ook een briefje in de brievenbus van de woning van [benadeelde01] en haar vader met onder meer de navolgende tekst: “de reden waarom ze wil dat ik niet meer [winkel] kom is dat als jullie in het weekend weg zijn de chef van de [winkel] met de rode audi A3 in je bed ligt…”. Op 7 september 2021 is door de politie met de verdachte een stopgesprek gevoerd. [benadeelde01] heeft verklaard dat zij ook na die datum door de verdachte is lastig gevallen. De verdachte kwam dagelijks [winkel] langs, rekende altijd bij haar kassa af en liep rondjes om haar heen als zij vakken stond te vullen. Ook reed hij haar op straat meerdere keren binnen korte tijd langzaam voorbij, terwijl hij haar intimiderend aankeek. Op 9 januari 2022 lag er opnieuw een briefje in de brievenbus met de tekst: “Nieuwe auto [naam01] mooi”.
De verklaring van [benadeelde01] vindt onder meer steun in de verklaring van de verdachte en de verklaring van de vader van [benadeelde01] .
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat [benadeelde01] met hem heeft geflirt, dat er een chemie tussen hen was, dat hij voelde dat zij verliefd op hem was en dat de hele [winkel] dat ook wist. Ook heeft hij verklaard dat zij bij hem in de buurt woonde, hij haar zag als zij de hond uitlieten, dat hij haar een leuke verschijning vond, dat ze naar elkaar keken en naar elkaar lachten, hij nog nooit met haar gesproken had, maar dat hij via internet haar telefoonnummer had achterhaald en haar vervolgens één keer heeft gebeld en verschillende keren (humor) sms’jes heeft gestuurd. Ook heeft hij verklaard dat de vader van [benadeelde01] het niet goed vond dat [benadeelde01] contact met hem had, dat [benadeelde01] telkens wegrende als zij hem zag en dat [benadeelde01] op een gegeven moment met een werknemer van de [winkel] ging flirten om hem jaloers te maken en dat de Audi om diezelfde reden toen wel vijftien keer expres voor haar deur stond. Verder heeft de verdachte verklaard dat hij de briefjes heeft gestuurd, dat hij 4 of 5 keer per week [winkel] kwam, dat hij een paar keer tegen de baas van de [winkel] heeft gezegd dat [benadeelde01] hem provoceerde en dat hij 4 keer per dag de hond uitliet en dan langs de woning van [benadeelde01] kwam.
De vader van [benadeelde01] heeft verklaard dat zijn dochter lastig werd gevallen door de verdachte, dat er briefjes in de bus waren gedaan en dat hij eind september, begin oktober 2021 de honden uitliet en toen door de verdachte, die stapvoets reed, is gevolgd.
Voor een bewezenverklaring van belaging is vereist dat sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangever(s). Daarbij zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, alsook de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer van belang. Naarmate het gedrag vaker voorkomt kan er eerder van stelselmatigheid worden gesproken, maar dat betekent evenwel niet dat een relatief korte duur en/of een beperkte frequentie van gedragingen het bestaan van stelselmatigheid altijd uitsluit; zeker niet wanneer de inbreuk in de persoonlijke levenssfeer als zeer indringend kan worden aangemerkt.
Het hof overweegt dat de verdachte in een periode van ruim 5 maanden contact heeft gezocht met [benadeelde01] en dat gezien de aard, inhoud en intensiteit van de gedragingen en de omstandigheden waaronder zij hebben plaatsgevonden, een zodanige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde01] , dat dit als belaging dient te worden aangemerkt. Uit het dossier blijkt dat de verdachte [benadeelde01] leuk vond en dat hij dacht dat zij met hem flirtte. Nadat [benadeelde01] en haar vader hem hadden medegedeeld dat de aantrekking niet wederzijds was en nader contact niet gewenst was, bleef de verdachte op vervelende, opdringerige en indringende wijze contact zoeken met [benadeelde01] . Uit de inhoud van de briefjes en sms’jes, de verklaringen van [benadeelde01] en haar vader en de verklaring van de verdachte zelf blijkt dat de verdachte contact met [benadeelde01] zocht, haar in de gaten hield en lastigviel door met zijn auto langs haar te rijden en haar [winkel] op te zoeken. Anders dan de verdediging heeft betoogd is het hof van oordeel dat bij het langsrijden geen sprake was van toeval, nu uit de verklaring van [benadeelde01] volgt dat dit in korte tijd meerdere keren voorkwam en de verdachte daarbij langzaam reed en indringend naar haar keek. Ook gaat het hof niet mee in de verklaring dat de verdachte de [winkel] enkel bezocht omdat hij boodschappen nodig had. Uit de verklaring van [benadeelde01] blijkt dat de verdachte altijd naar haar kassa ging en hij rondjes om haar heen liep als zij vakken stond te vullen, hetgeen niet overeenkomt met normaal winkelgedrag. Bovendien blijkt ook uit de verklaring van de verdachte zelf dat hij [winkel] maar ook op straat een meer dan gewone aandacht voor [benadeelde01] had. Zo heeft hij immers verklaard dat [benadeelde01] expres met een medewerker zou flirten en een Audi voor haar woning zou parkeren om hem jaloers te maken en dat hij de leidinggevende van [benadeelde01] bij de [winkel] een aantal keren heeft aangesproken op haar gedrag. Door als (oudere) onbekende buurtgenoot ongevraagd het telefoonnummer en adresgegevens van [benadeelde01] te achterhalen, contact met haar op te nemen en zich vervolgens tegen haar uitdrukkelijke wens in op voornoemde indringende wijze te gedragen, hetgeen angst en een gevoel van onveiligheid veroorzaakte bij [benadeelde01] , zijn naar het oordeel van het hof de hierna in de bewezenverklaring genoemde handelingen van de verdachte, bezien in de genoemde context, aan te merken als belaging. Het verweer wordt daarom verworpen.
Met de politierechter is het hof van oordeel dat gedragingen die bestaan uit het lastigvallen van [slachtoffer01] , de vader van [benadeelde01] , gericht waren op [benadeelde01] en niet op de belaging van [slachtoffer01] zelf.

Voorwaardelijk verzoek

De verdediging heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om, in het geval dat het hof het gedeelte in de tenlastelegging over het opzoeken van [benadeelde01] in de [winkel] bewezen verklaart, [getuige01] en
[getuige02] als getuigen te horen. Het hof zal dit onderdeel van de tenlastelegging bewezen verklaren, waarmee in zoverre aan de voorwaarde is voldaan. Nu het hof de verklaringen van [getuige01] en [getuige02] niet voor het bewijs bezigt en ook overigens de noodzaak om hen te horen niet is gebleken, wijst het hof het voorwaardelijk verzoek af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 4 juli 2021 tot en met 17 januari 2022 te Diemen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde01] , met het oogmerk
te dwingen iets te dulden, door:
  • te bellen en meermalen te sms’en en
  • meermalen met een voertuig stapvoets naast voornoemde [benadeelde01] te rijden en
  • briefjes door de brievenbus te gooien en
  • meermalen [benadeelde01] in de [winkel] (werklocatie [benadeelde01] ) op te zoeken.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn bijzondere voorwaarden gesteld, namelijk (kort weergegeven) een behandelverplichting, een contactverbod met [slachtoffer01] en [benadeelde01] , een locatieverbod en een verplichting om mee te werken aan het verkrijgen van dagbesteding. Deze bijzondere voorwaarden zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter is opgelegd, inclusief de gestelde bijzondere voorwaarden, met dien verstande dat de bijzondere voorwaarde betreffende het locatieverbod komt te vervallen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van een jonge vrouw en daardoor een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Het gedrag van de verdachte was voor het slachtoffer beangstigend en zorgde ervoor dat zij ’s avonds niet graag meer op straat durfde te komen, uit angst om de verdachte tegen te komen. Hiermee heeft de verdachte de vrijheid van het slachtoffer om te gaan en staan waar zij wilde beperkt. De belaging is des te kwalijker nu de verdachte dicht bij het slachtoffer woonde, waardoor zij zich ook thuis onveilig voelde, en de aangeefster ook op haar werkplek opzocht, waardoor zij zich ook daar niet veilig kon voelen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsadviezen die over de verdachte zijn opgemaakt, waaronder een reclasseringsadvies van 20 maart 2023. Daarin staat dat de verdachte tijdens zijn reclasseringscontacten weinig openheid van zaken geeft. Hij houdt zich wel aan de behandelafspraken bij Inforsa, dat een passender behandeling kan bieden dan de Waag. De behandelaar kon nog niet aangeven of het recidiverisico, dat als gemiddeld tot hoog wordt ingeschat, al is afgenomen. De reclassering vindt dat de verdachte weinig coöperatief is en een houding toont waarbij hij zich bagatelliserend en vermijdend opstelt. Het begeleidingstraject op het gebied van dagbesteding of (vrijwilligers)werk is nog niet van de grond gekomen. De reclassering adviseert om het reclasseringstoezicht voort te zetten en (samengevat) de volgende bijzondere voorwaarden te stellen:
  • een meldplicht bij de reclassering;
  • een ambulante behandeling door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener;
  • een contactverbod met [benadeelde01] en [slachtoffer01] ;
  • een locatieverbod bij een [winkel] -supermarkt te [plaats01] (de werkplek van [benadeelde01] );
  • het meewerken aan het verkrijgen van dagbesteding in de vorm van (vrijwilligers)werk.
Het hof acht, naast een taakstraf, oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur geboden, zodat de verdachte ervan wordt doordrongen dat hij zich niet nogmaals aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig dient te maken. Het hof verenigt zich, op het locatieverbod na, met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en zal deze op hierna te noemen wijze overnemen. Het hof zal geen locatieverbod opleggen, aangezien [benadeelde01] ter terechtzitting heeft aangegeven dat zij niet meer [winkel] in [plaats01] werkt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden, passend en geboden.
Het hof zal de te stellen voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, aangezien het bewezenverklaarde feit niet een gedraging bevat die onmiskenbaar gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, ook niet als de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd in de beoordeling worden betrokken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]

De benadeelde partij [benadeelde01] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van immateriële schade. Deze bedraagt € 1.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 750,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Naar het oordeel van het hof zijn de ernst van de normschending door de verdachte en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer van dien aard dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze, als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen dat als rechtstreeks gevolg van het handelen van de verdachte de benadeelde partij zich geruime tijd zeer angstig en onveilig heeft gevoeld en nog voelt, zoals is toegelicht in de vordering tot schadevergoeding en ter terechtzitting. Het hof zal de omvang van de immateriële schade naar de maatstaf van billijkheid schatten op € 750,00. Daarbij is in het bijzonder gelet op de aard van de inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij, de voor haar angstige wijze waarop dit is gebeurd, alsook op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend.
De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van hetgeen aan hem onder 1 cumulatief terzake de belaging van [slachtoffer01] en onder 2 is tenlastegelegd.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op afspraken met de reclassering te melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich ambulant laat behandelen door Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [benadeelde01] (geboortedatum [geboortedatum02] -1996) en [slachtoffer01] (geboortedatum
[geboortedatum03] -1956), zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het verkrijgen van een dagbesteding in de vorm van vrijwilligerswerk of een betaalde baan, ook als dat inhoudt meewerken aan het traject via Werk Participatie en Inkomen (WPI), Roads of een andere soortgelijke instelling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 17 januari 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. N.E. Kwak en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 april 2023.
=========================================================================
[…]