ECLI:NL:GHAMS:2023:886

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.318.690/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de afwijzing van een verzoek tot omgangsregeling tussen een moeder en haar kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om een omgangsregeling met haar kinderen vast te stellen. De moeder had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank, dat op 20 oktober 2022 werd afgewezen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, omdat het verzoek van de moeder op dat moment niet in het belang van de kinderen werd geacht. De kinderen hebben behoefte aan voorspelbaarheid en stabiliteit, en de moeder heeft tot nu toe onvoldoende aangetoond dat zij deze kan bieden. Het hof benadrukt dat de moeder eerst moet laten zien dat zij afspraken nakomt, aanwezig is bij de omgangsmomenten en bereikbaar is voor hulpverlening. De moeder had verzocht om een omgangsregeling waarbij zij eens per maand twee uur met de kinderen in een speeltuin zou kunnen zijn, maar het hof oordeelt dat de huidige omgangsregeling, zoals vastgesteld door de gecertificeerde instelling (GI), het meest passend is voor de kinderen. De GI heeft aangegeven dat de omgangsmomenten goed verlopen wanneer de moeder aanwezig is, maar dat zij vaak haar afspraken niet nakomt. De raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen, omdat het belangrijk is dat de moeder haar afspraken nakomt om de stabiliteit voor de kinderen te waarborgen. Het hof concludeert dat de moeder de komende periode kan gebruiken om haar leven op orde te krijgen, zodat zij in de toekomst kan laten zien dat zij in staat is om een betrouwbare ouder te zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.318.690/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/721005 / FA RK 22/4738
Beschikking van de meervoudige kamer van 18 april 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L.H.E.M. Berendse-de Gruijl te Rotterdam,
en
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: GI.
Als belanghebbenden zijn (verder) aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] );
- [de pleegouders] (hierna ook te noemen: de pleegouders van [minderjarige 1] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 20 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 11 november 2022 in hoger beroep gekomen van de hiervoor genoemde beschikking van de rechtbank van 20 oktober 2022.
2.2
De GI heeft op 23 december 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is verder het volgende stuk binnengekomen:
- een e-mailbericht van de pleegouders van [minderjarige 1] van 1 februari 2023.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 6 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- Mr. V. de Roo, kantoorgenoot van - en waarnemend voor - mr. Berendse-de Gruijl;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
De vertegenwoordiger van de GI en de pleegvader van [minderjarige 1] hebben via telehoren deelgenomen aan de mondelinge behandeling.
De moeder is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet in persoon verschenen.

3.De feiten

3.1
De kinderen van de moeder zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats C] (Duitsland);
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2017 te [plaats D] ;
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2020 te [plaats D] , en
- [minderjarige 4] (hierna te noemen: [minderjarige 4] ), geboren [in] 2021 te [plaats E] .
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden hierna gezamenlijk ook ‘de kinderen’ genoemd.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 oktober 2017 is het gezag van de moeder en dat van de vader, [de vader] , over [minderjarige 1] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd. Bij beschikking van 1 juni 2022 is door voornoemde rechtbank de GI ontslagen van de voogdij over [minderjarige 1] en zijn de pleegouders van [minderjarige 1] benoemd tot voogd.
3.3
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 17 oktober 2017 is het gezag van de moeder over [minderjarige 2] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd.
3.4
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 november 2021 is het gezag van de moeder over [minderjarige 3] beëindigd en is de GI benoemd tot voogd.
3.5
[minderjarige 4] is ook uit huis geplaatst en verblijft in hetzelfde pleeggezin als [minderjarige 3] .
[minderjarige 2] verblijft in een ander pleeggezin.
[minderjarige 1] verblijft sinds 17 juli 2017 bij de pleegouders.
3.6
De moeder woont bij de vader van [minderjarige 4] .
3.7
De moeder heeft onder regie van de GI één keer per twee maanden omgang met de kinderen. De omgangsmomenten vinden plaats bij [jeugdzorg] te [plaats F] .

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de moeder om een omgangsregeling tussen haar en de kinderen vast te stellen, afgewezen. De moeder had een omgangsregeling verzocht waarbij zij eens per maand twee uur omgang heeft met de kinderen in een speeltuin, met alle kinderen tegelijk of achter elkaar op dezelfde dag. Daarbij verzocht de moeder dat wanneer het fysieke omgangsmoment niet door kan gaan, het omgangsmoment wordt vervangen door videobellen en dat eens per halfjaar een dagdeel voor een uitstapje met de kinderen wordt bepaald.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, een omgangsregeling tussen haar en de kinderen vast te stellen, inhoudende dat:
- de moeder eens per maand twee uur omgang heeft met de kinderen in een speeltuin, tegelijkertijd of achter elkaar op dezelfde dag;
- voor het geval het omgangsmoment niet door kan gaan, door bijvoorbeeld ziekte of familieomstandigheden bij één van de partijen, het fysieke omgangsmoment wordt vervangen door videobellen;
- eens per halfjaar voor de duur van een dagdeel een uitstapje naar bijvoorbeeld een dierentuin met alle kinderen tegelijkertijd plaatsvindt, dan wel met iedere minderjarige apart;
- dan wel een omgangsregeling vast te stellen die volgens het hof passend is en die in ieder geval ruimer is dan de huidige omgangsregeling.
4.3
De GI verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:377a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de niet met het gezag belaste ouder het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De rechter stelt op grond van artikel 1:377a lid 2 BW op verzoek van de ouders of een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De standpunten van partijen
5.2
De moeder stelt zich op het standpunt dat de rechtbank haar verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling ten onrechte heeft afgewezen. Zij is zich bewust van het belang van het nakomen van de omgangsregeling. De omgangsmomenten verlopen naar de mening van de moeder goed en zij heeft deze pas twee keer afgezegd. Als de omgangsmomenten langer duren, zal de kwaliteit van de omgang beter zijn. Ook wil zij dat de omgangsmomenten niet in een speelkamer bij Vigere plaatsvinden, maar op een andere locatie, bijvoorbeeld buiten. Het is dan namelijk mogelijk om activiteiten te ondernemen en zo kunnen de kinderen het gevoel krijgen dat de moeder een rol in hun leven speelt. Verder werkt zij hard aan het creëren van stabiliteit in haar leven. De eenmalige terugval in drugsgebruik die zij heeft gehad doet niet af aan de positieve stappen die zij heeft gezet, aldus de moeder.
5.3
De GI heeft naar voren gebracht dat, als de moeder er is, de omgangsmomenten van de moeder met de kinderen goed verlopen. Er is sprake van een warm en fijn contact. De moeder komt haar afspraken echter vaak niet na. Zo heeft zij in december 2022 op het laatste moment de omgang met [minderjarige 4] afgezegd. Dit niet nakomen van de afspraken zorgt voor teleurstelling bij zowel de kinderen als de betrokken pleegouders. Verder is de moeder door De Brijder uitgenodigd voor een intakegesprek op 8 december 2022, maar hier is zij niet verschenen. De Brijder heeft dan ook, mede omdat zij twijfelen aan de geschiktheid van de moeder voor een verblijf in de kliniek, het dossier gesloten. Ook is de moeder regelmatig onbereikbaar. De GI heeft nu de omgangsmomenten van de moeder met de kinderen voor 2023 vastgesteld op de volgende data: 1 maart, 10 mei, 6 september en 29 november. Deze bezoeken vinden plaats in de speelkamer van Vigere in [plaats F] . De kwaliteit van deze omgangsmomenten moet eerst op peil zijn, voordat de frequentie of duur daarvan kan worden uitgebreid. De GI heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven, vanwege het verzoek van de moeder, te willen onderzoeken of het mogelijk is om de omgangsmomenten op een andere locatie dan die in [plaats F] te laten plaatsvinden.
5.4
De pleegvader van [minderjarige 1] heeft ter zitting in hoger beroep verklaard dat [minderjarige 1] zich op dit moment zowel op school als in haar sociale contacten goed ontwikkelt. [minderjarige 1] heeft regelmatig via videobellen contact met haar vader, die in Amerika woont. Met haar moeder heeft [minderjarige 1] alleen tijdens de omgangsmomenten contact. De moeder is echter vaak afwezig bij de omgangsmomenten en [minderjarige 1] is zich hier steeds beter van bewust. De pleegouders hebben daarom besloten [minderjarige 1] niet meer voor te bereiden op de omgangsmomenten, om teleurstelling bij haar te voorkomen. De pleegouders zijn voorstander van contact tussen [minderjarige 1] en de moeder, maar dan moet de moeder wel haar afspraken nakomen. Wanneer dit een tijd goed gaat, zijn zij bereid om te kijken of een uitbreiding van de omgangsregeling mogelijk is. Verder staan de pleegouders op dit moment niet open voor een omgangsmoment bij hen thuis, vanwege een negatieve ervaring in 2019, aldus de pleegvader van [minderjarige 1] .
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft het hof ter zitting geadviseerd de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is in het belang van de kinderen dat zij omgang met de moeder hebben. De moeder moet echter wel haar afspraken nakomen. Door alle partijen wordt tijd en moeite geïnvesteerd in het contact tussen de kinderen en de moeder, maar als de moeder in het nakomen van de afspraken onvoldoende betrouwbaar is, heeft dat een negatief effect op de kinderen. Op dit moment is de door de GI bepaalde omgangsregeling voor 2023 het meest passend voor de kinderen. Het is van belang dat de moeder eerst laat zien dat zij haar afspraken kan nakomen, zodat daarna gekeken kan worden naar het eventueel uitbreiden van die omgangsregeling. Verder is het van belang dat de kinderen onderling omgang hebben met elkaar, aldus de raad.
De beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt.
De moeder geeft aan dat de omgangsmomenten goed verlopen en ook de GI bevestigt dat er sprake is van een warme band tussen de moeder en de kinderen. De moeder stelt dat zij hard werkt aan het creëren van stabiliteit in haar leven. Zij wenst daarom dat de omgangsmomenten met de kinderen in frequentie en duur worden uitgebreid. Het hof komt echter tot het oordeel dat een uitbreiding van de huidige omgangsregeling op dit moment niet in het belang van de kinderen is. Hoewel de moeder positieve stappen zet, lukt het haar (nog) niet om alle gemaakte afspraken na te komen. In juli en september 2022 heeft zij zich op het laatste moment afgemeld voor de omgangsmomenten met de kinderen. Recent, in december 2022, heeft de moeder op het laatste moment de geplande omgang met [minderjarige 4] afgezegd. Verder is de moeder regelmatig niet bereikbaar voor de GI, de hulpverlening en andere betrokken instanties. Zij is zonder bericht niet verschenen bij de mondelinge behandeling in hoger beroep en waarnemend advocaat mr. de Roo heeft verklaard dat zij voorafgaand aan de zitting geen contact met de moeder heeft kunnen krijgen. Ook tijdens het verblijf van de moeder en [minderjarige 4] vanaf 8 oktober 2021 in een Moeder-Kindhuis bleek dat het voor haar moeilijk was om zich aan verschillende afspraken te houden en dat zij in juli 2022 een terugval in drugsgebruik heeft gehad, waardoor zij het Moeder-Kindhuis moest verlaten en [minderjarige 4] uit huis werd geplaatst. In het kader van deze terugval is zij door De Brijder uitgenodigd voor een intakegesprek in december 2022, waar zij niet is verschenen en onbereikbaar bleek te zijn.
Het door de moeder niet nakomen van afspraken en niet komen opdagen bij de omgangsmomenten zorgt voor teleurstelling bij de kinderen. Deze teleurstelling is met name voelbaar bij de oudste twee kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , omdat zij inmiddels op een leeftijd zijn waarbij zij zich meer bewust zijn van de situatie. Bovendien steken de betrokken pleegouders tijd en energie in het voorbereiden van de kinderen op de omgangsmomenten. Wanneer de moeder niet komt opdagen, zorgt dit ook bij de pleegouders voor teleurstelling en leidt dit tot verloren tijd en moeite. Het hof is van oordeel dat de kinderen voorspelbaarheid en stabiliteit nodig hebben en dat de moeder tot op heden onvoldoende heeft laten zien dat zij dit aan de kinderen kan bieden. De moeder dient, voordat een uitbreiding van de omgang aan de orde kan zijn en van een vaststelling van een omgangsregeling zoals door haar verzocht sprake kan zijn, eerst te laten zien dat zij gemaakte afspraken kan nakomen, dat zij verschijnt bij de omgangsmomenten en dat zij (telefonisch) bereikbaar is voor de hulpverlening. De komende periode kan zij gebruiken om haar leven op orde te krijgen, zodat zij tijd en energie aan haar kinderen kan besteden. Daarbij is het van belang dat de kinderen, de GI en de betrokken pleegouders op de moeder kunnen vertrouwen. Daarna kunnen de GI en de pleegouders van [minderjarige 1] onderzoeken of de omgangsmomenten eventueel in duur en/of frequentie kunnen worden uitgebreid. In dit kader hebben zowel de GI als de pleegouders van [minderjarige 1] verklaard dat wanneer de omgangsmomenten goed verlopen en de moeder haar afspraken nakomt, zij ervoor open staan om de omgangsmomenten te evalueren en zo mogelijk uit te breiden.
5.7
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M.C. Louwinger-Rijk, C.E. Buitendijk en J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh, als griffier en is op 18 april 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.